Viroloog Johan Neyts: ‘Ik heb nachtmerries gehad’
Johan Neyts is het manusje-van-alles in de strijd tegen covid-19. Aan het Rega Instituut van de KU Leuven leidt hij een team van onderzoekers dat werkt aan een coronavaccin en tegelijk speurt naar virusremmende moleculen en antilichamen. Neyts kent als geen ander de wapens tegen covid-19 en andere virussen, maar hij weet ook de valkuilen liggen.
“Ik werk met de meest complexe toestellen. Maar iets simpels als een koffiemachine…” grijnst Neyts, terwijl hij een ochtendkoffie probeert te serveren. Gelukkig loopt het in zijn team wel gesmeerd. Zo wordt hij door de farmasector en de Bill & Melinda Gates Foundation gulzig ingeschakeld om werkzame stoffen te vinden die de coronapandemie mee moeten bedwingen. En terwijl de hele wereld met argusogen het wel en wee van de vaccins van Pfizer en Moderna volgt, werken Neyts zijn team naarstig voort aan een nieuw krachtig vaccin tegen SARS-CoV-2, op basis van hun uiterst efficiënte vaccin tegen gele koorts.
Hoe staat het met dat vaccin?
JOHAN NEYTS. “Het gelekoortsvaccin mobiliseert het immuunsysteem op de meest optimale manier. Het zorgt niet alleen voor antistoffen, het activeert ook de cellulaire activiteit, ook bekend als T-cellen. Met één shot ben je de rest van je leven beschermd. We zijn ervan overtuigd dat ons vaccin tegen SARS-CoV-2 ook die goede eigenschappen van het gelekoortsvaccin zal hebben. We hebben helaas tijd verloren door een gebrek aan financiering om het productieproces op te schalen. Frustrerend, omdat je weet dat je iets goeds in handen hebt. Maar dit virus zal nog heel lang problemen blijven geven, zeker in regio’s als Afrika, en daar heb je vaccins zoals het onze nodig die je bij 5 graden kunt stockeren en die langdurig beschermen. Intussen hebben we het ook kunnen aanpassen aan varianten. En we werken aan een oplossing voor de financiering.”
Dit virus zal nog heel lang problemen blijven geven, zeker in regio’s als Afrika
Het wordt in 2022 gewoon wachten op de volgende variant?
NEYTS. “Je kunt echt niet voorspellen of er nog een andere variant ontstaat die zich nog makkelijker verspreidt dan omikron. Hier is Darwin aan het werk – het is de evolutietheorie, survival of the fittest, voor dit virus. Ik hoop van harte dat we het minstens voor 2022 hebben gehad met varianten, zeker nu omikron een stuk milder lijkt dan het oorspronkelijke virus en de andere varianten. Ondertussen kunnen de vaccins worden aangepast. Wie weet moet eind 2022 nog een vierde prik worden gegeven, maar door de vaccinaties hebben we al een vrij goede basisbescherming. We zijn met bijna 8 miljard mensen op de planeet. Onder hen zijn heel wat niet-gevaccineerden die een kweekbodem zijn voor varianten.”
Er wordt intussen een klein arsenaal aan virusremmers opgebouwd. Vooral van Paxlovid van Pfizer wordt veel verwacht.
NEYTS. “Eerst was er remdesivir (merknaam Veklury), dat werd ontwikkeld tegen ebola maar ook effectief is tegen corona. Uit recente studies blijkt dat wanneer het wordt toegediend bij de eerste symptomen er 87 procent minder kans is op ernstige ziekte. Alleen werd het ontwikkeld om het intraveneus toe te dienen. Patiënten met ebola kun je namelijk geen pillen geven omdat ze bloed braken. Producent Gilead werkt daarom aan een orale versie. Ik verwacht dat die er eind dit jaar moet zijn. Er is ook molnupiravir (Lagrevio) van Merck/MSD en vooral nirmatrelvir (Paxlovid) van Pfizer, dat een vrij krachtige virusremmer is. Pfizer had een voorsprong omdat het in 2003 bij de uitbraak van SARS in Hongkong begon te werken aan een remmer tegen dat coronavirus. Het heeft toen veel kennis opgebouwd en kon daarop voortbouwen. Dat toont aan hoe belangrijk het is ook in vredestijd aan virusremmers te blijven werken. We bestuderen zelf ook Paxlovid. En we hebben vastgesteld dat hamsters die zijn behandeld met Paxlovid, niet geïnfecteerd worden als ze met besmette dieren samenzitten.
“Een belangrijk aspect is de resistentie. Het risico bestaat altijd dat het virus minder gevoelig wordt aan de medicatie als die onoordeelkundig wordt gebruikt. Daarom worden voor de behandeling van hiv en hepatitis C medicijnen gecombineerd. Wij onderzoeken dat hier in labo-omstandigheden en zien gelukkig dat het moeilijk is voor het virus om resistent te worden aan de drie medicijnen. Maar we mogen niet naïef zijn. Het is niet omdat die resistentie in weefselkweekjes traag op gang komt dat ze zich niet sneller in patiënten kan ontwikkelen. En zeker bij immuundeficiënte patiënten (met een verlaagde immuniteit, zoals kankerpatiënten en mensen die een orgaantransplantatie hebben ondergaan, nvdr), die langdurig behandeld moeten worden. Dat is ook het type patiënt waarin zich varianten kunnen ontwikkelen.”
Wat hebt u tijdens deze pandemie bijgeleerd over virussen?
NEYTS. “Eigenlijk niet zoveel. Dat klinkt misschien een beetje pedant, maar we wisten wat er kon gebeuren: dat een coronavirus van dieren op mensen kon overspringen, zich snel kon verspreiden en kon muteren.”
En wat over het ontstaan van de coronavirussen? Is het altijd de vleermuis?
NEYTS. “Ja, het ging bij SARS, MERS en SARS-CoV2 altijd van de vleermuis, via een tussengastheer, naar de mens. Bij de uitbraak van SARS in 2003 in Hongkong ging het van de vleermuis naar de civetkat, een lekkernij in Zuidoost-Azië, die de mens heeft geïnfecteerd. Bij de uitbraak van het MERS-coronavirus in Saudi-Arabië in 2012 ging het via kamelen naar de mens, maar die kamelen waren door vleermuizen geïnfecteerd. Bij SARS-CoV-2 is de tussengastheer niet bekend, maar genetisch staat het virus heel dicht bij bepaalde vleermuisvirussen. Voor alle duidelijkheid: dat het een in een labo in elkaar geknutseld virus zou zijn, kunnen we uitsluiten. Dat zie je aan de genetische vingerafdruk van het virus.
Je kunt echt niet voorspellen of er nog een andere variant ontstaat die zich nog makkelijker verspreidt dan omikron
“Die tropische vleermuizen zitten overigens vol virussen, ook met andere virusfamilies waarvan we weten dat ze de sprong naar de mens kunnen maken. Neem de familie van paramyxovirussen, waartoe mazelen, bof en RSV behoren. Eind jaren negentig was er een uitbraak van het paramyxovirus nipah in Maleisië. De mortaliteit was 40 procent. Daar ging het van de vleermuis via varkens naar de mens. En in 1994 was er in Australië in de buurt van Brisbane een uitbraak van het hendra-virus, dat van vleermuizen op paarden overging en daarna op de mens. De mortaliteit was 60 procent.”
Heel wat mensen wantrouwen nog altijd de vaccins.
NEYTS. “En dat terwijl je met het vaccin niets anders doet dan je immuunsysteem trainen. Je kunt met zo’n mRNA-vaccin ook echt niet inbreken in je genetisch materiaal, zoals sommigen denken. Maar de meeste mensen hebben natuurlijk geen kennis van celbiologie. Het zou mooi zijn mochten mensen die nog altijd twijfelen vertrouwen op de kennis van experts. Als ik thuis een probleem heb met mijn elektriciteit, betrouw ik toch ook op mijn elektricien? Ik ga niet discussiëren over het vervangen van een zekering. En als je je aan de blindedarm laat opereren, ga je toch ook niet in discussie met de chirurg?”
Voor een viroloog zijn het hoe dan ook boeiende tijden.
NEYTS. “Wetenschappelijk is het heel interessant, maar je wordt er wat moe van. Het stopt echt nooit. Voor de familie is deze periode ook wel heel zuur, omdat mijn schoonvader begin vorig jaar is overleden aan covid, vlak voor hij gevaccineerd zou worden. Mijn sociaal leven is momenteel ook niet het meest boeiend. ‘s Avonds zit ik vaak om elf uur nog voor de computer.”
Slaapt u nog rustig?
NEYTS. ( lacht) “Ik slaap rustig omdat ik moe ben. Wel heb ik de eerste maanden van de pandemie wakker gelegen van de vraag of het überhaupt mogelijk zou zijn een vaccin tegen corona te ontwikkelen. Daar heb ik nachtmerries over gehad. Omdat het tegen sommige virussen gewoon niet lukt om vaccins te ontwikkelen. Neem die paramyxovirussen. Voor mazelen en bof hebben we een fantastisch vaccin, dat nog hetzelfde is als in de jaren zeventig. Maar tegen RSV, dat tot dezelfde familie behoort, bestaat tot nu geen vaccin. Idem voor hiv, hepatitis C, verkoudheidsvirussen, herpes. Het is een lange rij.”
Bio
– 1966: geboren in Blankenberge
– 1988: master biologie, KU Leuven
– 1993: doctoraat in de virologie (KU Leuven)
– 1995: postdoctoraal onderzoeker University North Carolina
– 1999: hoogleraar virologie, KU Leuven
– 2008: medeoprichter Okapi Sciences
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier