‘Vakbonden zijn vooral werklozenbonden’
De vakbonden zetten nu al maanden druk op de federale regering. Steunt de werkende bevolking hen daarin? Ja, zeggen de vakorganisaties met de cijfers van de syndicalisatiegraad in de hand. Maar de waarheid is genuanceerder.
Op woensdag 22 april houdt de socialistische overheidsvakbond ACOD een algemene staking tegen het regeringsbeleid. Die zal ongetwijfeld zware gevolgen hebben voor het spoor, de post, het onderwijs en verschillende administraties. De ACOD telt 310.510 leden. Dat is minder dan de helft van het aantal ambtenaren, en amper 6,8 procent van de totale binnenlandse tewerkstelling (4,5 miljoen loontrekkenden, ambtenaren en zelfstandigen).
Zo’n stakingsactie van een vakbond die slechts een beperkt deel van de bevolking vertegenwoordigt, doet vragen rijzen. Net als dat het geval was bij de stakingsgolf tegen de maatregelen van de regering-Michel in de periode november-december 2014. Toen was 85 tot 90 procent van de werknemers en ambtenaren gewoon aan de slag.
De andere bonden doen op 22 april niet mee en plannen ook geen nieuwe stakingen. Voorlopig toch. Maar als de taxshift die de regering-Michel straks wil doorvoeren hen niet bevalt, schieten de militanten van ACV, ABVV en ACLVB zeker opnieuw in actie. En ook dan zal de vraag rijzen of de vakbonden wel voor de hele werkende bevolking spreken, zoals ABVV-voorzitter Rudy De Leeuw steevast beweert.
ACV, ABVV en ACLVB halen hun legitimiteit naar eigen zeggen uit hun hoge aantal leden, zo’n 3,4 miljoen. Daarnaast is het belangrijk dat de cao’s die in de sectoren worden afgesloten, algemeen bindend worden verklaard en dus gelden voor alle werknemers in de betrokken sectoren, ook voor niet-vakbondsleden. De vakorganisaties wijzen ook op de hoge syndicalisatiegraad in België. Dat is de verhouding van het aantal vakbondsleden op het potentiële aantal, de beroepsbevolking dus. Daaronder vallen niet alleen de loontrekkenden, maar ook werklozen, bruggepensioneerden of jongeren met een inschakelingsuitkering. In België bedraagt de syndicalisatiegraad zo’n 74 procent. Dat is een van de hoogste cijfers van Europa. Enkel Zweden, Finland en Denemarken scoren hoger. Het percentage stijgt ook nog altijd in België, wat in de rest van Europa niet het geval is. Zijn de vakbonden dan populairder dan ooit bij de werkende Belg?
Sterke aanwezig bij werklozen
Een gedetailleerde analyse van het aantal vakbondsleden nuanceert dat beeld. Om te beginnen behoort 70 procent van de leden tot de werkende bevolking. Dat geeft een nettosyndicalisatiegraad van 55 procent. Iets meer dan de helft van de werkende Belgen is dus lid van een vakbond. En de arbeiders zijn oververtegenwoordigd. 85 procent van hen is lid van een vakbond. Bij bedienden is dat 44 procent.
30 procent van de vakbondsleden is dus niet aan de slag, wat omgekeerd betekent dat de bonden 88 procent van de niet-actieve bevolking vertegenwoordigen. Het overgrote deel van de werklozen, bruggepensioneerden en mensen die leven van een inschakelingsuitkering is dus lid van de vakbond. Dat is niet verwonderlijk, aangezien de vakbonden instaan voor de uitbetaling van het gros van de werkloosheidsuitkeringen. Zij doen dat ook veel sneller dan de Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen.
Het lijkt erop dat Belgen vooral lid zijn van de vakbond wegens de dienstverlening, veel meer dan om de sociaaleconomische standpunten die ze innemen. Ook het hoge lidmaatschap van de werklozen is niet zonder gevolgen. Als een regering beslist werklozen intensiever te activeren en ook aan bruggepensioneerden te vragen om zich beschikbaar te stellen voor de arbeidsmarkt, dan is het voor de vakbonden een koud kunstje om die groep van leden in actie te laten schieten.
Interne machtsverhoudingen
Maar er is niet alleen de verhouding tussen niet-actieven en actieven. In de vakbonden is bovendien een interne machtsverschuiving aan de gang die niet altijd even zichtbaar is, maar die een grote invloed heeft op hun houding tegenover het regeringsbeleid en in het sociaal overleg. In de vakbonden is het gewicht toegenomen van werknemers in sectoren die zich geen zorgen moeten maken over internationale concurrentie. En dan hebben we niet alleen over ambtenaren. Er is ook de steeds belangrijker wordende socialprofitsector. Volgens het Planbureau is het aantal werknemers in de social profit tussen 2008 en 2013 jaarlijks toegenomen met 58.000 mensen. Tegelijk daalde de werkgelegenheid in de industrie jaarlijks met 59.000 jobs. De zuiver private sector is in België nog goed voor slechts 33,5 procent van de banen, en dat heeft ook gevolgen voor de machtsverhoudingen binnen de vakbonden. De klassieke sectoren kunnen hun stem minder luid laten horen.
De evolutie van het aantal leden van de vakbondscentrales verduidelijkt dat. Tien jaar geleden telde de metaalcentrale van het ABVV nog 180.000 leden. Ondertussen is dat gedaald tot 168.000. De centrale textiel, kleding, diamant zag haar ledenaantal in vijftien jaar bijna halveren tot minder dan 30.000. Dat zijn ook de sectoren die het moeilijk hebben in een internationale concurrentiële omgeving, en dus meer openstaan voor bijvoorbeeld gematigde loonakkoorden of meer flexibiliteit op de werkvloer. Maar zij worden in interne discussies overdonderd door de non-profit.
Lees het volledige artikel deze week in Trends.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier