Waarom covid-19 niet het einde wordt van de globalisering
China wordt ervan beschuldigd de bron te zijn van het virus dat de wereld verwoest. Tegelijk beseft het Westen dat het misschien wel te afhankelijk is geworden van ‘de werkplaats van de wereld’. Moeten we zo snel mogelijk cruciale sectoren opnieuw naar hier halen? Zo simpel is dat niet.
Tot voor kort dachten velen dat covid-19 fataal zou zijn voor China. Het land is de geboorteplaats van het virus, het had veel omstreden maatregelen getroffen en de crisis had het doel van de regering, de creatie van een grote middenklasse gedreven door een lange en sterke groei, minder bereikbaar gemaakt. De globalisering kwam tot stilstand, een dodelijke klap voor een land dat wordt beschouwd als de werkplaats van de wereld. China zou mee ten onder gaan.
Maar nu de Chinese crisis een wereldcrisis is geworden, is dat niet meer zo zeker. Tussen het protectionisme van Donald Trump en een Europa dat moeizaam op zoek is naar zijn project, kan China toch nog als de winnaar naar voren komen. Verschillende westerse landen overwegen de Chinese werkwijze om besmette mensen te lokaliseren en te isoleren, over te nemen. De coronacrisis lijkt niet de ondergang van de globalisering te worden, ze toont juist de veerkracht ervan aan.
“Dit wordt niet het einde van het kapitalisme, noch het einde van de globalisering”, zegt Samy Chaar, hoofdeconoom van de Zwitserse bank Lombard Odier. “Ik geloof niet in de verplaatsing van waardeketens. Vele zijn verankerd in Azië. De regio ging als eerste weer aan het werk en heeft zich een betrouwbare partner getoond.”
Autonomie versus protectionisme
Medisch materiaal is een actueel voorbeeld van hoe de globalisering werkt. Toen de Europese regeringen kampten met tekorten van mondmaskers, gingen er stemmen op om de toeleveringsketens terug naar de Europese Unie te brengen. De Franse president Emmanuel Macron zei dat hij “Europese en nationale soevereiniteit” en “totale onafhankelijkheid” wilde in delen van de medische markt. Sommige vertegenwoordigers van de industrie gaan nog verder en roepen op tot gezondheidssoevereiniteit. Maar zo’n protectionistisch beleid zou de Europese Unie meer kwaad dan goed doen, zegt Niclas Poitiers, een econoom die samen met zijn collega Sybrand Brekelmans van de Bruegel-denktank een artikel heeft geschreven waaruit blijkt hoe belangrijk het voor Europa is om ook op dat gebied een open markt te behouden.
Chinese producten zijn maar goed voor 1 procent van alle componenten in een Europese auto. Maar toen het coronavirus opdook, was dat genoeg om de productielijnen te stoppen” – Patrick Artus, Natixis
Het is waar dat de Europeanen netto-importeurs zijn van de beschermingsmiddelen die nodig zijn in de strijd tegen het coronavirus. In 2019 heeft de Unie voor 17,6 miljard dollar zulke goederen geïmporteerd en voor 12,1 miljard dollar geëxporteerd. Maar het bos mag de boom niet verbergen. “De Europese Unie is een van de leiders in hoogtechnologische medische producten”, aldus Poitiers. In 2017 bedroeg het aandeel van de Europese Unie in de wereldexport van die goederen 29 procent, het dubbele van haar aandeel in de totale wereldexport (15,2%). De Europese Unie is ook goed voor bijna een derde van de wereldexport van geneesmiddelen en vaccins” (zie grafiek Europese Unie is belangrijke uitvoerder van medische producten).
Wat zou er gebeuren mocht Europa besluiten medisch volledig autonoom te worden? “Als Europa zijn grenzen voor China zou sluiten, zou China als vergelding zijn grenzen voor Europa sluiten”, zegt Niclas Poitiers. “Laten we ook niet vergeten dat er in de farma naast de Europese Unie maar twee andere belangrijke landen zijn: de Verenigde Staten en Zwitserland. Je kunt dus niet zeggen dat Europa te afhankelijk is van buitenlandse farmaceutische bedrijven. En de wereldwijde toeleveringsketens voor niet-hoogtechnologische producten stimuleren de ontwikkeling van farmaceutische bedrijven in opkomende markten. Dat is goed voor de ontwikkeling van onderzoek en vaardigheden. Zo kan de hele wereld zich beter voorbereiden op de volgende pandemie. Er zijn aanzienlijke voordelen aan het wereldwijd delen van onderzoek en ontwikkeling van geneesmiddelen en apparatuur”, aldus de econoom.
Het echte probleem is het gebrek aan samenwerking, zegt André Sapir. “Als belangrijke leverancier van beschermingsmiddelen heeft China het spel gespeeld”, vervolgt hij. “Het heeft ons niet afgedreigd.” Natuurlijk zijn er ernstige problemen geweest, omdat de vraag het aanbod ruimschoots heeft overtroffen. “We hadden niet de capaciteit om voor enkele vitale producten crisismanagement op mondiaal of zelfs Europees niveau te voeren”, vervolgt Sapir. “Het zou verstandig zijn strategische reserves voor zulke producten op te bouwen. Het is mogelijk meer bevoorradingsbronnen aan te boren en te zorgen voor echte Europese solidariteit. Autonomie is niet hetzelfde als protectionisme.”
Mikado
Hoe zit het als we verder kijken dan de farma? Uit de belangrijkste cijfers over de handel van België met de rest van de wereld komen twee opvallende punten naar voren (zie grafiek Europa is onze belangrijkste handelspartner). Onze handelsbalans vertoont een overschot: we exporteren meer dan we importeren. Ten tweede voeren we drie kwart van onze handel met Europa. Als alle Europese landen productie terughalen, verliest België een groot deel van zijn export. Dat zou niet opwegen tegen de kleinere hoeveelheid onderdelen en producten die België importeert en dan zelf zou maken.
We moeten verschillende toeleveringsketens hebben, zodat we niet afhankelijk zijn van China, Vietnam of Korea” – Michel Kempeneers, Awex
“In het debat over het terughalen van productielijnen zitten we tussen twee vuren”, zegt Patrick Artus, de hoofdeconoom van de Franse bank Natixis. “Enerzijds willen overheden en bedrijven bepaalde activiteiten verplaatsen. Aan de andere kant willen we onze koopkracht behouden. Een derde van de industriële producten die wij consumeren, wordt in opkomende landen gemaakt, tegen een kostprijs die de helft lager ligt dan die van de OESO-landen. Als we alles wat we hebben verplaatst zouden terughalen, zou een derde van ons verbruik dus in prijs verdubbelen. We zouden ongeveer 15 procent meer betalen voor computers, auto’s, telecom en textiel.” Een massale verhuizing zou onaanvaardbaar zijn voor de consument. “Het zou ook heel inefficiënt zijn, want de verhuizing zelf zou ook veel geld kosten. We zouden ook nieuwe fabrieken moeten bouwen”, zeg Artus.
Een verplaatsing van activiteiten dreigt ook een gigantische mikado te doen wankelen. “We leven in een verbonden wereld”, zegt Michel Kempeneers, COO van de overzeese activiteiten van Awex, het Waalse exportagentschap. “Je kunt geen activiteiten verplaatsen zonder rekening te houden met de hele toeleverings- en productieketen. De grote bedrijven die de wereld domineren beheersen alle vertakkingen van de economie, inclusief grondstoffen, kunststoffen en soms ook energie. Dat is niet van de ene op de andere dag gebeurd. En zo’n hele keten zouden we in België willen creëren?”
Beperkt en precies
Praten over het einde van de globalisering is dus “een enorme overdrijving”, beaamt Patrick Artus. “We gaan hier geen consumptiegoederen zoals textiel, speelgoed, schoenen of huishoudapparaten produceren. De overheden zijn vastbesloten enkele strategische industrieën terug te halen, in de farma, de telecom en de hernieuwbare energie. We willen niet meer afhankelijk zijn van China, India of Korea voor antibiotica, telecomnetwerken, batterijen of brandstofcellen.”
“De bedrijfsleiders erkennen nog altijd dat de wereldwijde waardeketens zeker efficiënt en winstgevend zijn, maar ook gevaarlijk. Chinese producten zijn misschien maar goed voor 1 procent van alle componenten in een Europese auto. Maar toen het coronavirus opdook, was dat genoeg om de productielijnen te stoppen. In enkele sectoren, zoals elektronische componenten, auto’s en werktuigmachines, zullen de Europese bedrijven daarom de risico’s spreiden en zich regionaal reorganiseren. Ik zie drie grote regio’s: Noord- en Zuid-Amerika, Azië en Europa, dat verbonden is met Noord-Afrika.”
Michel Kempeneers benadrukt dat we heel precies moeten definiëren welke sectoren we opnieuw naar hier willen halen. “Ik denk aan activiteiten met een hoge toegevoegde waarde, die aansluiten op de ecosystemen die we al hebben, zoals logistiek, werktuigbouwkunde, biowetenschappen en agrobusiness. Maar ik ben er niet van overtuigd dat we moeten investeren in sectoren met een lage toegevoegde waarde, zoals plasticproducten of beschermingsmiddelen. Daarvoor moeten we wel een strategische voorraad aanleggen. En we moeten verschillende toeleveringsketens hebben, zodat we niet afhankelijk zijn van China, Vietnam of Korea.”
Meer in Europa produceren zou de andere problemen die covid-19 heeft blootgelegd, niet oplossen. Dat merkt Nobelprijswinnaar voor economie Jean Tirole op in een artikel in het Franse dagblad Les Echos. “Als een fabrikant van auto’s, smartphones of speelgoed onvoldoende onderdelenleveranciers heeft en niet voldoende voorraden opbouwt, zal hij bij een crisis hoe dan ook marktaandeel verliezen. De bedrijven zullen nadenken over meer diversificatie in hun toeleveranciers, zodat het risico op een breuk in de aanleverketen verkleint.”
Na de coronacrisis zullen we dus wellicht maar enkele strategische of kwetsbare activiteiten weer naar hier halen. Maar ook de korte keten, die we vooral in de landbouw kennen, kan een winnaar worden. “Een ultrakorte keten, van de producent tot de consument, moet worden aangemoedigd”, zegt François Heroufosse, algemeen directeur van Wagralim, de Waalse cluster voor de agrovoeding.
Staatskapitalisme
Maar wat is het antwoord op onze vraag? Heeft China gewonnen, nu blijkt dat de globalisering niet fundamenteel wordt bedreigd en er slechts ad hoc activiteiten zullen worden teruggehaald? Het antwoord hangt af van het tijdsperspectief.
“Op korte termijn heeft China duidelijk gewonnen”, zegt Patrick Artus. “Het land kwam sneller en beter uit de crisis dan wij. Het virus is er onder controle, door een heel autoritaire, maar ook heel efficiënte sociale organisatie. Bovendien zit China op een berg spaargeld. Het kan van deze crisis profiteren om zijn internationale expansie naar Zuid-Europa of Afrika te versnellen.” Dat boezemt Europa angst in. Sommige landen hebben hun wetgeving al versterkt om hun industrieën met een hoge toegevoegde waarde te beschermen tegen buitenlandse overnames.
Op lange termijn is het allesbehalve zeker dat China wint. “De politieke lijn van Peking wordt nog strakker”, zegt Artus. “Op de middellange termijn zal het Chinese kapitalisme meer door de staat worden geleid en meer worden gecontroleerd. Enkele grote technologiebedrijven – Alibaba, Tencent, Baidu – zijn geen eigendom van de staat, maar staan wel onder diens controle. En dat roept een belangrijke vraag op: kan een groot land innovatief zijn onder een heel autoritair regime? Kan zo’n land concurreren met het Californische model van kleine, heel innovatieve bedrijven die kunnen uitgroeien tot het volgende Google of Apple?” Patrick Artus geeft toe: “Ik ken het antwoord niet.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier