Vlaams minister van Landbouw Jo Brouns (cd&v): ‘Met innovatie kun je naar een landbouw gaan die bijna niets uitstoot’
Het stikstofdossier blijft als een schaduw over de Vlaamse regering hangen. Het leidde de voorbije weken tot spanningen tussen de coalitiepartners. Nieuwbakken Vlaams minister van Landbouw Jo Brouns (cd&v) vindt niet dat het akkoord op de schop moet, maar er is wel rechtszekerheid nodig voor de landbouw, die nog altijd een cruciale sector van de Vlaamse economie is.
Op 18 juni is het exact een maand geleden dat Jo Brouns (cd&v) de eed aflegde als Vlaams minister van Landbouw, Werk en Economie. Een dag eerder loopt het openbaar onderzoek naar de aanpak van het stikstofdossier af. De materie ligt de partij van Brouns na aan het hart. Het nieuws dat 41 “rode landbouwbedrijven” tegen 2025 moeten sluiten, omdat ze vlak bij natuur liggen en die met hun stikstofuitstoot te zwaar belasten, veroorzaakte veel ongenoegen in landbouwmiddens. En die staan nog altijd dicht bij cd&v.
Tijdens het openbaar onderzoek kon iedereen de voorbije twee maanden bekijken wat de impact op zijn bedrijf is en opmerkingen formuleren over het ontwerp-stikstofkader en het bijbehorende milieu-effectenrapport. De landbouwsector hoopt op een bijsturing van het stikstofakkoord. Ze zegt daarvoor goede argumenten te hebben. Zo zouden sommige bedrijven de voorbije jaren staltechnieken hebben geïnstalleerd die de stikstofuitstoot reduceren, terwijl die niet zijn opgenomen in de PAS-lijst (programmatorische aanpak stikstof). Aanpassingen zouden dus de logica zelve zijn. Minister Brouns pleit voor een sereen debat: “Het heeft weinig zin op de zaken vooruit te lopen. We zullen de bezwaren en de opmerkingen ernstig bekijken. Het einddoel is een sterker dossier. De stikstofneerslag per hectare is in Vlaanderen bij de hoogste van Europa. De doelstellingen voor het natuurbehoud moeten we halen. Dat is een belangrijke opdracht voor de samenleving. Daarnaast moet de rechtszekerheid voor alle actoren centraal staan.”
De stikstofneerslag per hectare is in Vlaanderen bij de hoogste van Europa. De doelstellingen voor het natuurbehoud moeten we halen
Is die in gevaar?
JO BROUNS. “Er is een robuust kader nodig, om te vermijden dat er rechtsonzekerheid ontstaat. Het stikstofakkoord vormt de basis voor het toekomstige vergunningenbeleid. Daarom moeten we goed luisteren naar de bezorgdheden die geformuleerd worden. Tegen 17 juni moeten de lokale besturen alle bezwaren verzamelen. Daarna heeft het Departement Omgeving tot 1 augustus de tijd om op basis daarvan adviezen op te stellen voor de Vlaamse regering.”
U kreeg kritiek, omdat u tijdens de Agridagen de landbouwers opriep bezwaren tegen het stikstofakkoord kenbaar te maken.
BROUNS. “Het klopt niet dat ik opriep om klachten in te dienen omdat ik zogezegd niet in het stikstofdossier zou geloven. Wel heb ik het belang van openbaar onderzoek benadrukt, om het dossier juridisch sterker te maken. Iedereen die in een lokaal bestuur actief is, weet hoe het gaat: er worden vergunningsaanvragen voor een landbouwbedrijf ingediend, er is een openbaar onderzoek, er komen adviezen van Vlaamse administraties, misschien bezwaren uit de buurt. De uitkomst moet een vergunning zijn die standhoudt.”
Steunt u de stelling van uw toekomstige partijvoorzitter Sammy Mahdi dat er een heksenjacht tegen landbouwers dreigt?
BROUNS. “Een van mijn eerste publieke optredens was het lanceren van het actieplan welbevinden. Zeventig landbouworganisaties, het middenveld en de welzijnssector zetten hun schouders onder projecten om mentale en sociale problemen bespreekbaar te maken. Als je dat moet doen, weet je dat veel Vlaamse land- en tuinbouwers een probleem hebben. Dan is de maatschappelijke waardering voor de sector versterken wel een uitdaging.
“We moeten de situatie altijd goed duiden. Vlaanderen is een zakdoek groot en we willen hier de beste mobiliteit, kwaliteitsvol wonen, open ruimte, maar ook industrie en landbouw. Je moet daarin een harmonie vinden. Want nu heeft het meest performante landbouwbedrijf dat zeer weinig uitstoot, pech als het dicht bij een bepaald gevoelig natuurgebied ligt. Dat moet je ook uitleggen. Het bedrijf is niet vervuilend maar grenst aan een gevoelige habitat, waardoor bepaalde doelstellingen gehaald moet worden die zo weinig stikstof kunnen verdragen dat het bedrijf onder druk komt. Als er meer ruimte was, hadden we hier ook minder spanningen.”
De Vlaamse Landmaatschappij neemt 2015 als referentiejaar om te bepalen wie te veel stikstof uitstoot. Is dat wel de juiste referentie? Van de 41 bedrijven op de rode lijst heeft een deel sindsdien geïnvesteerd in minder uitstoot.
BROUNS. “Dat lijkt mij wel. Maar het is ook belangrijk om te wijzen op de evolutie. Er zijn al inspanningen geleverd. De stikstofuitstoot is met 35 procent gereduceerd. Daar moeten we ook rekening mee houden.”
De voorzitter van de Boerenbond, Lode Ceyssens, wijst erop dat de reductie van de veestapel veel banen zal kosten: 5.000 in de land- en tuinbouwsector en nog eens 15.000 in “het totale agro-businesscomplex”.
BROUNS. “Dat is een terechte bezorgdheid. In de Vlaamse voedingsnijverheid werken meer dan 70.000 mensen. Veel van die banen zouden niet bestaan zonder lokale landbouw. We zitten in een transitieperiode. Iedereen onderschrijft de stikstofreductie. De afbouw van de veestapel is geen doel op zich, maar zal wel het gevolg zijn van een strenger stikstofkader. In die transitie moet heel veel aandacht gaan naar de duurzame landbouw in Vlaanderen. Die moet de kaart van de innovatie trekken. Met innovatie kun je naar een landbouw gaan die bijna niets uitstoot.”
Wat zijn de pijlers van innovatie voor de Vlaamse landbouw? Is dat een kortere keten tussen de producent en de consument?
BROUNS. “Kortere ketens zijn daar zeker een deel van. Het is de ambitie de komende vijf jaar 20 procent van de Vlaamse land- en tuinbouwers in te schakelen in zo’n verdienmodel. Daarnaast kunnen bedrijven werk maken van meer kostenefficiëntie en meer diversifiëring. En kennisinstellingen werken aan methodes die de stikstofuitstoot van bepaalde installaties tot bijna nul kunnen terugbrengen. Daar ligt de toekomst voor onze Vlaamse landbouw. Investeren in innovatieve precisielandbouw is natuurlijk heel duur. Ik geef een voorbeeld: in plaats van 10 hectare te besproeien kun je nu met artificiële intelligentie enkel de zieke plantjes besproeien. Dat is milieuvriendelijk maar zo duur dat het enkel haalbaar is als landbouwbedrijven samenwerken en de kosten delen.”
U bent ook Vlaams minister van Werk en Economie. Het doel is in Vlaanderen tot 80 procent werkzaamheidsgraad te komen. Is dat nog realistisch?
BROUNS. “Tegen 2024 zal dat niet lukken. Maar in sommige regio’s in West-Vlaanderen is dat wel al het geval, bijvoorbeeld rond Kortrijk of Ardooie. Ik wil niet alleen de ambassadeur zijn van wie werkt, maar ook van wie niet actief is op de arbeidsmarkt maar wel veel goede dingen doet, zoals zorgen voor het gezin of een ziek familielid. Dat is een vrij grote groep. Van de honderd Vlamingen op beroepsactieve leeftijd werken er 75, zijn er drie werkloos en 22 niet beroepsactief. De huidige krapte is een kans om die laatste groep te begeleiden naar een baan. Ik ben ervan overtuigd dat we met alle overheden en partners uit onze comfortzone moeten treden, om die mensen naar de arbeidsmarkt te lokken. Ik zie al positieve evoluties. Het voorbije jaar is het aantal mensen met een arbeidshandicap dat toch aan de slag is, met 10 procent gestegen. Vlaanderen kan het zich niet permitteren dat talent verloren gaat.”
De werkvloer zou de grootste school van Vlaanderen moeten zijn. We lopen nog flink achterop in levenslang leren
Wat met het toenemende legioen langdurig zieken?
BROUNS. “Die hebben vaak de ziekte van de 21ste eeuw: een burn-out. De vraag is: laat je die los of niet? Het mentale aspect is zo belangrijk. Ik sprak onlangs op het Voka-platform voor hr-experts. Bij hen ligt de sleutel, want je ziet bedrijven die er wel in slagen een personeelsbeleid te voeren dat mensen via werkbaar werk langer aan de slag houdt.”
Kan het bijna afgeronde Vlaamse werkgelegenheidsakkoord daarbij helpen? Wat houdt precies in?
BROUNS. “Het steunt op verschillende pijlers. Op activeren bijvoorbeeld, maar ook op opleiding. De werkvloer zou de grootste school van Vlaanderen moeten zijn. We lopen nog flink achterop in levenslang leren: slechts 8 tot 9 procent van de werknemers zit in permanente vorming. Er moet meer aandacht voor werkbaar werk zijn. Sommige mensen willen opnieuw aan de slag gaan, als er voldoende kansen zijn op thuiswerk. Uiteraard moet de interregionale mobiliteit van Wallonië en Brussel richting Vlaanderen beter. De inactiviteit bij mensen met een migratieachtergrond is ook een probleem. Toch zie ik positieve evoluties. Ik geef het voorbeeld van een Oekraïense vrouw die nu in Antwerpen jobcoach is voor vluchtelingen uit haar land. In nauwelijks enkele weken heeft ze elf van haar landgenoten toegeleid naar een knelpuntberoep.
“Voorts is het goed dat de VDAB tegen het einde van het jaar ook samenwerkingsakkoorden afsluit met elke Vlaamse stad en gemeente. Geen enkel bestuursniveau weet beter wat zich afspeelt in de eigen omgeving. Men moet uit het traditionele VDAB-kantoor breken.”
In welke mate hangt een efficiënt Vlaams arbeidsmarktbeleid af van het federale beleid? Is de arbeidsdeal niet te mager?
BROUNS. “Dat is nu eenmaal de realiteit in dit land. De verschillende niveaus moeten elkaars arbeidsmarkt versterken. In de arbeidsdeal zitten goede zaken, zoals het activerende ontslagbeleid: wie een bedrijf verlaat, kan snel naar een andere loopbaankeuze worden begeleid. We werken samen met federaal minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit) aan de herintegratie van langdurig zieken. Vorig jaar waren er 5.000 trajecten voor herintegratie. We gaan in twee jaar naar 12.000. Vlaanderen moet blijven wegen op het federale arbeidsmarktbeleid. Mijn voorganger, Hilde Crevits, heeft dat gedaan en ik zal dat blijven doen.”
Vlaanderen moet veel meer naar een cultuur gaan waarin mislukken als ondernemer aanvaard wordt
U bent ook minister van Economie. Het aantal faillissementen neemt toe. Baart u dat zorgen?
BROUNS. “In tijden van corona is een soort stolp over de bedrijven gezet. Het is logisch dat sommige de boeken moeten neerleggen wanneer die stolp wordt weggehaald. Hoe jammer dat ook is. Ik zie wel een sterke groei van het aantal starters, en dat stelt mij gerust. Vlaanderen moet veel meer naar een cultuur gaan waarin mislukken als ondernemer aanvaard wordt. Innoveren zonder een mislukking is eigenlijk niet mogelijk.”
Ook innovatie zit in uw portefeuille. Vlaanderen staat sterk in onderzoek en ontwikkeling. Maar sijpelt de innovatie in centra als imec voldoende door naar de gewone economie, in de vorm van nieuwe producten en diensten?
BROUNS. “Dat is een uitdaging. Vlaanderen besteedt 3,35 procent van zijn bbp aan onderzoek en ontwikkeling. We zijn bij de beste leerlingen van de klas. Eén op de vier bedrijven is met artificiële intelligentie aan de slag. Daarmee zijn we bij de top vijf in de Europese Unie. Maar de innovatiebasis bij onze kmo’s mag nog wat breder. Ik geloof ook sterk in ecosystemen waarbij je kennisinstellingen je bedrijven in de arm nemen. Denk aan EnergyVille in Genk, een samenwerking tussen de Vlaamse onderzoekspartners KU Leuven, VITO, imec en UHasselt.”
Uw partij zit in woelig water en bloedt in de peilingen. Kan cd&v het tij keren?
BROUNS. “Het is een kwestie van vertrouwen hebben en het uit te stralen. Daar schortte het de voorbije tijd aan. Als er onzekerheid in de rangen is, is het moeilijk je boodschap over te brengen. Ik vind dat cd&v nog altijd stevige fundamenten heeft. We hebben de meeste burgemeesters in Vlaanderen, en we hebben veel lokaal geëngageerde mensen die de boodschap van de Dorpsstraat naar de Wetstraat kunnen brengen. Ik geloof in Sammy Mahdi als nieuwe voorzitter en deel zijn visie dat we wat scherper en duidelijker zijn moeten zijn.”
U ging voor uw ministerschap elke ochtend bij uw ouders ontbijten. Nu nog?
BROUNS. “In de week wel. Ik heb de politiek bij mijn ouders met de paplepel meegekregen. Mijn vader was burgemeester van Kinrooi en ik ben hem in 2012 opgevolgd. Al was politiek engagement in onze familie zeker niet vanzelfsprekend. Mijn broer heeft economie gestudeerd en geeft nu les, en is daarnaast zelfs marktkramer.”
Bio
– Geboren in 1975
– Studie maatschappelijk assistent en master criminologie (KU Leuven)
– 2000-2002: criminaliteitsanalist Stad Genk
– 2002-2007: personeelsadviseur bij politiezone Midden-Limburg
– 2006-2019: Limburgs provincieraadslid cd&v
– 2007-2019: kabinetsmedewerker bij cd&v-minister Jo Vandeurzen en Steven Vanackere.
– Sinds 2013: burgemeester van Kinrooi
– 2019-2022: Vlaams Parlementslid
-Sinds 18 mei 2022: Vlaams minister van Werk, Innovatie, Landbouw, Economie en Sociale Economie
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier