Yves Leterme blikt terug, 15 jaar na het uitbreken van de financiële crisis: van de val van Fortis tot een cadeau voor Dehaene
“Een bankencrisis managen is moeilijker en complexer dan onderhandelen over een staatshervorming”, zegt oud-premier Yves Leterme. Exclusief voor Trends blikt hij terug op de redding van Fortis en Dexia vijftien jaar geleden.
In september 2008 wordt ons land opgeschrikt door de zwaarste bankencrisis in zijn geschiedenis. Na het faillissement van Lehman Brothers in de Verenigde Staten komt zowel Fortis als Dexia in de problemen. Yves Leterme is op dat moment eerste minister. Van hem is de omstreden quote “de belastingbetaler zal geen cent verliezen aan de bankencrisis”. Van een bankencrisis gaat het in 2011 echter naar een crisis van de euro en de eurolanden. Door de grote staatsschuld nemen de financiële markten ook België in het vizier. Uiteindelijk brengt de succesvolle lancering van de zogenoemde Leterme-bon de rust terug. Wij blikken samen met de oud-premier, nu adviseur bij de Chinese investeringsgroep ToJoy, in acht etappes terug op deze woelige periode.
Je wordt omringd door specialisten die hun analyse maken maar tegelijk zeggen dat ze niet 100 procent zeker zijn
1. Het faillissement van Lehman
Op 15 september 2008 vraagt de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers het faillissement aan. Dat dit ook grote gevolgen zal hebben in België, is dan nog niet duidelijk. “De eerste keer dat Fortis in mijn bureau ter sprake kwam was in juli 2008, toen er vragen gesteld werden over de financieringscapaciteit van de bank om ABN AMRO over te nemen”, vertelt Leterme. “Onder meer Luc Coene, de vicegouverneur van de Nationale Bank, gaf toen wat meer uitleg. Dat was de eerste keer dat ik het begrip ‘systemische bank’ hoorde. Maar de uitkomst van de vergadering was geruststellend. Daarbij werd onder andere voortgegaan op verklaringen van de Fortis-toplui Maurice Lippens en Herman Verwilst.”
“In augustus 2008 werden er wereldwijd steeds meer vraagtekens gezet bij de gestructureerde producten die op de bankbalansen stonden. Minister van Financiën Didier Reynders en de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen (CBFA) werden belast met het opstellen van een fiche over de blootstelling van de Belgische banken aan die producten. Het kernkabinet kreeg daar voor het eerst inzage in medio september, dat moet zowat de periode van de val van Lehman geweest zijn.”
“De Angelsaksische financiële pers, zoals The Economist en Financial Times, was lovend. Dat men een bank had laten failliet gaan, was voor hen het summum van kapitalisme. Faillissementen waren een onderdeel van het gezond maken van de economie en cruciaal voor de marktwerking. Ze verheerlijkten zowat het faillissement van Lehman. Men heeft zich miskeken op de systemische rol die ook banken als Lehman speelden en het was een puur ideologische, foute beslissing die aan basis lag van een wereldwijde bankencrisis.”
Dat BNP Paribas ons in aandelen wilde betalen, vond ik een aantrekkelijk aanbod
2. De val van Fortis
“Op vrijdag 26 september meldden Reynders en Jean-Paul Servais van de CBFA dat er problemen waren bij Fortis. Het aandeel was fors gezakt en er waren signalen dat er een run on the bank bezig was. Met het kernkabinet hebben we toen twee principes vastgelegd die gedurende de hele crisis onze leidraad zouden vormen. Eén: als en in de mate dat de overheid, en dus de belastingbetaler, een bank te hulp zou komen, moest er een gelijkwaardige inspanning komen van de bank in kwestie, en dus haar aandeelhouders. Twee: de regering maakte zich sterk dat spaarders en rekeninghouders geen cent zouden verliezen. Dat laatste was cruciaal om een run on the bank tegen te houden.”
“Die vrijdagavond ben ik gaan kijken naar de voetbalwedstrijd Standard-Anderlecht, waar ik informele contacten over de Fortis-crisis had, onder andere met Guy Quaden (toen gouverneur van de Nationale Bank, nvdr). Iedereen was zich bewust van de ernst van de situatie. Ik herinner me dat supporters cynische grappen maakten. Anderlecht speelde met het Fortis-logo op de borst en hun speler Boussoufa ging liggen om een penalty af te dwingen. ‘Kijk, Fortis ligt er’, hoorde je dan, of ‘Fortis blijft maar vallen’.”
Op zaterdag krijgen Leterme en Reynders een mandaat van de regering om een oplossing te vinden. Leterme: “Men zegt soms: ‘gouverner, c’est prévoir’. Maar in dit geval was het veeleer ‘gouverner c’est gérer l’imprévisible’. De politici kregen te maken met een problematiek die we niet kenden en waarmee we geen ervaring hadden. Er was nergens een draaiboek: hoe red ik een bank? Zelfs Jean-Claude Trichet (toen ECB-voorzitter, nvdr), die we om raad vroegen, zei dat we alles wat hij zei onder voorbehoud moesten nemen. We zaten op onbekend terrein. Je wordt als premier omringd met specialisten die hun analyse maken, maar tegelijk zeggen dat ze niet 100 procent zeker zijn.”
“Op zondag was er een onderhoud met de raad van bestuur en het directiecomité van Fortis, maar die konden ons geen precies beeld geven over de solvabiliteits- en liquiditeitspositie van de bank. Het leek alsof ze het zelf niet goed wisten. En plots stond Wouter Bos (toen minister van Financiën van Nederland, nvdr) in Brussel. Hij was bezorgd over de Nederlandse activiteiten van Fortis. Samen met de Nederlanders hebben we toen beslist Fortis te nationaliseren. Karel De Gucht en Patrick Dewael waren namens Open Vld komen zeggen dat ze de onteigening van de aandeelhouders geen goed idee vonden, maar zij hebben zich loyaal opgesteld.”
Axel Miller had eerst volgehouden dat er geen probleem was bij Dexia, maar vijf dagen later stond hij opnieuw op de stoep met een heel ander verhaal
“Luc Coene en Didier Reynders waarschuwden toen al dat er wellicht nog banken in de problemen zouden komen. Daarom hebben we beslist het Fortis-dossier heel snel af te handelen, zonder een al te groot engagement te nemen. Want we wisten dat er nog banken zouden volgen. De schaduw van Dexia en KBC lag al over ons.”
3. De U-bocht van de Nederlanders
Enkele dagen later wordt duidelijk dat de Nederlanders afhaken. “Ik vermoed dat premier Jan Peter Balkenende de deal politiek niet rond kreeg”, zegt Leterme. “Nederland stelde zich heel chauvinistisch op en deed denigrerend tegenover de Belgen. Ook vanuit de Nederlandsche Bank was er druk om de Nederlandse activiteiten van Fortis en ABN AMRO onder Nederlandse staatscontrole te brengen. Daartoe moest de groep in twee stukken gehakt worden.”
“Wat volgde, waren de meest surrealistische onderhandelingen uit mijn carrière. De Nederlanders wilden 12 miljard betalen voor de Nederlandse activiteiten, wij Belgen schatten de waarde op 18 miljard euro. De Nederlanders waren gehaast, het hele land keek mee, voor hen was het dossier groot medianieuws. Daardoor zaten wij in een betere onderhandelingspositie. Uiteindelijk is er vrij arbitrair afgeklopt op 16,8 miljard euro. Dat hebben de Nederlanders verkocht als een prima prijs, wat achteraf niet zo bleek te zijn. Maar ze vonden het nodig om nog eens uit te halen naar de Belgen.”
16,8 miljard euro betaalde Nederland voor de Nederlandse activiteiten van Fortis en ABN AMRO.
4. De verkoop aan BNP Paribas
In de financiële wereld gaat het in de herfst van 2008 van kwaad naar erger. Niemand weet precies welke financiële instellingen welke toxische producten in portefeuille hebben. Banken weigeren elkaar geld te lenen, de interbankenmarkt droogt op. In verschillende Europese landen komen banken in de problemen. Ook de economie dreigt in de klappen te delen omdat de banken op de kredietrem staan.
In die omstandigheden was de interesse van het Franse BNP Paribas in een overname van Fortis Bank meer dan welgekomen, zegt Leterme: “Een bank moet elke dag de juiste beslissingen nemen, en wij waren geen bankiers. De Fransen waren sterk geïnteresseerd en ze wilden ons in aandelen betalen. Dat vond ik een aantrekkelijk aanbod. Ik wist dat wij ons als overheid als een geduldige aandeelhouder konden opstellen. Daarom heb ik bij de verkoop die uitspraak gedaan: ‘De Belgische belastingbetaler zal aan de bankencrisis geen cent verliezen’.”
Op die uitspraak is veel kritiek gekomen, maar vandaag blijkt ze te kloppen. Enkel de afwikkeling van de restbank Dexia kan nog roet in het eten gooien, maar daar ziet het niet naar uit. “Mijn uitspraak was enerzijds gebaseerd op de participatie die we verwierven in BNP Paribas”, legt de oud-premier uit. “Het heeft vele jaren geduurd, maar ik wist dat de koers van BNP Paribas zich ooit helemaal zou herpakken. Anderzijds wist ik ook dat Europa zou eisen dat de waarborgen die we toekenden, marktconform vergoed zouden worden. Marktconform, dat wil zeggen dat je er geld aan verdient.”
“Onder meer met dat argument heb ik Kris Peeters (toen Vlaams minister-president, nvdr) kunnen overtuigen deel te nemen aan de redding van Dexia. Wij konden als federale overheid niet al het hooi op onze vork nemen. In het kader van een spreiding van de lasten over de overheden stelde ik aan Kris voor dat Vlaanderen mee in de bres zou springen voor Dexia. Zijn eerste reactie was negatief. ‘Het is niet onze taak om een bank te redden’, antwoordde hij aan de telefoon. Ik heb hem na enkele gesprekken kunnen overtuigen, en daarbij waren de vergoedingen die de banken moesten betalen één van de argumenten. Later is de redding van KBC zo onderhandeld dat Vlaanderen een pak geld verdiend heeft aan de waarborgen die ze de bank toekende.”
5. Het drama van Dexia en Arco
Het grootste drama speelde zich echter af bij Dexia, beseft Leterme: “CEO Axel Miller had eerst volgehouden dat er geen probleem was bij de bank, maar vijf dagen later stond hij opnieuw op de stoep met een heel ander verhaal. Ook de aandeelhouders van Dexia, waaronder de verzekeraar Ethias, lieten blijken dat ze het niet meer konden trekken. Uiteindelijk hebben we beslist 3 miljard euro vers kapitaal in Dexia te injecteren, verdeeld onder de verschillende overheden enerzijds en de bestaande aandeelhouders anderzijds. Vooral voor Arco en de Gemeentelijke Holding was die inbreng problematisch, want ze hadden het geld niet.”
“Ik moet toegeven dat we toen Arco, Ethias en de Gemeentelijke Holding de arm omgewrongen hebben. Ik heb zware druk uitgeoefend opdat ze hun handtekening zouden zetten. Op het moment dat ze dat deden, begrepen ze dat ze hun eigen doodvonnis aan het schrijven waren. Misschien hadden we daar, achteraf bekeken, iets genuanceerder moeten zijn of even de pauzeknop induwen. Maar ik zag geen andere mogelijkheid. Er was een wankel akkoord tussen alle federale en regionale entiteiten, en we wilden vasthouden aan de afspraak dat de aandeelhouders een gelijkwaardige inspanning zouden doen. Er was geen tijd om een alternatief te zoeken.”
Omdat Ethias zekerheden eist, beslist de overheid de waarborgregeling voor spaarboekjes uit te breiden tot de levensverzekeringsproducten tak21 en tak23. Tegelijk wordt die overheidswaarborg toegekend aan het geld dat honderdduizenden coöperanten geïnvesteerd hebben in Arcopar. Europa schiet die laatste regeling echter af. Nog altijd tot grote frustratie van Leterme: “Een typisch voorbeeld van de wereldvreemdheid van een aantal Europese technocraten, die te allen prijze de regels wilden toepassen zonder rekening te houden met specifieke situaties. Het was een bijna religieuze benadering waar ons land het slachtoffer van werd. Later heeft Europa in gelijkaardige dossiers heel andere beslissingen genomen voor bankreddingen in Italië en Spanje. In Frankrijk hebben verschillende financiële instellingen een coöperatieve eigendomsstructuur. Stel dat daar iets misloopt, gaat de Europese Commissie dan zeggen dat die coöperanten hun geld kwijt zijn? Dat wil ik wel nog eens zien.”
Leterme vindt het buitengewoon erg wat de Arco-coöperanten overkomen is, maar hij zegt dat hij zich niet schuldig voelt: “Ik kan in eer en geweten zeggen dat ik er alles aan gedaan heb om de Arco-waarborg rond te krijgen. Er was een wettelijke bepaling waarmee alle politieke partijen zich akkoord verklaarden. Enkel de N-VA heeft nog zijn kar gekeerd. Europa heeft die waarborgregeling vernietigd, terwijl het voor mij zonneklaar is dat coöperanten geen aandeelhouders zijn. Wie inschreef op Arcopar kreeg deelbewijzen, die geen inspraak in het beleid gaven en waar geen markt voor was. Dat is toch fundamenteel anders dan een aandeel dat op de beurs noteert.”
6. Een cadeau voor Jean-Luc
De redding van de Belgische-Franse bank Dexia gebeurt in samenspraak met de Franse overheid. Maar voor Frankrijk was Dexia niet echt een issue, vertelt Leterme: “Ik werd door president Nicolas Sarkozy en premier François Fillon ontvangen op het Elysée, en zij maakten weinig woorden vuil aan de hele zaak. Sarkozy vond dat de raad van bestuur en het management van Dexia de zaak mismeesterd hadden, en zei dat hij zich niet geroepen voelde om al die fouten op te lossen. Hij had beslist dat Miller moest aftreden, en had al een nieuwe CEO klaar: de Fransman Pierre Mariani. Over de inherente toestand van de bank hebben we nauwelijks gesproken. Het enige wat hem interesseerde, was dat wij een geschikte Belgische bestuursvoorzitter zouden benoemen.”
Ik moet toegeven dat we Arco, Ethias en de Gemeentelijke Holding de arm omgewrongen hebben
Leterme belt naar Jean-Luc Dehaene en die hapt, ondanks zijn overduidelijk gebrek aan bancaire kennis, toe. Heeft hij Dehaene daarmee wel een dienst bewezen? “Ik weet niet of ik hem daarmee een cadeau deed of niet, maar hij heeft het in elk geval zeer gretig aanvaard”, antwoordt Leterme. “Toen ik hem belde was het al ’s avonds laat en ik verwachtte pas de volgende morgen een antwoord. Maar amper een half uur later belde hij terug om te zeggen dat hij het mandaat zou aanvaarden.”
“Jean-Luc is voor mij de belichaming van de problem solver, en zo zag hij zichzelf ook. Hij had een enorme vaardigheid in het analyseren van problemen en die om te zetten in ‘to do’s’. En wat zijn bancaire kennis betreft: Jean-Luc was het type bestuurder die durfde door te vragen tot hij iets begreep. Ik heb in dit dossier mensen ontmoet die een cruciale rol speelden bij beslissingen die geleid hebben tot problemen, maar die eigenlijk niet goed wisten wat ze beslist hadden. Er was een schroom bij bestuurders van Dexia om door te vragen omdat de bank elke keer opnieuw met betere resultaten kwam.”
Volgens Leterme kun je hier zelfs spreken van een breder governance-probleem: “Ik heb hetzelfde gezien bij Volkswagen, waar ik vier jaar meegewerkt heb aan de herpositionering. Je hebt een management dat iets uiteen zet aan de raad van bestuur. Maar de materie is zo complex dat bestuurders zich geremd voelen om tot op het bot vragen te stellen. Daardoor stemmen ze in met zaken waarvan ze achteraf toegeven dat ze het eigenlijk niet begrepen hadden. Dat bestuurders op hun limieten stoten, is niet alleen een zaak van persoonlijkheid maar ook van kennis.”
7. De geboorte van Belfius
Een premier moet vaak heel moeilijke politieke onderhandelingen voeren, maar een bank redden is toch een zeer specifieke en complexe zaak, vindt Leterme: “Het verschil is vooral de tijdsdruk. Bij een bank moet je rekening houden met de financiële markten, de beursnotering, het waardeverlies, de mogelijkheid van een bankrun… Alles wat je beslist, heeft directe repercussies. Je kunt niet zeggen: ik ga er nog eens een nachtje over slapen, want dan kan het te laat zijn. Iedereen kijkt toe. Je bevindt je niet in een huis clos, zoals typisch het geval is bij politieke gesprekken.”
Dat maakt Leterme in oktober 2011 nog eens mee wanneer duidelijk wordt dat Dexia zou kapseizen. De premier wil de Belgische bank uit de groep halen voor het te laat is. Leterme moet daarvoor naar Parijs, maar voor de Fransen hoeft het allemaal niet. Dexia Crédit Local is voor hen in de eerste plaats een bank die de lokale besturen financiert, en daarvoor kunnen alternatieven ontwikkeld worden. In België is Dexia Bank België echter ook een retailbank waar heel wat burgers hun spaargeld geparkeerd hebben. Om dat spaargeld te beschermen, is Leterme bereid 4 miljard euro op tafel te leggen. Dat is anderhalf miljard meer dan de Belgische bank op dat moment eigenlijk waard is, want ze moet nog belangrijke verliezen afschrijven.
Ik weet niet of ik Dehaene een cadeau deed of niet, maar hij heeft het in elk geval gretig aanvaard
“Op dat moment moet je een beetje pokeren”, legt Leterme uit. “Ik wist dat de Fransen achterover konden leunen. De enige manier om hen te overtuigen was hen een aanbod te doen dat ze niet konden weigeren.” En zo gebeurt: Dexia Bank België wordt genationaliseerd, gesaneerd en omgedoopt tot Belfius. Vandaag is de bank op basis van haar eigen vermogen circa 10 miljard euro waard. “Nu de bank opnieuw goed draait, is het dubbel zuur dat ze geen regeling heeft kunnen treffen om de Arco-coöperanten gedeeltelijk te vergoeden. Zo’n sluitende regeling in elkaar steken is blijkbaar juridisch onmogelijk.”
4 miljard euro was het bod van Leterme op Dexia Bank België, 1,5 miljard meer dan de echte waarde.
8 De uitgifte van de Leterme-bon
Eind 2011 is Yves Leterme demissionair premier. Hij staat op het punt zijn carrière voort te zetten bij de OESO. Maar de eurocrisis woedt nog altijd en de rentespread van ons land met Duitsland trekt steeds meer aan. In die omstandigheden trekken Leterme en Reynders naar de kantoren van enkele ratingagentschappen in Londen. “Bij één ervan hadden we een discussie met een jonge analist die volgens ons de toestand van België niet goed kende en verkeerd inschatte. Didier en ik hielden een slecht gevoel over aan het gesprek. We vreesden dat zijn rapport zou leiden tot een verlaging van onze kredietwaardigheid, wat de rente op de staatsschuld omhoog zou duwen.”
“Tijdens een vergadering met Jean Deboutte van het Agentschap van de Schuld bespraken we voor het eerst de mogelijkheid om een staatsbon te lanceren, specifiek gericht op de Belgische particulier, en met een verlaagde roerende voorheffing. Ik was helemaal niet zeker of die staatsbon wel een succes zou zijn. Er heerste op dat moment een groot wantrouwen tegenover de politiek en tegenover België. Ook bij de eigen bevolking. Ik was meer overtuigd van mijn uitspraak dat de belastingbetaler geen geld zou verliezen aan de banken, dan van een succes van de staatsbon.”
Het was een risico, beklemtoont Leterme: “We wilden een sterk signaal geven aan de financiële markten dat België voldoende financieringscapaciteit in eigen land had, maar wat als we maar 200 miljoen euro hadden opgehaald? Dan zou het initiatief als een boemerang terug in ons gezicht komen. Uiteindelijk heb ik mijn West-Vlaamse intuïtie laten spreken. Ik voelde dat nogal wat spaarders zouden geïnteresseerd zijn in de interessante rentevergoeding. En een lagere fiscaliteit is een argument dat in België altijd werkt.”
Uiteindelijk wordt de Leterme-bon een groot succes. De Belgen schrijven voor 5,9 miljard euro in en de onrust op de financiële markten ging liggen. Enkel de meest recente staatsbon heeft met een opbrengst van 21,9 miljard euro beter gescoord. Leterme wijst erop dat de Van Peteghem-uitgifte in andere omstandigheden gebeurde en tegen andere voorwaarden (een korte looptijd van een jaar), maar hij juicht het succes toe: “De banken hebben de kans gemist om de spaarders beter te vergoeden. Ze rekenden op de honkvastheid van hun klanten. Dat de markt opgeschud wordt, is een goede zaak. De staatsbon heeft zijn doel bereikt. Ik vind dit een betere aanpak dan via wetgeving de hoogte van de spaarrente op te leggen. Dat gaat mij te ver, en zou bepaalde categorieën van banken in de problemen kunnen brengen.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier