De regering-De Wever staat voor lastige begrotingsbesprekingen, maar een stevige opsteker is dat de Belgische economie standhoudt. Een behoorlijke economische groei is echter een noodzakelijke maar geen voldoende voorwaarde om de Belgische begroting op het droge te trekken.
Cijfers na de komma doen er soms wél toe. Voor de federale regering-De Wever bijvoorbeeld, die eind deze maand begint aan de begrotingsopmaak voor 2026. Dat beloven moeilijke onderhandelingen te worden. “We staan voor een col buiten categorie”, dixit premier Bart De Wever. Zonder extra maatregelen loopt het begrotingstekort op tot ruim 6 procent van het bbp tegen 2029. Er zou gemikt worden op een extra inspanning van 12 miljard euro, om het tekort te beperken tot 4,5 procent van het bbp. Daarmee zou België voorlopig ook binnen het Europese keurslijf blijven.
Die begrotingsvooruitzichten houden de volgende jaren de baan voor zover ook de Belgische economie de verwachtingen waarmaakt. Voor dit jaar wordt gerekend op een economische groei van 1,2 procent en voor volgend jaar op 1,1 procent. Over de periode 2025-2030 rekent het Planbureau op een gemiddelde groei van 1,2 procent, wat in lijn is met de potentiële groei van de Belgische economie én met de gemiddelde groei in het eurogebied. Het hervormingsbeleid zorgt dus voorlopig niet voor een stevige groei-impuls. De coalitiepartners rekenden zich tijdens de regeringsonderhandelingen tevergeefs rijk door voor 8 miljard euro op terugverdieneffecten te rekenen.
Hier komen de cijfers na de komma op de proppen. Elke 0,1 procentpunt minder groei, maakt de col buiten categorie nog steiler. Een vuistregel is dat het gezamenlijke begrotingstekort met zowat 0,6 procentpunt toeneemt voor elke 1 procentpunt lagere groei. Concreet betekent dat bijvoorbeeld dat, als de economische groei volgend jaar slechts 0,9 procent in plaats van de verwachte 1,1 procent bedraagt, dat een extra gat van ongeveer 750 miljoen euro in de begroting slaat. Er worden voor minder geld keiharde onderhandelingen gevoerd.
De begrotingssituatie en vooral de trendmatige toename van de Belgische overheidsbestedingen zijn onhoudbaar.
Een stevige groeivertraging, laat staan een recessie, zou de begroting dus midscheeps treffen. De regering deed in de algemene toelichting van de begroting 2025 zelf de oefening. Een groeivertraging met 0,5 procentpunt zou dit jaar een extra put slaan van 1,3 miljard euro op het niveau van de federale overheid. De regering liet zich gaan en simuleerde ook een groeivertraging van 0,5 procentpunt tot 2029. Dat zou de begroting nog 8 miljard euro dieper in het rood duwen.
Economie houdt stand
De regering mag dus een kaars branden dat de Belgische economie stand lijkt te houden, ondanks het agressieve handelsbeleid van de Amerikaanse president Donald Trump, de geopolitieke spanningen en de bijbehorende economische onzekerheid. “Standhouden is het juiste woord. Dit kwartaal mogen we op een groei van 0,3 procent rekenen. Wellicht is dat ook de kruissnelheid voor de rest van het jaar”, zegt Geert Langenus, macro-econoom van de Nationale Bank. Op jaarbasis mag je op een groei van een dikke procent rekenen. Dat is op schema.
De Belgische economie buigt noch barst, omdat de gezinnen en bedrijfsleiders de moed erin houden (zie grafiek). “Heel opvallend de jongste maanden is de stijgende trend in de vertrouwensindicatoren. President Trump sloot een aantal handelsakkoorden. In België is er meer duidelijkheid rond het hervormingsbeleid. De onzekerheid noteert niet langer op recordniveau. De recente nieuwsstroom valt mee”, zegt Geert Langenus.

Gezinnen laten geld rollen
De gezinsconsumptie, een belangrijke aanjager van de economie, vertraagt amper. Het geld blijft vrij goed rollen, omdat gezinnen zich niet laten leiden door het nieuws, maar door hun persoonlijke situatie. Vooral de gepercipieerde kans op werkloosheid is een goede voorspeller van de bestedingen. De arbeidsmarkt blies stoom af de voorbije maanden, maar het ergste lijkt achter de rug. Voor stijgende lonen is er voorlopig amper ruimte, maar de gedaalde inflatie beschermt de koopkracht. Het hervormingsbeleid van de regering kan op de korte termijn wegen op de consumptie, maar op de langere termijn moet dat beleid vruchten afwerpen via extra jobs. De terugverdieneffecten zijn lager dan verhoopt, maar niet nul.
Opvallend ook is dat de gezinnen de spaarwoede van na corona van zich afgeschud hebben. Gezinnen zetten nog ongeveer 12 procent van het inkomen opzij, wat in de buurt ligt van de spaarquote van voor de coronacrisis. Belgen zijn niet langer de spaarkampioenen, want de gemiddelde spaarquote ligt rond 15 procent in het eurogebied. Mogelijk spenderen de Belgische gezinnen meer, omdat ze op dit ogenblik minder snel een woning kopen of bouwen, merkt de Nationale Bank op. De woninginvesteringen van de gezinnen zijn gedaald tot het laagste peil sinds 1999, of 15 procent lager dan de piek halfweg 2021. Beterschap is voor de bouw niet meteen in zicht. Het aantal vergunningen voor nieuwbouw is verder gedaald. De milde stijging van de koopkracht en de lichte daling van de hypotheekrente zijn onvoldoende om de markt nieuw leven in te blazen. De bouwsector kan zich wél optrekken aan een goed gevuld orderboek van overheidsinvesteringen.
Overheid nog te dominant
De Belgische economie danst niet alleen op het ritme van de gezinsbestedingen, ook de overheidsbestedingen kunnen door hun grote gewicht de muziek stoppen of luider zetten. De overheidsuitgaven zorgen nog altijd voor een groei-impuls. Er staan besparingen en hervormingen op de rails, maar hogere defensie-uitgaven zorgen voor een tegenwicht. “Op de korte termijn kunnen besparingen op de groei wegen, maar op de lange termijn kunnen hogere defensie-uitgaven, ook vanuit bijvoorbeeld Duitsland, voor enige compensatie zorgen. De vraag is wel hoeveel van die uitgaven bij Europese of Belgische bedrijven belanden”, zegt Geert Langenus.
De relatief grote afhankelijkheid van overheidsuitgaven plaatst een stevige voetnoot bij de kranige Belgische groeicijfers van de jongste kwartalen. In het tweede kwartaal steeg de toegevoegde waarde in de private sector slechts met 0,1 procent. De activiteit in de niet-marktsectoren steeg met 0,5 procent. De werkgelegenheidscijfers vertellen een zelfde verhaal. Nieuwe jobs kwamen er vooral bij in de non-profit, zoals de zorgsector, terwijl de tewerkstelling in de private sector stagneerde. Die lijn kan je moeilijk doortrekken. De overheid kan geen steeds groter huis bouwen op het fundament van een stagnerende private sector. De begrotingssituatie en vooral de trendmatige toename van de Belgische overheidsbestedingen zijn onhoudbaar.
Kranige export
Het handelsbeleid van president Trump heeft dus nog niet veel zand in de machine gegooid. De meest recente cijfers suggereren dat de Belgische export naar de Verenigde Staten onder druk staat, maar die export bestaat voor de helft uit farmaceutische producten, waarvan de vraag allicht weinig prijsgevoelig is. Op de korte termijn zal de export dus weinig last hebben van handelstarieven. De dikte van de orderboekjes van de Belgische bedrijven is vooral afhankelijk van de conjunctuur bij de dichte handelspartners. De industrie in Duitsland, Frankrijk en Nederland lijdt nog onder de hoge energiekosten en de handelsspanningen, maar het ergste lijkt achter de rug, zeker als het handelsakkoord tussen de VS en de Europese Unie standhoudt. Enquêtes van de Nationale Bank leren dat bedrijfsleiders een aantrekkende vraag verwachten. De export zal de volgende maanden dus géén grote rem zetten op de groei.
Handelsoorlogen of niet, de ondernemer ploegt voort.
Ook de bedrijfsinvesteringen hebben de voorbije kwartalen relatief weinig aan dynamiek ingeboet. Handelsoorlogen of niet, de ondernemer ploegt voort. Gewenning aan het nieuwe normaal, een afnemende onzekerheid en het vooruitzicht op een aantrekkende vraag verlichten intussen het gemoed van de bedrijfsleiders. Niet dat er meteen een investeringsbonanza in de sterren staat geschreven. Daarvoor ligt de benuttingsgraad van de productiecapaciteit in de industrie met 77 procent nog te ver onder het historische gemiddelde van 80 procent. Expansieplannen blijven dun gezaaid.
Voor de regering-De Wever is het nieuws van het conjuncturele front dus redelijk geruststellend. Voorlopig doemt aan de horizon geen groeivertraging of recessie op, die de begroting helemaal zou torpederen. Een economische groei van 1 à 1,3 procent per jaar is echter onvoldoende om de begroting te saneren in tijden van vergrijzing. Zelfs met de hulp van historische hervormingen volstaat een groei van 1 procent niet om de begroting op het droge te trekken. De economie steekt de begroting geen spaak in het wiel, maar minder steil wordt de col niet.