Vergrijzingscommissie pessimistischer over kostprijs pensioenen en gezondheidszorg
Volgens de recentste prognoses van de vergrijzingscommissie kost de verouderende bevolking ons steeds meer. Zelfs meer dan verwacht.
Volgens de jongste vooruitzichten van de Studiecommissie voor de Vergrijzing stijgen de budgettaire kosten van de vergrijzing van 25,3 procent van het bbp in 2016 tot 27,6 procent in 2060, of een toename met 2,3 procent.Dat is een lichte verhoging (0,1 procent) ten opzichte van vorig jaar.
Tegen 2040 rekent de commissie op een toename van die kosten – pensioenen, gezondheidszorg en andere sociale uitgaven – met 3,2 procent. Dat is een pessimistischere prognose dan de 2,9 procent van vorig jaar.
Volgens de studiecommissie daalt het armoederisico van gepensioneerden wel, eerst langzaam tot het midden van de jaren 2030 en vervolgens sneller tot 2060.
Minister van Pensioenen Daniel Bacquelaine wijst erop dat dit volgens de commissie grotendeels te verklaren is door de verhoging van de minimumpensioenen en de IGO (Inkomensgarantie voor Ouderen). De minimumpensioenen stijgen sneller dan de lonen en de armoededrempel, stelt de commissie.
Op lange termijn wordt de daling van het armoederisico bij gepensioneerden verklaard door de groeiende deelname van de vrouwen aan de arbeidsmarkt. Daardoor zullen meer vrouwen een langere loopbaan hebben en dus ook een hoger pensioen.
Bacquelaine merkt op dat de regularisatie van de studieperioden in de pensioenberekening een bijkomende vermindering van de vergrijzingskosten met 0,1 procent betekent.
Die hervorming werd geblokkeerd door een belangenconflict van de Cocof (de Franse gemeenschapscommissie van het Brussels gewest) omdat die nadelig zou zijn voor de leerkrachten. Aangezien het overleg tussen de Cocof en de Kamer dinsdag niets uithaalde, verhuist het dossier nu naar de Senaat en daarna naar het Overlegcomité.
De minister maakt zich sterk dat het wetsontwerp begin oktober gestemd zal kunnen worden.