Waarom de begroting ontspoord is: vijf oorzaken
Het structurele begrotingstekort zal dit jaar 1,5 procent van het bbp of 7,2 miljard euro bedragen, blijkt uit cijfers van het Monitoringcomité. Dat is een pak meer dan het deficit van 0,7 procent waarvan de federale regering uitging. De verslechtering van de overheidsfinanciën heeft verschillende oorzaken. Trends zet ze op een rij.
Het overheidsdeficit verslechtert dit jaar met 3,8 miljard euro of 0,8 procent van het bbp. Dat is het meest opvallende cijfer uit het recentste rapport van het Monitoringcomité, een groep van ambtenaren die de toestand van de overheidsfinanciën opvolgt. Dat betekent dat er dit jaar een saneringsinspanning van 4 miljard euro in plaats van 2 miljard euro nodig is. Het structurele begrotingstekort (gecorrigeerd voor eenmalige maatregelen en conjuncturele schokken) loopt op tot 1,5 procent van het bbp. Het nominale tekort gaat van 0,7 naar 1,4 procent van het bbp.
Die cijfers van het Monitoringcomité leken een verrassing, maar zijn in lijn met de voorspellingen van de Nationale Bank in juni. Volgens gouverneur Pierre Wunsch zou het begrotingstekort uitdiepen van 0,7 procent van het bbp naar 1,3 procent dit jaar over 1,7 procent volgend jaar tot 2,1 procent in 2021.
Het Planbureau had het zelfs over een deficit van 2,7 procent van het bbp aan het einde van de legislatuur in 2024. 14,5 miljard euro om precies te zijn. Uiteraard bij ongewijzigd beleid. De kans is onbestaande dat er de komende jaren geen pogingen worden ondernomen om de begroting opnieuw op de sporen te krijgen.
Verschillende ontslagnemende excellenties zoeken de oorzaak in de afwezigheid van een daadkrachtige regering. Volgens minister van Begroting Sophie Wilmès (MR) had een regering die niet in lopende zaken is in het voorjaar een begrotingscontrole kunnen doorvoeren, zodat de ontsporing vermeden zou zijn. Dat klopt wellicht, maar de echte oorzaken van de kaduke overheidsfinanciën liggen elders. Trends zet ze op een rij.
1. De wraak van de begrotingstrucs en nattevingerwerk
Volgens het rapport van het Monitoringcomité brengen de belastinginkomsten 1,9 miljard minder binnen dan verwacht, voornamelijk door een minder gunstig economisch klimaat. De groeivooruitzichten voor 2019 zijn neerwaarts bijgesteld: van 1,6 procent van het bbp groei naar 1,3 procent.
Maar de fiscale inkomsten dalen niet alleen door de groeivertraging. Daarnaast is er de negatieve impact van een begrotingstruc van de regering-Michel I. Een onderdeel van de hervorming van de vennootschapsbelasting bestond erin de boetes voor bedrijven die geen voorafbetaling van vennootschapsbelasting doorvoeren, te verhogen. Met als gevolg dat bedrijven massaal voor voorafbetalingen kozen. Dat deed de inkomsten uit de vennootschapsbelasting pieken van goed 3 procent van het bbp in 2015 naar 4,4 procent van het bbp. Maar de maatregel raakt uitgewerkt en dit en volgend jaar dalen de inkomsten uit de vennootschapsbelasting naar respectievelijk 3,6 en 3,4 procent van het bbp. Nu wordt de prijs betaald voor een begrotingstruc.
Voorts koos de regering-Michel vorig jaar voor nattevingerwerk. Een jobdeal en een meer degressief systeem van werkloosheidsuitkeringen zou voor extra banen zorgen en de uitgaven voor werkloosheid doen dalen. Er was sprake van 500 miljoen euro voor de begroting. Maar die jobdeal werd een lege doos.
2. Teren op de dalende rentelasten
Om de precaire situatie van de overheidsfinanciën goed te vatten is het niet voldoende enkel te kijken naar wat er het voorbije jaar is gebeurd. De regering-Michel koos de voorbije legislatuur al te vaak voor de gemakkelijkheidsoplossing. De sanering van de overheidsfinanciën gebeurde in belangrijke mate via de dalende rentelasten. In een verlaging van het tekort met 2,5 procent zit 1 procentpunt lagere rentelasten. En die rentelasten blijven ook de komende jaren dalen. Ze bedroegen in 2018 2,3 procent van het bbp. Ze dalen nu naar 2,1 procent en in 2021 naar 1,9 procent van het bbp. Met dank aan het lagerentebeleid van de Europese Centrale Bank (ECB). Maar de keerzijde is dat de echte gezondmaking van de overheidsfinanciën minder urgent is.
3. Te lage werkzaamheidsgraad in Wallonië en Brussel
“De sanering van de overheidsfinanciën moet hoofdzakelijk via de arbeidsmarkt gebeuren. Enkel door de werkzaamheidsgraad op te krikken en het overheidsbeslag terug te dringen, kan je de begroting structureel op orde brengen”, stelde VBO-topman Pieter Timmermans gisteren. Elke werkzoekende die een job vindt, betekent een besparing van 30.000 euro voor onze overheidsfinanciën: 18.000 euro meer inkomsten aan belastingen en sociale zekerheid en 12.000 euro minder uitgaven aan werkloosheidsuitkeringen.
Alleen, de werkzaamheidsgraad ligt met ongeveer 70 procent nog altijd te laag in België. Het probleem situeert zich vooral in Wallonië (63% werkzaamheidsgraad) en Brussel (61%) en minder in Vlaanderen (75,6%). Het Planbureau ziet de werkzaamheidsgraad in de verschillende deelstaten stijgen maar de kloof tussen Vlaanderen en de rest van het land wordt niet kleiner.
4. De vergrijzing niet onder controle
Volgens de Nationale Bank stijgen de uitgaven voor sociale uitkeringen van 25,2 procent van het bbp in 2018 naar 26,1 procent in 2021. De uitgaven voor pensioenen en gezondheidszorg blijven de komende jaren door de vergrijzing toenemen. De extra vergrijzingsfactuur wordt deze legislatuur op bijna 6 miljard euro geraamd. Dat weegt elke dag op de begroting.
De uitgaven evolueren op langere termijn van 25,2 procent van het bbp in 2018 naar 27,6 procent in 2070. Dat komt neer op een toename met 2,4 procentpunt van het bbp, wat neerkomt op 11 miljard euro. De maatregelen van de regering-Michel – strenger brugpensioen en vervroegd pensioen, andere berekening ambtenarenpensioenen – hebben slechts een beperkt positief effect op de vergrijzingsfactuur.
5. Het Belgische consumptiefederalisme
Het gros van de begrotingsfactuur ligt bij de federale overheid met de financiering van de sociale zekerheid (elk jaar meer dan 80 miljard euro), maar ook de deelstaten hebben een rol in de sanering van de overheidsfinanciën. Maar het probleem in België is dat er geen echte incentive is voor de deelstaten om een verantwoordelijk begrotingsbeleid te voeren omdat ze voor hun inkomsten voor 67 procent afhankelijk zijn van dotaties en geen eigen fiscale inkomsten.
Met als gevolg dat tekorten sneller worden opgeblazen, want door lagere overheden te financieren met dotaties geeft een hogere overheid het signaal dat ze klaarstaat om bij te springen met nieuwe dotaties. Volgens dat principe werden de meeste staatshervormingen doorgevoerd.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier