VBO: ‘Eenheidsstatuut kost wel degelijk 4 procent extra’
Volgens cijfers van het ACV doet het eenheidsstatuut de loonkosten met amper 0,12 procent stijgen en niet met 2 tot 4 procent, zoals werkgevers beweren. Het VBO reageert: “Het ACV maakt denkfouten.”
Volgens cijfers van het ACV doet het eenheidsstatuut de loonkosten met amper 0,12 procent stijgen en niet met 2 tot 4 procent, zoals werkgevers beweren. Het VBO reageert: “Het ACV maakt denkfouten.”
In een uitgebreide studie veegt de christelijke vakbond ACV de stelling van de werkgevers van tafel dat de invoering van het eenheidsstatuut arbeiders-bedienden, waardoor iedereen recht heeft op een hoge opzeggingsvergoeding, de loonkosten doen stijgen met 2 tot 4 procent. Volgens het ACV weerspiegelen de cijfers van het VBO de realiteit niet, aangezien de werkgevers zich baseren op een klein aantal industriële sectoren waar veel arbeiders na een lange loopbaan worden ontslagen. Het VBO extrapoleert de cijfers van een paar sectoren naar de hele private economie, luidt de ACV-kritiek.
Volgens berekeningen van de ACV-studiedienst heeft het vakbondsvoorstel voor opzeggingstermijnen van één maand per begonnen dienstjaar een loonkosteneffect van amper 0.07 procent. De carensdag afschaffen – de eerste ziektedag voor arbeiders die niet wordt terugbetaald – kost amper 0,05 procent. De totale loonkostenstijging bedraagt volgens het ACV dus maximaal 0,12 procent. De 2 tot 4 procent loonkostenstijgingen die de werkgevers voorspellen, worden weggelachen.
“Toch blijven we bij dat cijfer,” zegt Bart Buysse, de directeur-generaal van het VBO. “Onze berekeningen zijn geen extrapolaties van enkele industriële sectoren, maar gelden voor het hele interprofessionele luik. We nemen daarbij alles in rekening: de ontslagvergoeding, de carensdag, maar ook elementen zoals jaarlijkse vakantie en de totale werkgeverslasten. Het eenheidsstatuut kost de bedrijven wel degelijk tot 4 procent extra.”
Volgens Buysse maakt het ACV in zijn analyse ook denkfouten. “Ze berekenen de levelling-up van de ontslagvergoedingen voor arbeiders naar die van hogere bedienden. Dat is 45 procent van de werknemers. Maar je moet er ook nog de lagere bedienden bijtellen, die een betere ontslagvergoeding krijgen in de nieuwe regeling die het ACV voorstelt. Zij maken 22 procent van de privétewerkstelling uit. Samen is dat 67 procent. Er worden ook dingen door elkaar gehaspeld: als je de ontslagkosten afzet tegenover de RSZ-kosten voor arbeiders zonder werkgeversbijdragen, kom je tot andere cijfers dan als je dat vergelijkt met de loonkosten volgens de CRB.”
Het ACV weerlegt in haar analyse ook de stelling dat België een rigide en duur ontslagsysteem heeft: “Uit de OESO-vergelijking binnen de Europese Unie is goed af te leiden dat België veeleer aan de onderkant zit als het gaat om de bescherming tegen individueel ontslag van vaste contracten.” De repliek van Buysse: “Dat zijn cijfers van 2008. Wij hebben recentere gegevens van de Internationale Arbeidsorganisatie, die aantonen dat België wel een royale ontslagbescherming heeft. Het zijn relevantere cijfers, want ze nemen de verbeterde ontslagbescherming van arbeiders mee, die een paar jaar geleden werd afgesproken.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier