Magotteaux vertrekt met stille trom
Onder vrijwel algemene onverschilligheid valt een van de mooiste industriële pareltjes van Wallonië, de groep Magotteaux, helemaal in buitenlandse handen.
De hier onbekende Chileense beursgenoteerde groep Sigdo Koppers kwam vorige week onverwacht als winnaar uit de veiling van Magotteaux, een van de Waalse kroonjuwelen, naast de kalkgroepen Lhoist en Carmeuse. Het concern in het Luikse bekken is wereldleider voor producten om materialen te vermalen of te vergruizen. Het maakt onder meer gietijzeren kogels die aanslag wegslaan in betonmolens. De onderneming levert haar producten en diensten aan cementfabrieken, mijnen, steengroeven, recyclingsites, steenkoolcentrales en de baggersector. Magotteaux realiseert een omzet van 470 miljoen euro in dertien productievestigingen en telt wereldwijd 2340 werknemers. Met de overname door Sigdo, ter waarde van 550 miljoen euro, komt een einde aan 97 jaar van ‘beherend aandeelhouderschap’.
Na de Tweede Wereldoorlog stelde Georges Halbart, overtuigd van het groeipotentieel van de metaalgieterij Magotteaux, voor om de heropbouw van de fabriek deels te financieren via een kapitaalverhoging met fondsen die zijn ouders hem geleend hadden. Halbart, een aangetrouwde neef van Lucien Magotteaux, was de rechterhand van laatstgenoemde in de onderneming, en trad zo ook toe tot het aandeelhouderschap. “De affectio societatis (geest van samenwerking) is niet dezelfde als je een deel van het kapitaal hebt van de onderneming waarin je werkt”, blikte de toen 91-jarige Halbart terug in 1999.
De expansie van Magotteaux werd onder Halbart onveranderlijk gefinancierd via kapitaalverhogingen die voorbehouden waren voor de directie en de kaderleden. Halbart zelf zag systematisch af van warrants, zodat zijn belang in de zaak geleidelijk daalde. Een van de begunstigden van dat atypische beleid was Michel Hahn, die in 1964 in de onderneming kwam en voorzitter was van 1984 tot 1997, evenals zijn opvolger Walter Metsch. Zij maakten dat Magotteaux zich ontpopte van een lokale kmo tot een wereldspeler met divisies in Australië, Brazilië, Canada, Chili, China, Frankrijk, India, Italië, Japan, het Verenigd Koninkrijk, Singapore, Spanje en de Verenigde Staten.
Naarmate de onderneming groeide, steeg ook de waarde van de aandelen. De fakkel overdragen aan een volgende generatie was één zaak, maar ze toelaten tot het kapitaal werd steeds moeilijker. Halverwege het vorige decennium bevond de onderneming zich op een kruispunt. Enerzijds stonden sommige managers dicht bij de pensioenleeftijd of hadden ze die al bereikt, en wilden ze hun aandelen van de hand doen. Anderzijds was er een nieuwe generatie voor wie het entreekaartje vrijwel onbetaalbaar geworden was. Bovendien zat de groep toen ook bepaald niet in haar beste vorm. Uiteindelijk kwam een consensus uit de bus: Jean-Jacques Verdickt, de gewezen sterke man van de Fortis Bank en de Union Wallonne des Entreprises, werd opgetrommeld. Hij moest het aandeelhouderschap verankeren, de traditie van zelfcontrole voortzetten, Magotteaux herstructureren en opnieuw op weg zetten naar groei en structurele rendabiliteit.
De worm in de vrucht
Om Magotteaux uit de aandeelhoudersproblemen te halen, zette Verdickt met de financiële hulp van Fortis Bank een nieuwe constructie op. Samen met de man die hem later zou opvolgen aan het hoofd van de onderneming, Bernard Goblet (ex-CEO van Diamant Boart, ex-adviseur van Magotteaux in de VS, ex-financieel directeur van Proximus), hield hij de Magotteaux Group (MG) boven de doopvont. Die vennootschap moest uitgroeien tot nieuwe overkoepelende holding van de groep.
Verdickt gaf vervolgens de managers in binnen- en buitenland toegang tot het kapitaal van MG. Met de steun van Fortis deed MG daarop een bod op de aandelen van wat tot dan toe de overkoepelende vennootschap was, Magotteaux International Group (MIP). De transactie gebeurde op basis van een waardering die lager lag dan de waarde van het eigen vermogen. De aandeelhouders van MIP offerden dus het vooruitzicht op een mooie meerwaarde op ter ere van het beherend aandeelhouderschap, dat bij Magotteaux een soort van ideologisch DNA was en een tastbare navelstreng van de affectio societatis.
De overeenkomst ging gepaard met twee voorwaarden. Er was de mogelijkheid om te herinvesteren in aandelen MG tot hoogstens 50 procent van de opbrengst bij verkoop van MIP-waardepapier (wat de aandeelhouders overigens ten belope van 30 procent deden). Daarnaast kwam de belofte om bovenop de prijs een bedrag uit te betalen dat gelijk zou zijn aan het verschil tussen het oorspronkelijk gestorte bedrag en het bedrag waartegen een externe investeerder binnen de twee daaropvolgende jaren eventueel zou toetreden tot het kapitaal. En van zo’n externe investeerder was er van meet af aan wel degelijk sprake.
Om de inkoop van de aandelen van de uittredende aandeelhouders en het industriële herstelplan te kunnen doorvoeren en om de groei op veelbelovende markten zoals Azië te stimuleren, had Magotteaux vers geld nodig. Met een ijzersterk lastenboek onder de arm liepen Verdickt en Goblet de kandidaten af, te beginnen bij Belgische spelers. Zowel CNP (Albert Frère) als Ackermans & van Haaren (Luc Bertrand) en Cobepa (familie de Spoelberch, Josi…) zouden interesse getoond hebben, maar uiteindelijk ging het Zweedse investeringsfonds Industri Kapital (IK) met de buit lopen.
Het idee achter de hele constructie was om een outsider als financier toe te laten tot de kernactiviteit van Magotteaux, eerder dan een industriële operator die zijn wil zou opleggen en de onafhankelijkheid van het management op de helling zou zetten. Voor iets meer dan 70 miljoen euro kreeg IK begin 2007 weliswaar 55 procent van het kapitaal in handen, maar kon het de controle nog altijd niet uitoefenen. “We hebben de intrede strikt afhankelijk gemaakt van het lastenboek, waarin aan het management of de Stichting Administratie Kantoor (de aandelen MG die niet in handen waren van de SRIW en IK werden ondergebracht in een in Nederland gevestigde stichting, red.) bepaalde rechten toegekend werden, te beginnen met een vetorecht op sommige beslissingsvoorstellen”, klonk het bij Verdickt en Goblet na de intrede van IK. “Onze cultuur moet gerespecteerd worden, meer bepaald de verankering van de groep in haar regio. En een uittrede van IK uit het kapitaal zal prioritair via de beurs moeten verlopen.”
De optie van een beursgang werd later evenwel van tafel geveegd. Maar dat IK geen aandeelhouder zou blijven, stond als een paal boven water. Het was dan ook niet echt een verrassing toen in de Australische media stond dat One Steel en Orica hun oog hadden laten vallen op Magotteaux en zich opmaakten om een bod uit te brengen. Er werd toen gefluisterd dat ook ArcelorMittal en Sigdo Koppers in de wachtrij stonden, zij het met minder kans op succes.
De dag na die publicatie werd bekend dat IK had beslist om Morgan Stanley de opdracht te geven om de strategische opties te bestuderen, klassiek jargon voor de verkoop van zijn participatie. Dat was het moment waarop de grendels, die bij de intrede van IK aangebracht waren, geactiveerd konden worden en de Stichting, het management en zelfs de SRIW in de bres zouden springen. Maar dat gebeurde niet.
In de lente van 2010 werden de aandeelhouders die geen managementfunctie meer uitoefenden, maar nog wel de traditie van Magotteaux belichaamden, discreet uitgeleide gedaan. Een ad-hocstructuur – de nv Magma 22, die naar verluidt werd geïnfiltreerd door aanhangers van de visie van IK – werd opgericht om formeel een controle over de Stichting te vormen. Eind 2010 had Magma 22 86,39 procent van de Stichting in handen. Daarmee had IK meteen de handen vrij om uit te treden.
JEAN-MARC DAMRY
Voor iets meer dan 70 miljoen euro kreeg Industri Kapital begin 2007 weliswaar 55 procent van het kapitaal in handen, maar kon het de controle nog altijd niet uitoefenen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier