Mag Vlaanderen voortwerken?

Eric Pompen Eric Pompen is redacteur van Moneytalk

De strijd voor de schaarse Vlaamse ruimte woedt volop. Wonen, werken, natuur en ontspanning worden strikt afgebakend. Zo dreigt de economische groei zwaar afgeremd te worden. Zijn er straks alleen verliezers?

Volgende week pakt Vlaams minister van Economie en Ruimtelijke Ordening Dirk Van Mechelen ( VLD) uit met zijn beleidsplan over ruimtelijke economie. Tot nu toe heeft Vlaanderen zijn schaarse ruimte alleen maar bekeken vanuit planologische hoek met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ( RSV) als resultaat. Ondanks felle kritiek kon en wou de voormalige bewindsman Eric Van Rompuy ( CVP) niet weten van aanpassingen aan het magnum opus van zijn partijgenoot Theo Kelchtermans omwille van vermeend interventionisme.

“Het is echter een illusie te denken dat het omgevingsklimaat een vast gegeven is,” meent professor Wim Vanhaverbeke, docent Organisatie en Management aan de Universiteit van Maastricht én specialist ruimtelijke economie. Hij trad ook op als coördinator van de bedrijfsenquête tijdens de campagne Bedrijfsvriendelijke Gemeente (zie Trends, 30 maart 2000), een initiatief van de Kamers van Koophandel en Nijverheid. “De geografische ligging, de infrastructuur en het menselijk kapitaal zijn dé economische troeven van Vlaanderen. Zonder proactief beleid verliezen we deze voordelen in het nieuwe Europa van de regio’s. Indien de regering geen maatregelen neemt om onze gunstige positie te behouden en te versterken, missen we de boot.”

Daarom pleit Vanhaverbeke samen met Peter Cabus, doctor in de geografische economie, voor een economische aanvulling op het RSV: “De basisprincipes van dit document zijn goed. Maar door het werken met quota voor bedrijfsterreinen en woningaanbod krijg je negatieve neveneffecten. De grondprijs stijgt, de speculatie in residentiële bebouwing neemt toe, de bedrijven krijgen geen optimale allocatie enzovoort. Zo wordt de groei geremd van dynamische regio’s als Roeselare-Tielt. Bovendien kan een te strikt herlokalisatiebeleid leiden tot een ontwrichting van de lokale economie.”

Ruimte is veel meer dan een loutere opdeling in natuur-, woon- en industriegebieden. Het kan ook uitgroeien tot een hefboom voor de economische ontwikkeling, zoals in Nederland (al doen bepaalde aspecten van het ruimtelijke beleid ook daar de haren te berge rijzen – zie kader). Bij onze noorderburen werken 150 ambtenaren permanent aan een ruimtelijk economisch beleid. In Vlaanderen buigen zich vier functionarissen over dit thema. Ze beperken zich tot één deelaspect, het begeleiden en sturen van de streekplatforms. Volgens Vanhaverbeke en Cabus wijst dit op het nijpend gebrek aan strategische onderbouwing van het beleid. Daarom hebben ze nu zelf een aantal krijtlijnen van een geïntegreerde visie op papier gezet. Legt Vanhaverbeke uit: “De uitdaging is ervoor te zorgen dat het vestigingsklimaat in Vlaanderen goed blijft. Anders kun je nooit de internationale concurrentiestrijd overleven en verdwijnt de werkgelegenheid (lees: welvaart) in de regio.”

In tegenstelling tot zijn CVP-voorgangers, ziet Van Mechelen wel heil in de verbetering van het omgevingsklimaat als beleidsinstrument. Daarom gaf hij Vanhaverbeke en Cabus de opdracht om samen met Georges Allaert van de Universiteit Gent een Strategisch Plan Ruimtelijke Economie ( SPRE) uit te werken. De eerste concrete voorstellen moeten tegen de wettelijke herziening van het RSV in 2002 op tafel liggen. Voor dit inititief ligt een budget van 38 miljoen frank klaar, een peulschil in vergelijking met de 250 miljoen frank die het RSV gekost heeft. Cabus: “Daarom zijn we nu op zoek naar extra geld bij privé-partners. Zij hebben immers ook alle belang bij een goed functionerend ruimtelijk beleid.”

In eerste instantie zal de nieuwe projectgroep Economie en Ruimtelijke Ordening samen met de Balanscentrale van de Nationale Bank en het Ondersteunend Centrum Geografische Informatie Systemen ( OCGIS) van de Vlaamse Landmaatschappij het economisch belang van de zonevreemde bedrijven onderzoeken. “Zonder deze wetenschappelijke gegevens kun je geen doeltreffend beleid uitstippelen,” vindt Vanhaverbeke. “Daarna pakken we het gebrek aan industrieterreinen aan. Hiervoor doen we een beroep op de kennis van de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappijen ( GOM‘s) en de administratie. In plaats van het probleem op provinciaal niveau te bekijken, zullen we een allesomvattende oplossing voor de hele regio uitwerken.”

Ten slotte wil het SPRE een aantal uitgangspunten van het RSV testen. Is een compacte stad, bijvoorbeeld, wel de beste oplossing voor de ruimtelijke structurering van de economie? Stippen Vanhaverbeke en Cabus aan: “Ook de vrij strikte aflijning tussen rurale en urbane gebieden lijken haaks te staan op de wijze hoe mensen wonen, werken en zich ontspannen. Een concept dat voorbijgaat aan de sociaal-culturele realiteit, legt beperkingen op aan de economische groei. Daarom is er dringend nood aan een trendbreuk, die ruimtelijke ordening en ruimtelijke economie met elkaar verzoent.”

eric pompen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content