Waarom China en Xi Jinping de fouten maar blijven opstapelen
De zwakke reactie op de instortende groei en inflatie is de laatste in een reeks beleidsfouten. China’s buitenlands beleid en zijn mercantilistische industriebeleid hebben een economisch conflict met de Verenigde Staten verergerd. De almaar meer autocratische Chinese regering neemt slechte beslissingen, en dat brengt China’s groeiwonder in ernstige problemen.
Waar is het misgegaan? Nadat China zich in 1978 weer bij de wereldeconomie had aangesloten, schreef het land het meest spectaculaire groeiverhaal in de geschiedenis. Landbouwhervormingen, industrialisatie en stijgende inkomens hebben bijna 800 miljoen mensen uit extreme armoede gehaald. De Chinese economie produceerde in 1980 slechts een tiende van die van de Amerikaanse, en is nu ongeveer driekwart zo groot. Maar na het opgeven van het zerocovidbeleid eind 2022 komt de economie van de wal in de sloot.
In het tweede kwartaal groeide de Chinese economie met slechts 3,2 procent op jaarbasis, terwijl de Amerikaanse een groei van bijna 6 procent zou halen. De huizenprijzen in China zijn gedaald en projectontwikkelaars, die de huizen vaak verkopen voor ze gebouwd zijn, zijn tegen een muur opgelopen. Dat schrikt kopers af. De consumentenbestedingen, de bedrijfsinvesteringen en de export zijn achtergebleven. Terwijl een groot deel van de wereld vecht tegen een te hoge inflatie, kampt China met dalende consumentenprijzen. Sommige analisten waarschuwen dat het in een deflatieval terecht kan komen, zoals Japan in de jaren negentig.
Een tiental jaar geleden werden de technocraten van China bijna als geleerden beschouwd. Volgens sommige commentatoren had China zelfs de wereldeconomie gered.
Een chronisch tekort aan groei zou in China erger zijn, omdat de mensen er armer zijn. De levensstandaard van Japan was in 1990 ongeveer 60 procent van die in Amerika. De Chinese levensstandaard haalt nu minder dan 20 procent. En in tegenstelling tot Japan lijdt China ook onder iets dat dieper gaat dan een zwakke vraag en een zware schuldenlast. Veel van de uitdagingen komen voort uit een breder tekortschietend economisch beleid, een probleem dat erger wordt naarmate president Xi Jinping de macht centraliseert.
Een tiental jaar geleden werden de technocraten van China bijna als geleerden beschouwd. Eerst stonden ze aan het hoofd van een economisch wonder. Toen was China de enige grote economie die voldoende stimulerend reageerde op de wereldwijde financiële crisis van 2007-2009. Volgens sommige commentatoren had China zelfs de wereldeconomie gered. In de jaren 2010 trotseerden ambtenaren de voorspellingen van onheil door kredieten te verlagen, infrastructuur aan te leggen of de vastgoedmarkt te stimuleren.
Intussen liepen de openbare en particuliere schulden op, net als de twijfels over de duurzaamheid van de hausse op de huizenmarkt en over de vraag of nieuwe infrastructuur echt nodig was. Vandaag zitten de beleidsmakers in een spagaat. Het is verstandig dat ze niet nog meer willen investeren in dure, nutteloze projecten of de vastgoedzeepbel willen opblazen, maar ze kunnen tegelijk ook onvoldoende maatregelen nemen, zoals pensioenuitgaven en uitkeringen aan arme huishoudens, om de consumptie te stimuleren. President Xi heeft de welvaartsstaat afgezworen en de regering streeft naar een officieel tekort van slechts 3 procent van het bruto binenlands product (bbp).
Als gevolg daarvan is de reactie op de vertraging glansloos. De beleidsmakers zijn zelfs niet bereid de rente veel te verlagen. Op 21 augustus stelden ze de beleggers teleur met een daling van de eenjarige rente met slechts 0,1 procentpunt.
Waarom fouten?
In eigen land is China er niet in geslaagd adequaat af te rekenen met de speculatie op huizen en ontwikkelaars die zulke enorme verplichtingen hebben dat ze een gevaar worden voor het systeem. Vanaf 2020 hebben regelgevende instanties de markten onder druk gezet door hard op te treden tegen succesvolle consumententechnologiebedrijven die te weerbarstig en monopolistisch werden geacht. Tijdens de pandemie kochten ambtenaren tijd met lockdowns, maar gebruikten die ademruimte niet om genoeg mensen te vaccineren, waarna ze zich lieten verrassen door de omikronvariant.
Waarom blijft de overheid fouten maken? Eén reden is dat groei op de korte termijn niet langer een prioriteit is van de Chinese Communistische Partij (CCP). Het lijkt erop dat Xi gelooft dat China zich moet voorbereiden op een lang economisch en mogelijk militair conflict met de VS. Daarom legt hij de nadruk op nationale grootsheid, veiligheid en veerkracht. Hij is bereid materiële offers te brengen om die doelen te bereiken, en voor zover hij groei wil, moet die van “hoge kwaliteit” zijn.
Maar zelfs volgens Xi’s criteria zijn de beslissingen van de CCP gebrekkig. De ineenstorting van het zerocovidbeleid heeft zijn prestige ondermijnd. De aanval op technologiebedrijven heeft ondernemers afgeschrikt. Als China in een hardnekkige deflatie terechtkomt, omdat de autoriteiten weigeren de consumptie te stimuleren, zullen de schulden in reële waarde stijgen en zwaarder op de economie drukken. Maar bovenal: als de CCP de levensstandaard niet blijft verhogen, zal haar greep op de macht verzwakken, net als haar vermogen om Amerika te evenaren.
Periode van teleurstelling
De opeenstapeling van falend beleid lijkt niet zozeer voort te spruiten uit een nieuwe focus op nationale veiligheid, als wel uit slechte besluitvorming. Het valt samen met Xi’s centralisatie van de macht en de vervanging van technocraten door loyalisten in topfuncties. China tolereerde vroeger een debat over zijn economie, tegenwoordig verleidt het analisten tot vals optimisme. Onlangs is het gestopt met het publiceren van onflatteuze gegevens over de jeugdwerkloosheid en het consumentenvertrouwen. In de top van de regering zit nog steeds veel talent, maar het is naïef van een bureaucratie te verwachten dat ze rationele analyses of inventieve ideeën produceert, als de boodschap van de top is dat loyaliteit boven alles gaat. Beslissingen worden steeds meer bepaald door een ideologie die een links wantrouwen ten opzichte van rijke ondernemers combineert met een rechtse onwil om geld te geven aan de inactieve armen.
Het feit dat China’s problemen aan de top zitten, betekent dat ze zullen aanhouden. Ze kunnen zelfs verergeren naarmate onhandige beleidsmakers proberen de uitdagingen van de economie het hoofd te bieden. De bevolking vergrijst snel. De VS stellen zich almaar vijandiger op en proberen de delen van China’s economie, zoals de chipindustrie, te verstikken. Hoe meer China de VS inhaalt, hoe moeilijker het wordt de kloof te dichten, omdat gecentraliseerde economieën beter zijn in rivaliteit dan in innovatie.
De voorspellingen van liberalen over China verraden vaak wishful thinking. In de jaren 2000 geloofden westerse leiders ten onrechte dat handel, markten en groei de democratie en de individuele vrijheid zouden stimuleren. China test nu het omgekeerde: of meer autocratie de economie schaadt. Het bewijs groeit dat dat het geval is, en dat China na vier decennia van snelle groei een periode van teleurstelling tegemoet gaat.
Lees ook:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier