Wie kan met vervroegd pensioen?
Belgen kunnen pas op hun 62ste met vervroegd pensioen. Dat is althans de theorie. Maar wie in het juiste overheidsbedrijf werkt, kan vaak al op zijn 60ste of zelfs vroeger stoppen met werken. En als de regering en sociale partners later dit jaar een lijst van zware beroepen opstellen, dan wordt de lijst van uitzonderingen nog een pak langer.
Statutaire werknemers van het telecombedrijf Proximus die op 58 of 60 jaar met vervroegd pensioen mogen ? De regering gaat ermee akkoord. Statutairen bij bpost die op 59,5 jaar uittreden? Geen probleem. Politieagenten op hun 58ste voor vervroegd pensioen kiezen? De federale beleidsploeg zet het licht op groen. Pensioen op 55 jaar voor rijdend personeel van de NMBS als ze 30 jaar dienst hebben? Het blijft mogelijk.
Nochtans is de minimumleeftijd voor vervroegd pensioen 62 jaar. Tegen het einde van de legislatuur (in 2019) wordt dat zelfs 63 jaar. Maar tal van uitzonderingen maken dat sommige werknemers en ambtenaren de arbeidsmarkt toch vroeger kunnen verlaten. Over één uitzondering bestaat weinig discussie: wie op 60 of 61 jaar een loopbaan kan voorleggen van 44 of 43 jaar, kan zelfs na 2019 met vervroegd pensioen. Maar dat is een krimpende groep werknemers. Je moet dan al sinds je 16de of 17de aan de slag zijn. Dat gebeurt almaar minder.
Sterke lobby’s
Vooral de specifieke uitzonderingsregimes zoals die voor het spoorwegpersoneel, politie of militairen roepen nogal wat vragen op. In het leger is pensioen op 56 bijvoorbeeld nog altijd mogelijk. Deze beroepsgroepen kunnen rekenen op een sterke syndicale lobby die steevast haar slag thuis haalt. Neem de politieagenten. Het Grondwettelijk Hof had in een arrest van 10 juli 2014 een einde gemaakt aan de gunstige regeling van vervroegd pensioen voor het politiepersoneel. Volgens het arrest moest de zogenoemde preferentiële pensioenleeftijd verdwijnen en moest het politiepersoneel onder de algemene regeling van het vervroegd pensioen vallen: vanaf 62 jaar en na een loopbaan van 40 jaar. De politievakbonden schreeuwden moord en brand. Na overleg met minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) werd vorig jaar een akkoord bereikt: voorlopig kunnen politieagenten met vervroegd pensioen op 58 jaar. Die leeftijd wordt in 2017 opgetrokken naar 58,5 jaar en naar 59 jaar in 2018.
Een vergelijkbaar verhaal is dat van het rijdend personeel van de NMBS, zeg maar de treinbestuurders en begeleiders. Toen Vincent Van Quickenborne (Open Vld) eind 2011 als minister van Pensioenen in de regering-Di Rupo ook hen in zijn pensioenhervormingen wou meenemen, dreigden de vakbonden onmiddellijk met een 24 urenstaking. Gevolg: het rijdend personeel van de NMBS kan nog altijd op 55 jaar met vervroegd pensioen. Het enige wat veranderde, is dat het pensioenbedrag voortaan op basis van de laatste tien jaar loopbaan wordt berekend, in plaats van op de laatste vijf jaar.
Brugpensioen als voorbeeld
Voorlopig profiteert vooral het personeel van de overheidsdiensten en -bedrijven van zulke uitzonderingen, maar daar kan binnenkort verandering in komen. De sociale partners en de federale regering werken in het Nationaal Pensioencomité aan een lijst van zogenoemde zware beroepen. Wie zo’n beroep uitoefent, zou bijvoorbeeld al op zijn 60ste kunnen stoppen.
De hamvraag is: wat is een zwaar beroep? Gaat het enkel om fysiek zware arbeid? Of valt daar ook psychisch belastend werk onder? Normaal moest de federale regering al eind vorig jaar met haar lijst van zware beroepen naar buiten komen. Maar het zal al een succes zijn als regering en sociale partners net voor de zomer tot een akkoord komen. Eind juni 2015 ging het Nationaal Pensioencomité van start, een gremium waarin 24 vertegenwoordigers van regering, vakbonden en werkgevers een lijst van criteria proberen op te stellen voor een zwaar beroep. Maar het Pensioencomité boekt amper vooruitgang. Er wordt nog nagegaan welke systemen uit het buitenland kunnen worden overgenomen. En uiteraard moeten alle sectoren hun zeg doen.
Als er geen overeenstemming wordt bereikt over een lijst van zware beroepen, zal de verleiding groot zijn om dezelfde criteria te gebruiken als voor het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT, het vroegere brugpensioen). Pro memorie: brugpensioen heeft niets te maken met vervroegd pensioen. Het is een vorm van werkloosheid waarin de werkgever een toeslag op het loon betaalt. Bruggepensioneerden of SWT’ers moeten in principe beschikbaar blijven voor de arbeidsmarkt. Wie met vervroegd pensioen gaat, moet dat niet.
De minimumleeftijd voor SWT bedraagt momenteel 62 jaar. Maar er zijn uitzonderingen zoals 56 jaar bij herstructureringen en in bedrijven in moeilijkheden. Interessant is de regeling voor mensen met een zwaar beroep. Want als het gaat over brugpensioen, is die term wél duidelijk gedefinieerd: het gaat om werknemers die in de laatste tien jaar minstens vijf jaar of tijdens de laatste vijftien jaar minstens zeven jaar een zwaar beroep hebben uitgeoefend. Dat is arbeid in opeenvolgende ploegen, werk in onderbroken dienst, nachtarbeid en werk in de bouwsector. Voor mensen met zo’n zwaar beroep is de minimumleeftijd voor brugpensioen 58 jaar. Het is de bedoeling die minimumleeftijd tegen 2020 op 60 jaar te brengen.
Geen uitholling van de pensioenhervorming
Vraag is of al die uitzonderingen de pensioenhervorming van deze regering uithollen. Het is de bedoeling van minister van Pensioenen Daniel Bacquelaine (MR) om de reële pensioenleeftijd op te trekken van 59,5 jaar vandaag tot 63 jaar. Daarmee zou België het gemiddelde van de OESO-landen bereiken.
Onderzoeken van het Federaal Planbureau leren dat strengere voorwaarden voor een vervroegd rustpensioen inderdaad tot pensioenuitstel leiden. Per jaar gaan 17.400 ambtenaren met vervroegd pensioen. Dat is 3,2 procent van het totale ambtenarenbestand. Zonder de regeringsmaatregelen zouden er per jaar 5.500 ambtenaren extra met vervroegd pensioen gaan. De maatregelen die de regering-Di Rupo eind 2011 genomen heeft om de vervroegde uittreding tegen te gaan, hebben al een aantoonbaar effect. Maar nog altijd stopt driekwart van de ambtenaren met werken op zijn 60ste. Tien jaar geleden was dat weliswaar 84 procent.
Een meer algemene analyse van de Studiecommissie voor de Vergrijzing raamt dat de strengere voorwaarden voor vervroegd pensioen er zouden voor zorgen dat mannelijke werknemers op lange termijn hun vervroegde pensionering met gemiddeld acht maanden uitstellen, en de vrouwen met gemiddeld veertien maanden. Maar dat zijn extrapolaties die geen rekening houden met een mogelijke uitbreiding van de uitzonderingen voor vervroegd pensioen.
De Studiecommissie voor de Vergrijzing is zeer optimistisch in haar langetermijnprojecties; ze ziet de effectieve uittredeleeftijd tegen 2060 zelfs oplopen tot 64,6 jaar. De werkgelegenheidsgraad voor 55-plussers zou stijgen van 42 procent naar 60 procent tegen 2060. Het gaat natuurlijk om voorspellingen, die bovendien slechts ten dele het gevolg zijn van het verstrengen van het vervroegd pensioen. Ze zijn vooral het gevolg van het optrekken van de wettelijke pensioenleeftijd van 65 naar 66 jaar in 2025 en naar 67 jaar in 2030. De combinatie van maatregelen – strenger brugpensioen en vervroegd pensioen, hogere wettelijke pensioenleeftijd – maakt dat de stijging van de pensioenkosten op termijn 1,9 procent van het bbp lager zal uitvallen dan in eerdere studies van de Vergrijzingscommissie.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier