Thomas Piketty: ‘Ik houd van de vrije markt, maar hier biedt ze geen oplossing’

© reuters
Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur Trends

Vermogen rendeert sneller dan de economie kan groeien. De werkende mens moet het dus altijd afleggen tegen de rijke, zo betoogt de veelbesproken Franse econoom Thomas Piketty in zijn boek ‘Le capital au XXI siècle’. De Nederlandse vertaling ligt vandaag in de winkel.

Voor wie kennis wil maken met de ideeën van Thomas Piketty, hernemen we het integrale artikel dat in juni in Trends verscheen.

Lonen werken en sparen nog? Ja, maar er is geduld voor nodig. Inkomens dikken aan op het ritme van de economische groei – op lange termijn ongeveer 1,5 procent per jaar. Wie zijn vermogen sneller wil zien toenemen, moet al rijk zijn. Het rendement op kapitaal bedraagt op lange termijn 4 à 5 procent per jaar, veel meer dan de economische groei. Het logische gevolg is dat de ongelijkheid tussen werkenden en gefortuneerden toeneemt, schrijft de Franse econoom Thomas Piketty. Zijn bijna duizend pagina’s tellende magnum opus Le capital au XXIe siècle verscheen vorig jaar. Pas toen dit jaar de Engelse vertaling uitkwam, werd hij op slag wereldberoemd.

Thomas Piketty: 'Ik houd van de vrije markt, maar hier biedt ze geen oplossing'
© Le Capital au XXIe siècle van Thomas Piketty

Gouden jaren

Dat de rijken rustig kunnen toekijken hoe hun vermogen zich reproduceert, het is de laatste driehonderd jaar eigenlijk nooit anders geweest, schrijft Piketty. De gouden jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw hebben even de illusie van het tegendeel gewekt. Nadat de vooroorlogse fortuinen waren kapotgeschoten, wegbelast of genationaliseerd, begon de economie aan een inhaalbeweging en brak een periode van uitzonderlijke groei aan. Toen kon je in het leven goed vooruitkomen door te studeren en te werken. De ongelijkheid nam af.

Maar in de jaren zeventig en tachtig kwam een einde aan de Europese groeispurt. De economische achterstand op de Verenigde Staten was ingehaald. De Europese economie groeide opnieuw even gezapig als de Amerikaanse – met zowat 1 à 2 procent per hoofd van de bevolking. Daarmee dook de economische groei weer onder het rendement op kapitaal, en kon het ongelijkheidsmechanisme opnieuw zijn gang gaan.

De afgenomen ongelijkheid in de naoorlogse jaren was niet meer dan een uitzondering. Dat is de belangrijkste les van de twintigste eeuw, aldus Piketty. Dat economische groei en ontwikkeling vanzelf zouden leiden tot meer gelijkheid, zoals sommige economen toen beweerden, is een illusie gebleken. In werkelijkheid hebben de wereldoorlogen en het daaropvolgende overheidsinterventionisme de tellers van de vermogensaccumulatie even op nul gezet.

Vandaag zit het totaal van de privévermogens in Europa alweer op het niveau van voor de Eerste Wereldoorlog, de tijd van priester Daens, toen het kapitaal hoogtij vierde. Bekijken we de verdeling van het privévermogen, dan is het beeld genuanceerder. De 10 procent rijkste Europeanen hebben 60 à 70 procent van het totale vermogen in handen. Dat is meer dan in de jaren zeventig en tachtig, maar het blijft onder de extreme vermogensconcentratie van de jaren 1900. In het Frankrijk van die tijd bijvoorbeeld bezaten de 10 procent rijksten liefst 90 procent van het nationale vermogen.

‘Le retour de l’héritage’

Het is best mogelijk dat we opnieuw naar zulke pieken van vermogensongelijkheid gaan, aldus Piketty. Als het wat langer duurt, komt dat doordat de middenklasse in de vorige eeuw een deel van de koek naar zich toe heeft gehaald, en er een reeks belastingen op vermogen en op vermogensinkomsten van kracht is geworden. Maar de concurrentie tussen landen om kapitaal aan te trekken, zal de vermogensbelastingen deze eeuw doen verdwijnen, terwijl de stagnatie van de bevolking zal wegen op de economische groei. Zo krijgen fortuinen uit het verleden opnieuw de overhand op vermogens die burgers tijdens hun leven vergaren. Het ongelijkheidsmechanisme zal dus zijn volle kracht herwinnen. Het aandeel van de middenklasse in het totale vermogen zal met zowat de helft wegsmelten, verwacht Piketty.

De afgenomen ongelijkheid na de Tweede Wereldoorlog was niet meer dan een uitzondering.

De vraag is of de burgers en hun politieke vertegenwoordigers dat zullen slikken. De nostalgie naar de naoorlogse groei en zijn meritocratische hoop zitten er nog altijd diep in, volgens Piketty: geld moet komen van eigen inspanningen en werk, ongelijkheden zijn enkel billijk door verdienste. De jongeren weten al beter waar de klepel hangt. Of ze eigenaar van een huis of een appartement worden, hoeveel vierkante meter die woning zal hebben, met wie ze trouwen en welke professionele keuzes ze maken: het hangt allemaal sterk af van het bedrag dat ze meekrijgen van hun ouders.

Deze eeuw krijgen we ‘ le retour de l’héritage ‘, zegt Piketty, en dat is nu al zichtbaar. Na een dieptepunt in 1970 maakte het geërfde vermogen in 2010 in Frankrijk alweer twee derde van het totale privévermogen uit. Een op de zes Fransen die zijn geboren in de jaren 2010-2020 zal via een erfenis meer ontvangen dan wat de onderste helft van de inkomens zal hebben verdiend nadat ze een heel leven heeft gewerkt. Dat wordt een primeur in de geschiedenis.

Denk maar niet dat de vergrijzing de erfenissen zal doen opdrogen, aldus Piketty. Door de langere levensduur van hun ouders erven mensen later, maar erven ze meer. En dat komt heus niet doordat oudjes voortdurend start-ups oprichten, schrijft Piketty. Naarmate fortuinen verouderen, worden ze groter. Stel dat een zestigjarige een rendement van 5 procent heeft, daarvan 2 procentpunt consumeert en 3 procentpunt herbelegt, dan is hij op zijn 85ste dubbel zo rijk.

Kampioen van de ongelijkheid

De kampioen van de ongelijkheid zijn de Verenigde Staten. De 10 procent rijksten bezitten er 72 procent van het vermogen, de onderste helft van de bevolking amper 2 procent. De Amerikaanse fortuinen zijn minder oud dan de Europese. De immigranten hadden niet veel mee bij hun oversteek, en de hogere bevolkingsgroei in de Verenigde Staten drukte op het gewicht van de erfenissen. Toch werd de Amerikaanse vermogensongelijkheid midden in de twintigste eeuw groter dan de Europese, doordat de Amerikaanse fortuinen minder zwaar werden getroffen door de wereldoorlogen.

De Verenigde Staten overtreffen Europa ook in inkomensongelijkheid, of in de verdeling van salarissen, honoraria, intresten, dividenden, huur en alle andere vormen van inkomsten die de economie jaarlijks voortbrengt. In 2010 kregen de 10 procent beste verdieners 46 procent van het nationale inkomen. Dat is meer dan in 2007, wat volgens Piketty aantoont dat je niet hoeft te rekenen op een financiële crisis om de ongelijkheid te stoppen. Ter vergelijking: in Frankrijk kregen de 10 procent grootste verdieners iets meer dan 30 procent van het nationale inkomen in 2010.

Van de gecumuleerde groei in de Verenigde Staten tussen 1977 en 2007 ging drie kwart naar de 10 procent grootste verdieners, en 60 procent naar de top 1 procent. De term ‘ one percent ‘ is een eigen leven gaan leiden, onder meer door de beweging Occupy Wall Street. Voor de 90 procent andere Amerikanen bleef een jaarlijkse groei van het gemiddelde inkomen van minder dan 0,5 procent over. Het is moeilijk zich een maatschappij voor te stellen die eeuwig blijft leven met zulke extreme ongelijkheden, schrijft Piketty.

Denk maar niet dat de vergrijzing de erfenissen zal doen opdrogen. Door de langere levensduur van hun ouders erven mensen later, maar erven ze meer.

Kapitaalinkomsten, zoals dividenden, verklaren maar een derde van de gestegen inkomensongelijkheid in de Verenigde Staten sinds 1970. Die hausse is vooral te wijten aan een nooit vertoonde groeispurt van de salarissen van de toplui van grote bedrijven. Om die economisch nutteloze inkomensspiraal in te dijken, stelt Piketty een ‘confiscatiebelasting’ voor van 80 procent voor inkomens boven 500.000 of 1 miljoen dollar.

Op lange termijn zijn investeringen in onderwijs de beste manier om de inkomensongelijkheid te bestrijden, meent Piketty. De Amerikaanse inkomenskloof verbreedde vanaf de jaren tachtig, niet toevallig op het moment dat het aantal afgestudeerden van universiteiten begon te stagneren. Een bredere toegang tot de universiteiten is onmisbaar. De financiering van het onderwijs wordt een cruciale kwestie in deze eeuw, aldus Piketty.

Miljardenfortuinen

Blijft nog de vermogensongelijkheid. Vermogen rendeert niet alleen sneller dan de economie groeit, het rendement stijgt naarmate het vermogen groter wordt. Piketty noemt het de ongelijkheid van rendement, te wijten aan het feit dat gefortuneerde mensen gespecialiseerde beleggingsadviseurs kunnen betalen, en zich meer risico’s kunnen permitteren. Dat zet een turbo op de vermogensongelijkheid. Gewone stervelingen moeten het doen met het advies van hun schoonbroer, en komen niet veel verder dan een spaarboekje dat nauwelijks rendeert. Tussen 1990 en 2010 zijn de vermogens van Bill Gates, de oprichter van Microsoft, en van Liliane Bettencourt, de erfgename van het cosmeticaconcern L’Oréal, gegroeid met 10 à 11 procent per jaar, na aftrek van inflatie. In zo’n tempo beginnen miljardenfortuinen als dat van Gates en Bettencourt zichzelf te vermenigvuldigen, zonder enig sociaal nut. Ook al was Gates gestopt met werken, zijn vermogen bleef even snel groeien. Bettencourt heeft zelfs nooit gewerkt.

Rond 1900 kende Europa baanbrekende innovaties als de auto, elektriciteit en de stoomboot, en toch groeide de economie maar met 1 à 1,5 procent per jaar.

Het is Piketty’s centrale argument in zijn pleidooi voor een progressieve belasting op vermogen. Zo’n belasting vermijdt een spiraal van ongelijkheid, en vrijwaart de krachten van de vrije markt en het eigendomsrecht. Bovendien capteert een vermogensbelasting veel beter de echte fiscale bijdragecapaciteit van grote fortuinen. Het jaarlijkse inkomen dat Bettencourt aangaf aan de fiscus, was nooit groter dan 5 miljoen euro. Dat is een lachertje vergeleken met het echte inkomen dat haar vermogen – momenteel meer dan 30 miljard euro – moet opleveren. Het objectiefst is een tarief dat mee-evolueert met het effectieve rendement van het vermogen. Als grote fortuinen reële rendementen van jaarlijks 6 à 7 procent boeken, is een tarief van 2 procent of meer voor vermogens hoger dan 100 miljoen of 1 miljard euro niet extravagant, vindt Piketty. Voor de allergrootste fortuinen moet het tarief minstens 5 procent per jaar bedragen. Onderaan de ladder begint hij met 0,1 procent voor vermogens onder 200.000 euro, en met 0,5 procent voor de schijf tussen 200.000 en 1 miljoen euro. De belasting geldt voor roerend en onroerend vermogen samen, na aftrek van schulden, en zou vastgoedbelastingen vervangen.

Een goed begin is een wereldwijd vermogenskadaster, dat wordt bijgehouden door een supranationale instelling, en opgebouwd in regionale stappen via internationale samenwerking. De voorbereiding is al bezig, volgens Piketty, die verwijst naar de onderhandelingen tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie over de uitwisseling van gegevens over bankrekeningen. Voor fiscale paradijzen die niet willen meewerken, moeten er zware sancties komen.

Baanbrekende innovaties

“Ik ben niet uit op de vernietiging van de vermogens”, zegt Piketty, wanneer we hem treffen in zijn onooglijke kantoortje in de Ecole d’Economie de Paris. “Ik wil alleen de vermogensmobiliteit verbeteren. Wie van nul start, moet zijn kapitaal even snel zien groeien als dat van de andere vermogenscategorieën. In de jongste dertig jaar zijn de topfortuinen in alle landen twee- tot driemaal sneller gegroeid dan de economie. Waar zal dat stoppen? Het is moeilijk de democratie te doen werken als een klein groepje het merendeel van de middelen controleert.”

Een zekere mate van ongelijkheid is goed voor de groei, geeft Piketty toe, maar vanaf een bepaald niveau heeft het geen zin meer. “De ongelijkheid in de Verenigde Staten is groter dan die in Europa, maar groei van beide was ongeveer gelijk. De extra ongelijkheid in de Verenigde Staten had geen positieve of negatieve impact op de economie. Ze was gewoon nutteloos. Als de ongelijkheid nutteloos is, verdeel dan de rijkdom.”

Een goed begin voor een vermogensbelasting is een wereldwijd vermogenskadaster, dat wordt bijgehouden door een supranationale instelling. De voorbereiding is al bezig.

Met zijn vermogensbelasting wil Piketty het rendement op grote fortuinen in lijn brengen met de economische groei. Kunnen we niet omgekeerd werken, en de groei opkrikken via stimuleringsmaatregelen? “Economische groei hangt in essentie af van de bevolkingsgroei en van de productiviteitsstijging door innovatie”, zegt Piketty. “Sinds de industriële revolutie is de wereldwijde economie gegroeid met 1,6 procent per jaar, gelijk verdeeld over de bevolkingsgroei en de productiviteitsstijging. Rond 1900 kende Europa baanbrekende innovaties als de auto, elektriciteit en de stoomboot, en toch groeide de economie maar met 1 à 1,5 procent per jaar. Dat is al heel veel. Wil je nog meer, dan moeten we ieder tien kinderen op de wereld zetten en elke morgen een uitvinding doen. De vraag is: gaan we daarop wachten? We hebben andere opties.”

Gaan we met drastische belastingen op topinkomens en grote fortuinen niet naar een ander maatschappijmodel? “We vragen gewoon te veel van de vrije markt”, zegt Piketty. “De vrije markt en het privébezit kunnen heel wat tot stand brengen, zoals innovatie en groei. Tegelijk kunnen ze perfect samengaan met ongelijkheid. Ik houd van de vrije markt, maar hier biedt ze geen oplossing.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content