Make-over voor het arbeidsmarktbeleid

LUC SELS

De regering heeft na vele jaren slap debat de kogel door de kerk gejaagd. We zullen langer werken! Is de kous daarmee af en de sociale zekerheid gered? Neen, want het is too little, too late. De eerste simulaties leren dat de verstrenging van vervroegd en brugpensioen onvoldoende is om in 2020 de helft van de 55-plussers, laat staan de beoogde 73,2 procent van de 20- tot 64-jarigen, aan het werk te hebben. Recentelijk onderzochten we welke de hoekstenen zijn van een arbeidsmarktbeleid dat langere loopbanen combineert met hogere herintredekansen voor werkloze 50-plussers. We schetsen de conclusies in een beknopt regeerprogramma.

1. Beste Elio, verduidelijk aan de modale Belg welke loopbaan hij verwacht wordt te presteren. Bepaal hoeveel actieve arbeidsjaren hij in zijn loopbaan moet presteren en specificeer welke periodes van niet-werken in welke mate gelijkgesteld worden. Doe dat zo dat werken altijd aantrekkelijker is dan niet werken. Praat minder over leeftijden. Nu moéten we op 65 met pensioen, mógen we er op 62 vervroegd mee stoppen, kúnnen we op 58 of op 60 met brugpensioen, zíjn we op 55 een oudere werknemer. Alsof we op die leeftijden één grijze meute vormen, zonder verschil in inzetbaarheid en weerbaarheid.

2. Hervorm ons systeem van arbeidsbescherming zodat mobiliteit niet langer bestraft wordt, minder nadruk ligt op bescherming tegen ontslag, meer aandacht gaat naar een recht op hertewerkstelling. Want hoe sterker je de werkenden beschermt tegen ontslag, hoe lastiger de werkzoekenden het hebben om een plaats op de arbeidsmarkt te krijgen. Door opzegvergoedingen te laten oplopen met toenemende anciënniteit, creëer je bovendien een gouden kooi. Vrijwillig veranderen naar een baan die misschien beter past bij de capaciteiten van een ouder wordende werknemer wordt hierdoor ontmoedigd.

3. Trek het debat over de loonkosten open naar een gesprek over de loonkloof. In landen waar de loonspanning tussen jong en 50-plus groot is, hebben werkloze 50-plussers weinig kans op herintrede. Vooral bij ambtenaren en bedienden kennen we een snel stijgende loon-leeftijdcurve die niet strookt met de parabolische relatie tussen leeftijd en productiviteit. Anciënniteitsbeloning sterkt ook het idee-fixe dat álle 50-plussers dure vogels zijn. Het is overigens begrijpelijk dat een werkloze 50-plusser die zijn loon een loopbaan lang gestaag zag stijgen, weinig offerbereid is in de zoektocht naar werk. Geef daarom piekloonsystemen een kans. In zo’n systeem daalt het loon weer in het laatste deel van de loopbaan, in ruil voor extra jaren relatieve werkzekerheid.

4. Hervorm de werkloosheidsuitkering ten gronde. Werkloze 50-plussers gaan sneller weer aan het werk in landen met meer degressieve uitkeringen. In early exit-culturen daarentegen versterken uitkeringen vaak het gevoel dat vroegtijdige uittrede gerechtvaardigd is. De uitkering als toegangspoort tot inactiviteit. We gaven in een eerdere column aan dat een degressief systeem ‘slim’ ontworpen kan worden, op een manier die niet hoeft te leiden tot bestaansonzekerheid en een stijgend aantal working poor: door te starten met hoge uitkeringen, de duurtijd te laten variëren met de stand van de conjunctuur of de loopbaanfase en de vervangingsuitkering geleidelijk te laten overgaan naar een activeringspremie.

5. Activeer werkzoekenden én werkgevers. In Vlaanderen is de stap gedaan richting activering tot 58 jaar. Veralgemeen dit over regio’s, doelgroepen en leeftijdsgrenzen heen. Maar doe dit geleidelijk. Simulaties wijzen immers uit dat tegen 2020 bijna 45 procent van de werklozen 50-plus zou zijn. Als die groep zo groot wordt, dreigt crowding-out: dalende herintredekansen doordat te veel 50-plussers tegelijk op zoek moeten naar schaarse jobs. Vul activering van werklozen ook aan met incentivering van werkgevers.

6. Heb oog voor álle onbenut potentieel. Staar u niet blind op het einde van de loopbaan. De te lage werkgelegenheidsgraad is niet alleen te wijten aan samengebalde carrières. Zoek de progressiemarge daarom in alle fasen van de loopbaan. Of vindt u het normaal dat Henegouwen 36,9 procent jeugdwerkloosheid kent, dat in de nochtans jonge Brusselse bevolking amper 59 procent van de 20- tot 64-jarigen aan het werk is, dat de Waalse activiteitsgraad nog geen 70 procent bedraagt?

Maar vergeet niet, it’s the demand side! Arbeidsmarktbeleid is niet de motor van jobcreatie, hoogstens de smeerolie.

De auteur is decaan van de faculteit Economie en Bedrijfsweten-schappen aan de KU Leuven .

Hoe sterker je de werkenden beschermt tegen ontslag, hoe lastiger de werkzoekenden het hebben om een plaats op de arbeidsmarkt te krijgen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content