Steven Vandeput (N-VA): ‘Defensie zit straks op zijn tandvlees’
Minister van Defensie Steven Vandeput (N-VA) wil het budget voor Defensie tegen 2030 optrekken naar 6,3 miljard euro. Een zeer ambitieus plan. Maar Vandeput heeft weinig keuze. Het Belgische leger heeft extra investeringen nodig om aan zijn internationale verplichtingen te voldoen.
Aan één muur hangt een schilderij dat de slag bij Hasselt tijdens de Boerenkrijg in 1798 voorstelt. Aan een andere wand prijkt een oude tekening van de eerste legerbasis in Leopoldsburg. Wie het kantoor van minister van Defensie en Ambtenarenzaken Steven Vandeput binnenstapt, merkt dat zijn Limburgse heimat zeer dichtbij is. Maar de N-VA’er bekleedt samen met minister van Buitenlandse Zaken Didier Reynders (MR) wel de meest internationale functies in de regering. Wie Defensie zegt, zegt intensieve samenwerking met andere landen en zegt ook loyauteit aan de NAVO. Dat werd de voorbije weken nog eens duidelijk toen de Belgische regering twee duidelijke boodschappen kreeg. Zowel NAVO-secretaris-generaal Jens Stoltenberg als de Amerikaanse ambassadrice Denise Bauer riep de Belgische regering op meer te investeren in het leger. En dat tijdens een legislatuur waarin de regering verder bespaart op Defensie.
“De publieke oproep van de ambassadrice was ongezien”, zegt Vandeput, “Ik zie daarin een bevestiging van de signalen die ik van onze partners _ en niet alleen de VS _ gekregen heb op de dag dat ik dit kantoor binnen ben gestapt. De NAVO vraagt de lidstaten tegen 2024 2 procent van hun bbp aan defensie te besteden. In België is dat nu 1 procent van het bbp. Dat is te weinig. Als België een solidaire partner van de NAVO wil blijven, moeten we meer investeren in defensie. Zo niet zet België zijn intensieve relaties met onder andere Nederland op het spel. Dat is een risico dat ik als minister van Defensie niet wil nemen.
Moeten de Nederlandse en de Belgische defensie niet nog meer samenwerken? Ook de Nederlandse militaire top zegt dat onze militaire inspanningen maar een mager beestje zijn.
Vandeput: “We werken nauw samen in de marine. Het is een één-op-één-aanpak met duidelijke afspraken. België onderhoudt de mijnenjagers, Nederland de fregatten. Er is een gezamenlijke admiraliteit en één opleidingsinstituut. De integratie gaat zeer ver. Van bij het begin heb ik aan de Nederlanders gezegd: als je ergens voelt dat wij onze beloftes niet nakomen, laat het mij dan weten. Natuurlijk heeft niets het eeuwige leven. Zo is de vervanging van mijnenjagers en fregatten opgestart. Ook daar zullen we belangrijke beslissingen moeten nemen.”
Deze legislatuur ligt de nadruk wel op besparingen bij Defensie. Hoeveel wordt er tussen nu en 2019 bespaard?
Vandeput: “Defensie moet dit jaar 250 miljoen euro besparen en daarna elk jaar nog eens 45 miljoen euro. Investeren zal de komende jaren zeer moeilijk zijn. Om dat bij te sturen krijgt Defensie van de interdepartementale provisie wel 100 miljoen euro per jaar terug. Daardoor wordt de inspanning de facto gehalveerd. Maar de besparingen bij het leger blijven een uitdaging. Bedroeg het legerbudget 2,6 miljard euro in 2014, dan zal het aan het einde van de legislatuur 2,2 miljard euro zijn.
Waar zitten die besparingen precies? Hebt u veel bewegingsruimte?
Vandeput: “De eerste opdracht van de regering is de concurrentiekracht van de bedrijven te herstellen en de begroting op orde te krijgen. Als N-VA’er sta ik daar uiteraard 100 procent achter. De overheid moet nog besparen, maar Defensie zit straks op zijn tandvlees. Als het leger nog meer moet besparen dan wat al gepland is, wordt het problematisch. Dat neemt niet weg dat een aantal zaken intern anders moet worden aangepakt, zodat middelen vrijkomen voor investeringen. Het grootste probleem is dat de lonen nog altijd meer dan 70 procent van het defensiebudget opslorpen. Dat gaat om meer dan 1,8 miljard euro van het budget van 2,5 miljard. Dat bedrag is niet samendrukbaar op korte termijn. Het militaire statuut is wat het is. Je kunt geen militairen ontslaan en ik denk ook dat dat niet wenselijk is. De besparing moet gerealiseerd worden op de werkingsmiddelen, wat ook gebeurt.
“Maar op langere termijn moet het budget opnieuw omhoog. Ik stel voor het op te trekken tot 1,6 procent van het bbp in 2030, wat overeenkomt met 6,3 miljard euro. Dat is nog altijd minder dan de 2 procent die de NAVO vraagt tegen 2024. De Belgische leger zou dan nog bestaan uit 27.000 mensen.”
Er zouden voor dat Strategische Plan 2030 verschillende opties zijn. Een ervan zou zijn het defensiebudget op te trekken tot 1,35 procent van het bbp, het gemiddelde van de niet-nucleaire NAVO-landen. Of er is de minimalistische optie dat de regering zich beperkt tot het huidige budget.
Vandeput: “Ik heb bij mijn aantreden de opdracht gekregen zo’n strategisch plan op te stellen. Alle ambassadeurs die iets betekenen in Europa, zijn hier over de vloer geweest, niet alleen de Amerikanen. Zelfs de Japanners zijn hier komen zeggen dat er een grens is aan besparingen op de Defensie. De Amerikanen hebben natuurlijk ook de boodschap meegegeven dat Europa ook meer zelf moet doen. Sommigen denken dat ik het debat manipuleer met mijn voorstel de militaire middelen op te trekken, maar dat is niet zo. Iedereen die iets weet over defensie zegt dat België in alle dimensies actief moet blijven en in staat moet zijn om minstens één gevechtscapaciteit in stand te houden. Dat wil zeggen: zowel land-, zee- en luchtmacht als cyberdefensie. Ik heb een worp gedaan en de regering heeft dan beslist enkele andere scenario’s te berekenen. Maar ik heb mijn voorkeur.”
Dat is dus het defensiebudget van op termijn 1,6 procent van het bbp?
Vandeput: “Dat is mijn keuze, anders had ik dat niet voorgesteld. Ik ben een realist. Het valt nog te bezien of ik dit politiek kan binnenhalen. Maar veel lager kunnen we echt niet gaan. België heeft een verouderd leger en investeringen zijn nodig. De regering heeft de ambitie een leger te hebben dat operationeel is. Als we niets doen, dan valt het leger in 2025 eigenlijk weg.”
Wanneer valt de beslissing?
Vandeput: “Het wordt een moeilijke oefening. Als Kamerlid volgde ik de begroting op de voet. De marges zijn beperkt. In tijden van besparingen is extra geld voor militaire doeleinden moeilijk te verkopen. Maar defensie is altijd een langetermijnverhaal. Ik verwijs graag naar de A400-vliegtuigen die André Flahaut tien jaar geleden heeft besteld. We beginnen die in 2017 te betalen, maar de levering volgt pas in 2019. Het duurt dus vijftien jaar om een militair project af te ronden.”
Denkt u tegen 2018 een beslissing genomen te hebben over de vervanging van de F-16-straaljagers? Het gaat om een gigantisch contract dat naar verluidt 4 tot 5 miljard euro zal kosten.
Vandeput: “Als je ziet hoeveel tijd zulke projecten in beslag nemen, dan moeten we die beslissing in 2018 nemen. Het uit dienst nemen van de F-16 kan dan probleemloos verlopen en de nieuwe vliegtuigen zullen tijdig beschikbaar zijn. Het wordt een gigantische investering. Sommigen noemen het de bestelling van de eeuw, en dat is ook zo. Het lijkt mij logisch dat onze economie iets terugkrijgt van zo’n groot project. Maar de Europese regelgeving maakt dat zo goed als onmogelijk. Wij bereiden dit juridisch goed voor.”
Van de F-16 wordt gezegd dat hij dankzij het werk voor bedrijven hier het dubbele heeft opgebracht van wat hij gekost heeft. Kan dat anno 2015 nog?
Vandeput: “Op de F-16-vloot zijn in dit land hele bedrijfstakken gebouwd. Ik denk aan Sabca en Barco. Het is aan de F-16 te danken dat Barco zo’n grote naam is geworden in de defensie-industrie. Maar de Europese regels zijn zeer stringent. Volgens het Verdrag van Lissabon kunnen lidstaten dat systeem van compensaties behouden, maar, als je het Europese model strikt volgt, moeten alle compensaties er komen in de defensie-industrie. Dat is hier zo goed als onmogelijk, want we hebben die industrie hier niet. We moeten breder durven te gaan.
“We moeten het dossier van de compensaties aanpakken samen met minister van Economie Kris Peeters. Ook de regio’s zullen hun rol spelen. Mijn boodschap blijft in elk geval dat de economische return groot genoeg moet zijn. De industriële participatie moet minstens 100 procent van de investerings- of aankoopkosten uitmaken.”
Drie Belgische bedrijven zetten hun geld op de F-35 als opvolger van de F-16. Sonaca, Sabca en Ilias Solutions hebben een protocolakkoord met Lockheed Martin, de bouwer van het gevechtsvliegtuig.
Vandeput: “De linkerzijde gebruikt dat als argument om te zeggen dat het de F-35 wordt. Wie kan aantonen dat ik al enige voorkeur heb laten blijken voor dat vliegtuig krijgt een bak Duvel. Voor mij is de markt open. Ik moedig wel aan dat onze bedrijven, en ook de kmo’s, contacten hebben met mogelijke leveranciers en dat zij zich kunnen voorstellen. Eén van de kandidaten heeft dat protocol inderdaad bekendgemaakt. Dat past in de lobbymachine. Alle kandidaten zijn nochtans actief in onze defensiemarkt om partners te zoeken.”
De F-35 wordt genoemd als grootste kanshebber omdat een aantal andere NAVO-lidstaten dat toestel al hebben en samenwerking zo gemakkelijker wordt.
Vandeput: “Dat is één van de argumenten. En daar houdt het ook op.”
Over hoeveel vliegtuigen moet het gaan?
Vandeput: “In mijn scenario spreek ik over 44 gevechtstoestellen. Aantallen zijn minder belangrijk dan wat je wil bereiken. De Belgische doelstelling is permanent zes jachtvliegtuigen in operatie te kunnen hebben. Daarnaast willen we er nog vier die op afroeping kunnen worden geleverd. En dan is er nog de verdediging van het eigen luchtruim. Op basis van die doelstellingen kom je dan aan 40 tot 44 toestellen.”
De socialistische oppositie zegt dat zulke straaljagers zo duur zijn dat ze ten koste gaan van investeringen in de land- en de zeemacht. Klopt dat?
Vandeput: “Dat is omdat de oppositie uitgaat van een krimpscenario. Ik doe dat niet. Vliegen is duur. Punt. De bijdragen van onze vloot jachtvliegtuigen aan de Europese defensie worden internationaal geapprecieerd. De oppositie argumenteert dat Europa al 2000 jachtvliegtuigen telt en dat dat genoeg is. Dat cijfer klopt, maar er zijn geen 2000 vliegtuigen die doen wat de Belgische vloot kan.”
Iedereen spreekt over de vervanging van de gevechtsvliegtuigen, maar is de lijst niet een stuk langer: aanvalshelikopters, antiraketsystemen, gps-systemen, drones, nieuwe fregatten en mijnenjagers?
Vandeput: “Ja, als we uitgaan van het principe dat het Belgische leger actief blijft in alle dimensies. Aan de toog hoor je weleens de vraag of wij met 80 kilometer kust wel een marine nodig hebben. Wel, denk het maritieme weg en het negatieve effect op ons bbp zal aanzienlijk zijn. Als het gaat om het vrijwaren van de internationale wateren moet België dus zijn verantwoordelijkheid opnemen. Het strategische plan betekent ook niet dat wij alles in een paar jaar moeten aankopen. De mijnenjagers komen pas aan het einde van de jaren twintig aan het einde van hun levensduur. De regering moet nu gewoon al denken aan de vervanging.”
België is een trouw NAVO-land, maar heeft de alliantie niet de perceptie tegen? Tijdens de Koude Oorlog was de doelstelling duidelijk. Anno 2015 lijkt de westerse alliantie geen pasklaar antwoord te hebben op de uitdagingen aan de grenzen van de NAVO. Denk maar aan Oekraïne en Syrië.
Vandeput: “Je moet altijd uitgaan van de doelstellingen van de NAVO. De eerste is collectieve defensie. Welnu, de nieuwe assertiviteit van Rusland is een feit en wij moeten als westerse alliantie toch laten zien dat we er nog zijn. Daarom blijft de NAVO relevant. Wie had enkele jaren geleden gedacht dat we zo dicht bij onze grenzen geconfronteerd zouden worden met de inname van een territorium zoals de Russische annexatie van de Krim?
“Voorts zijn er de bedreiging aan de zuidflank en de oorlogen in het Midden-Oosten. De NAVO kan niet zonder de VS, maar het is niet zo dat de NAVO betrokken partij is in het Midden-Oosten. En dat is ook niet wenselijk. Enkele NAVO-landen zijn betrokken bij terrorismebestrijding, maar dat is een samenwerking van zeventig landen, waarvan er dertig daadwerkelijk actie ondernemen.”
Hoe voelt dat als Vlaams-nationalist op Defensie?
Vandeput: “Defensie wordt internationaler. De nationale autonomie wordt hier minder relevant. Er zijn natuurlijk een aantal gebruiken en ceremonies die refereren aan het unitaire België en waar ik als minister van Defensie mee moet omgaan. Heb ik daar een emotionele band mee? Neen. Maar ik ben ook geen romantische Vlaams-nationalist die daarvan gruwt. Ik ben een realist op dat vlak.”
‘Deze regering gaat bewust niet voor Copernicus bis’
Behalve Defensie leidt Steven Vandeput ook het departement Ambtenarenzaken. Begin juli raakte bekend dat de regering zes trajecten op de sporen zet om de federale overheid te moderniseren. De bedoeling van de regering-Michel is van de federale overheid een moderne en klantgerichte organisatie te maken. Dat moet gebeuren via onder meer een uniformisering van het federaal aankoopbeleid, de integratie van de federale overheidsorganisaties, een efficiënter beheer van het overheidsvastgoed en een betere inning van overheidsinkomsten. Wat dat laatste betreft, is het bijvoorbeeld de bedoeling de tax gap, het verschil tussen wat de overheid wil innen en wat ze daadwerkelijk binnenkrijgt, te verlagen. Die tax gap wordt in België op 15 tot 20 procent geschat. In de VS is dat 13-17 procent en in Zweden zelfs minder dan 10 procent. Steven Vandeput wil dat België beter aansluit bij de beter presterende landen.
“Voor de hervorming van het overheidsapparaat gaat deze regering bewust niet voor een Copernicus bis”, zegt Vandeput. “Dat was aan de bron een goed project, maar het ontstond extern aan het overheidsapparaat. Het is ook nooit in zijn geheel uitgevoerd, wat bij heel veel mensen voor frustratie heeft gezorgd. Deze regering kiest voor een kleiner overheidsapparaat en een betere klantgerichtheid.”
Over die veranderingen wordt weinig gecommuniceerd. Er wordt enkel gepraat over de ambtenaren die met pensioen gaan maar slechts in beperkte mate worden vervangen.
Vandeput: “Veranderingen met de vlag voorop aankondigen leidt tot heel wat weerstand. De hervorming gaat gepaard met een belangrijke afbouw van de budgettaire middelen, wat vooral tot uiting komt in personeel, dat klopt. In het verleden is het ambtenarenapparaat altijd lineair afgebouwd. Nu is het de bedoeling alles echt te monitoren. In september hebben we voor het eerst een monitoring doorgevoerd bij 99 overheidsorganisaties. Er worden inschattingen gemaakt voor de toekomst zoals de personeelsplanning. Met de vakbonden heb ik een open verstandhouding. Onze werkgroepen zijn samengesteld. In de tweede helft van 2016 moet de hervorming de eerste budgettaire resultaten opleveren.”
U wilt ook het aantal federale overheidsdiensten beperken.
Vandeput: “We streven naar één horizontale, ondersteunende zuil. Er is de kanselarij, de federale overheidsdienst Personeel en Organisatie, de FOD Beheerscontrole, FedICT en de Regie der Gebouwen. We kijken hoe we dat organisatorisch in één geheel kunnen duwen, de processen kunnen stroomlijnen en zo winsten kunnen maken. Het aantal federale overheidsdiensten zal op die manier worden gereduceerd.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier