Zuhal Demir: ‘Voor het onderwijs wil ik nog een oorlogje voeren’

Met de departementen Onderwijs en Werk heeft minister Zuhal Demir (N-VA) de toekomst van Vlaanderen in handen. Maar beide domeinen staan voor gigantische uitdagingen, als onze regio competitief wil blijven met de wereld. Een gesprek over efficiëntie, de VDAB, STEM-richtingen en de Einsteintelescoop. “We hebben een project nodig dat mensen weer doet dromen.”
“Ik hou van duidelijkheid, zeg maar wat ik moet doen voor de camera.” Vlaams minister Zuhal Demir (45) aanvaardt even vlot instructies als dat ze die zelf uitdeelt aan haar administraties. Het doel: ons onderwijs uit het slop halen en de arbeidsmarkt op volle capaciteit doen draaien. “Het mag eindelijk eens vooruitgaan. We hebben twintig jaar verspeeld”, klinkt het fel. “Het is gedaan met wachten op rapporten en aanbevelingen. Onze hersenen zijn onze enige grondstof. Het niveau van onze leerlingen in wiskunde en wetenschappen heeft een dramatisch dieptepunt bereikt. Dat zijn twee heel belangrijke basisvakken voor het STEM-onderwijs (studierichtingen met een focus op exacte wetenschap, technologie, ontwerp en toegepaste wiskunde, nvdr). Daar borduren de belangrijke farmaceutische sector, de havens, de chemie en de petrochemie op voort. Nu de bevoegdheden Onderwijs en Werk in één portefeuille zitten, kunnen we het beleid drastisch over een andere boeg gooien, zodat we niet verder dalen in de wereldwijde rangschikkingen.”
U wilt terug naar de kern van de zaak: kennisoverdracht.
ZUHAL DEMIR. “Ik bezoek wekelijks twee of drie scholen. Ik hoor bij die leerkrachten dat hun emmer vol is. De baan van leerkracht moet weer tot de essentie worden herleid: lesgeven. Ik voer in alle luwte gesprekken met de sociale partners om na te denken over de aantrekkelijkheid van de baan van leraar en schooldirecties. Hopelijk bereiken we voor de zomer een akkoord over de principes. In afwachting verleng ik een aantal maatregelen tegen het lerarentekort. Aan dat pakket voeg ik de aanvangsbegeleiding toe: beginnende leerkrachten worden deels vrijgesteld van lesgeven om vroegtijdige uitval tegen te gaan. Verder zullen we nog meer inzetten op orde, structuur en rust in de klas. In zulke omgevingen vallen leerkrachten minder uit en is de leerwinst groter. Leerlingen voelen zich dan ook beter op school, omdat ze ervaren dat ze iets bijleren. Beslissingen die daartoe bijdragen, zoals het smartphoneverbod in de klas, neem ik gewoon.”
Uw beslissing om gedetacheerde leerkrachten naar de klas terug te halen, stuitte op verzet. En leerkrachten kwamen op straat voor hun pensioen. Hebt u een charmeoffensief klaar om de sector weer in uw hoek te krijgen?
DEMIR. “Ik begrijp de bezorgdheid over de pensioenen, maar iedereen moet ertoe bijdragen om die betaalbaar te houden. Tijdens mijn schoolbezoeken hoor ik vooral bezorgdheid over de aantrekkelijkheid van de baan. Over de gedetacheerde leerkrachten kan ik kort zijn: er zijn bijna 180.000 leerkrachten, van wie een deel in allerlei structuren zit. 150 van hen zitten in mijn administratie. Wiens expertise we daar niet nodig hadden, sturen we terug. In mei zullen de aanvragen weer binnenkomen, maar het komende jaar doe ik zo weinig mogelijk tot geen detacheringen. In deze tijden van nood moet iedereen voor de klas staan. Het echte probleem situeert zich bij de werk- en planlast. Dat pakken we aan.”
Hebt u ooit overwogen om in het onderwijs te stappen?
DEMIR. “Ik sluit dat niet uit. Ik geef graag gastcolleges en ik vind het fijn met mijn dochter te oefenen. Ze moet van mij de tafels vanbuiten leren en dan zegt ze: ‘Mama, dat moet wel niet, hè!’ (lacht). Die kennis is de basis van alles. Als men het mij toestaat, zet ik daar volop op in. Voor het onderwijs wil ik nog een oorlogje voeren.”
Zoals de minimumdoelen voor het basisonderwijs die eind vorige week werden goedgekeurd, voorafgegaan door een storm van protest?
DEMIR. “We hoeven niet tevreden te zijn met middelmatigheid. We moeten weer ambitieus durven te denken. Kleuters zijn sponzen. In andere landen worden hun al getallenkennis en vergelijkingen aangeleerd. Ze mogen spelenderwijs gerust een basis meekrijgen die hun leergierigheid prikkelt. Het staat voor de richting die ik met het onderwijs uit wil: de kwaliteit moet omhoog en het moet snel gaan.
“Ik had goede hoop dat de minimumdoelen en de uitwerking van een kennisrijk curriculum snel zouden worden goedgekeurd. In de politiek is het altijd afwachten, maar dit is een dossier waarin alle partners zich kunnen vinden. Iedereen weet wat nodig is om het niveau op te krikken.”
De sence of urgency is dus voldoende?
DEMIR. “Ik zie op het terrein wat beter kan en moet. Vlaanderen besteedt 19 miljard euro aan onderwijs, maar als we ons vergelijken met andere landen, kunnen we niet tevreden zijn. De onderwijskwaliteit in Vlaanderen is de afgelopen twintig jaar enorm gedaald. Nietsdoen is schuldig verzuim. Het gaat niet alleen over het onderwijs, maar over de toekomst van onze economie. Ik hoop dat iedereen de heilige huisjes loslaat. Daarom hebben we experts in huis gehaald, ook buitenlandse, die buiten de bestaande kaders moeten kijken.”
Die expertcommissie zou te veel buitenlandse stemmen bevatten. Stuurt u nog bij?
DEMIR. “We brengen bijna zeventig mensen samen. Alle stemmen, van leerkrachten en directeurs tot domeinexperts, zijn erin aanwezig. Naar mijn gevoel is de samenstelling voldoende gevarieerd. Ik geloof dat er een goed Vlaams alternatief uit de bus kan komen, mede dankzij die internationale expertise. We wijken niet af van de oplevertermijn eind april.”
Leerlingen krijgen zin in leren door uitdagingen uit ‘het echte leven’, zoals experimenten. Hoe kunnen we scholen daarin ondersteunen?
DEMIR. “Internationale studies tonen aan dat leerkrachten nood hebben aan informatie, opleiding en materiaal. Wij zullen in die opleidingen voorzien en kijken naar het materiaal dat nodig is. Er bestaat al veel, maar dat vindt niet altijd de weg naar de klas. Zo zijn er bussen met rijdende laboratoria die naar de scholen kunnen gaan. Er zijn kennisinstellingen die kunnen helpen.”
Intussen gaan meisjes nog meer achteruit in de STEM-opleidingen dan jongens. Hoe kunnen we dat eindelijk veranderen?
DEMIR. “Onze meisjes doen het slechter dan die in Iran en Saudi-Arabië. Dat is enorm verontrustend voor een Europees land. Het hangt voor een groot deel samen met de opvoeding. Mijn dochter kreeg geen poppen of een speelkeuken. Ze moest ook met auto’s racen en robots ineensteken. Het is de taak van de overheid om die cultuur te doorbreken. Niet elk kind heeft het geluk op te groeien in een gezin waarin meisjes gestimuleerd worden om techniek te studeren. Vrouwelijke rolmodellen naar de scholen brengen, kan daarbij helpen.”
De jongste twintig jaar is het aantal jongeren dat de schoolbanken zonder diploma verlaat gedaald, maar toch zijn het er nog 5 procent.
DEMIR. “Elk kind heeft talent. We moeten ervoor zorgen dat alle 18-jarigen het systeem verlaten met een rugzak vol kennis. Maar zeker in de centrumsteden missen we veel jongeren. De oorzaken zijn altijd dezelfde: ze maken de verkeerde studiekeuze, worden schoolmoe en haken af. Daarom is de juiste eerste keuze zo belangrijk. Vlaanderen heeft talentcenters waar jongeren op een laagdrempelige manier hun talenten kunnen ontdekken. We gaan die nog versterken. Daarnaast zijn er de leerkrachten, die vanaf de eerste rij het potentieel kunnen vaststellen. Het advies van de klassenraad wordt daarom bindend. Doordat ouders dat advies naast zich neerleggen, zitten kinderen niet op de juiste plaats en verliezen we hen. Schoolmoeheid zien leerkrachten meestal al jarenlang aankomen. Dat is extreem pijnlijk, vooral voor het kind. Daarom moeten we ieder kind een diploma, certificaat of getuigschrift kunnen meegeven.”
Duaal leren kan onze economie ondersteunen, maar heeft niet het beste imago.
DEMIR. “Nochtans zit die onderwijsvorm op het snijvlak van mijn twee bevoegdheden. Duaal leren is een win-win voor onze arbeidsmarkt en de bedrijven die talenten zoeken. Ze kunnen via die weg talent scouten en kneden naar hun eigen noden.”
Hoe wil u daar een succesformule van maken? Campagnes zoals die voor de bouwsector leverden weinig op.
DEMIR. “We maken duaal leren aantrekkelijk door alle drempels weg te werken. Dat heeft tot een papieren rompslomp en een verstikkend web van regels geleid. Enerzijds gaan we de administratieve belasting herbekijken, want die neemt bij bedrijven de motivatie weg. Anderzijds poetsen we het imago op. We creëren een heldere formule die de theorie omzet in praktijk, zonder onnozele omwegen. Daarna leggen we het opgefriste concept pas voor aan de ouders.”
Hoe belangrijk zijn prestigeprojecten, zoals de Einsteintelescoop ?
DEMIR. “De Einsteintelescoop (een wetenschappelijk project van 2,3 miljard euro, waarmee wetenschappers zwaartekrachtgolven willen bestuderen, nvdr) is een belangrijk project om binnen te halen. Samen met Nederland en Duitsland kunnen we daar een ecosysteem bouwen waarin STEM-opleidingen en duaal leren een centrale rol innemen. Ik geloof heel erg dat zulke projecten goed zijn voor de economie en de productiviteit, maar ook om STEM een boost te geven.”
Hoe hard wordt gelobbyd om de telescoop hier te krijgen?
DEMIR. “We hebben een project nodig dat mensen weer doet dromen. Het zou een mooi uithangbord zijn. Er wordt daarom heel hard gewerkt aan het voorstel. We zijn ook partnerschappen aangegaan met Nederland en de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen. De telescoop komt op het drielandenpunt, dus alleen zal het niet lukken.
“Het is nu zaak samen het beste plan op tafel te leggen. Dat is niet gemakkelijk. Zo wil ook Italië de telescoop bouwen, op Sardinië. Het voordeel van Limburg en een deel van de Voerstreek is dat de ondergrond daar heel geschikt is. Ook onze kennisinstellingen, de algemene economie en het omringende ecosysteem dragen bij aan de haalbaarheid. Om te tonen hoe serieus we zijn, hebben we in de begroting al een budget vrijgemaakt.”
Uit een rapport van Econopolis blijkt dat daar een flexibeler beleid rond mobiliteit, arbeidsvisa en private investeringen voor nodig zijn.
DEMIR. “Vanuit mijn bevoegdheden zijn dat vooral de arbeidsvisa voor STEM-profielen. Dat wordt meegenomen in het grotere dossier rond de Einsteintelescoop.”
U zet wel een rem op die arbeidsvisa?
DEMIR. “De arbeidsvisa die vandaag worden uitgereikt, gaan niet naar profielen met speciale competenties en kennis. Dat zijn bakkers, slagers en truckchauffeurs. Vlaanderen telt meer dan 200.000 werkzoekenden. Daarnaast is een hoop mensen nog niet ingeschreven bij de VDAB, de niet-beroepsactieven. We vangen de jongste maanden ook nog eens een rist collectieve ontslagen op. Dat zijn allemaal mensen die na een opleiding zulke beroepen kunnen invullen. Voor de arbeidsmarkt hanteer ik een concentrisch model. Eerst kijken we voor vacatures naar Vlamingen, dan naar Brusselaars en Walen. Nadien kijken we naar Europa en pas in laatste instantie naar werknemers van buiten de Europese Unie.”

De speciale profielen zullen dus sneller een visum krijgen?
DEMIR. “We gaan die procedure herbekijken en korter maken. Als de twijfelachtige profielen eenmaal uit de wachtlijst zijn verdwenen, zullen de terechte arbeidsvisa hoe dan ook sneller worden toegekend. Dat zal ook nodig zijn voor bepaalde projecten, zoals de Einsteintelescoop, als we competitief willen blijven.
“Daarover gesproken, vind ik dat we de diploma’s van bepaalde buitenlanders sneller moeten laten erkennen. Onlangs hoorde ik een Oekraïense arts op de radio vertellen dat ze hier al drie jaar als poetsvrouw werkt. Ook in die procedure moeten we snelheid pakken, want dat zijn mensen die onze arbeidsmarkt nodig heeft.”
Dat brengt ons bij de werkgelegenheidsgraad van 80 procent in België. Is die haalbaar?
DEMIR. “Het zal moeten. In Vlaanderen zitten we aan 77 procent. Dat neemt niet weg dat het pittig wordt om naar die 80 procent te gaan.”
Een rol voor de VDAB, die al jaren moeite heeft om zoveel mensen aan het werk te krijgen?
DEMIR. “De VDAB zal niet meer alles hoeven te doen. Maar wat hij doet, zal beter moeten. Daarom heb ik een aantal processen strenger gemaakt en ingekort. Wie twee keer niet opdaagt voor een sollicitatie, krijgt een waarschuwing. Die dossiers worden al na twee in plaats van negen maanden aan de controlediensten doorgespeeld. Bedrijven zullen we actief om feedback vragen, zodat we schijnsollicitanten eruit filteren. Wie enkel opdaagt voor een stempel, wordt kordater aangepakt.
“De VDAB telt 5.000 medewerkers, van wie 1.800 bemiddelaars die werkzoekenden matchen aan vacatures en helpen bij het opstellen van het cv. We nemen werkzoekenden bij het handje en toch zijn er die niet willen. Dan mogen we bij de werkonwilligen ingrijpen door hun werkloosheidsuitkering tijdelijk te schorsen. We hopen – samen met de federale beslissing om de werkloosheidsuitkering in de tijd te beperken – dat we richting die 80 procent gaan. Alleen moeten we alert blijven dat die profielen niet in de ziekte-uitkering komen. We zullen dokters en ziekenfondsen moeten responsabiliseren. Wie ziek is, blijft thuis. Wie gezond is en iets kan, moet werken. Dat kan als mantelzorger, als vrijwilliger, als ondernemer, werknemer of ambtenaar, maar iedereen zal wel een bijdrage moeten leveren aan de samenleving. Het systeem is nu al onbetaalbaar.”
Waar liep het de voorbije jaren fout?
DEMIR. “Tot nu werd gewerkt op vertrouwen. Vertrouwen is goed, maar controle is beter. Gedaan met kansen geven tot in het oneindige.”
Dat klinkt als een hogere werklast. Nochtans kampt de VDAB zelf met een hoog ziekteverzuim onder zijn werknemers.
DEMIR. “Ik heb de leidende ambtenaar doelstellingen gegeven. De eerste is mijn beleid uitvoeren, de tweede is het ziekteverzuim aanpakken. Dat ligt inderdaad hoger dan in andere sectoren. Het was typisch voor de politiek alles op de VDAB af te schuiven. Daarom organiseren we een kerntakendebat: hoe kan de overheid moeilijke doelgroepen activeren? Voor sommige werkzoekenden zijn er uitzendkantoren en wervingsbureaus. De moeilijke doelgroep moet je via de VDAB bereiken. Hetzelfde geldt voor opleidingen. Dat zijn er nu meer dan 700. Welke zijn essentieel om als overheid te organiseren? We zullen keuzes maken.
“De dienst moet het ook met 100 miljoen euro minder doen. Er zullen geen echte ontslagen vallen, maar de VDAB moet een performante organisatie worden die klaar is voor de 21ste eeuw. We verliezen massa’s potentieel door inefficiënte beslissingen, betaald met belastinggeld dat beter kan worden besteed. Changemanagement is niet makkelijk. Als overheidsbedrijf zal de VDAB het wel moeten doen.”
Is dat de beste strategie om knelpuntberoepen in te vullen?
DEMIR. “Er zijn drie oorzaken waardoor die niet worden ingevuld: gebrek aan technische kennis, gebrek aan taal en weekendwerk. De VDAB, Syntra en vormen van volwassenenonderwijs organiseren in onze regio meer dan 1.200 opleidingen. Er gaan subsidies naar jan en alleman. We zouden dus geen gebrek aan technische kennis mogen hebben. Toch halen we de slechtste score in levenslang leren in Europa. En er zijn voldoende taalopleidingen, dus dat is ook een non-argument. Vandaar verplicht ik werkzoekenden een basis Nederlands te leren. De rest pikken ze wel op op de werkvloer. Als we in de bestaande opleidingen geen goede vaardigheden kunnen aanleren, denk ik dat het een goed moment is om het systeem ter discussie te stellen.”
Dat is een hele boterham.
DEMIR. “Absoluut. Voor u denkt dat ik het niet meer zie zitten: er is werk aan de winkel, maar ik heb er verdorie zin in.”
BIO
• 1980: Geboren in Genk, in een gezin van Koerdische afkomst
• 2003: studeert rechten aan de KU Leuven en de VUB
• 2004: werkt bij een advocatenkantoor, gespecialiseerd in arbeidsrecht
• 2010: verkozen als volksvertegenwoordiger in de Kamer
• 2017: federaal staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, Grootstedenbeleid en Wetenschapsbeleid
• 2019: Vlaams minister van Omgeving, Justitie, Toerisme en Energie
• 2024: Vlaams minister van Onderwijs, Justitie en Werk
• Heeft een dochter van zeven
De keuze van de hoofdredactie
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier