Sterke groei uitkeringen komt onder druk
De vakbonden vragen dat de regering in lopende zaken 1 miljard euro vrijmaakt voor de stijging van de uitkeringen in 2025-2026. De werkgevers willen de evolutie van de uitkeringen dan weer koppelen aan het loonoverleg. En aan de federale formatietafel is te horen dat de uitkeringen in de toekomst sowieso minder sterk zullen toenemen.
Ook al is de federale regering-De Croo er één in lopende zaken, de vakbonden willen dat ze een beslissing neemt over de besteding van de zogenoemde welvaartsenveloppe 2025-2026. Dat is het mechanisme om vervangingsinkomens zoals pensioenen en uitkeringen voor werklozen en zieken welvaartsvast te houden. Dat wil zeggen dat ze via de automatische loonindexering niet enkel stijgen met de levensduurte, maar ook de reële loonstijgingen van de werkenden volgen.
Sinds het Generatiepact van bijna twintig jaar geleden is wettelijk bepaald dat de vakbonden en werkgevers tegen 15 september een advies moeten uitbrengen over de besteding van die enveloppe. Voor de periode 2025-2026 bedraagt de welvaartsenveloppe 1 miljard euro voor zowel de sociale uitkeringen als de bijstandsregelingen.
Onmogelijk
Dat gezamenlijk advies kwam er niet. Volgens de vakbonden “wegens vertragingsmanoeuvers van de werkgevers”. Bij de werkgevers is een ander verhaal te horen. “Het was zeker de bedoeling om met een gezamenlijk advies te komen”, zegt Danny Van Assche, gedelegeerd bestuurder van de kmo- en zelfstandigenorganisatie Unizo. “Maar 15 september was onmogelijk. Eigenlijk is er de voorbije twintig jaar nooit tijdig een advies geweest. Wij vinden het niet verstandig daar in september al een advies over te geven. Er moeten dan nog heel wat berekeningen gebeuren waarbij men kijkt naar groei, loonontwikkeling en vergrijzingskosten. Er moet nagegaan worden of de uitvoering van de vorige enveloppe binnen het budget is gebleven. We hebben nog niet alle berekeningen ontvangen van het Planbureau. Sinds een paar jaar weigeren de vakbonden over een interprofessioneel loonakkoord te onderhandelen als er geen tijdig akkoord is over de stijging van de uitkeringen. Maar voor de werkgevers zijn dat twee kanten van dezelfde medaille. Die kun je niet los van elkaar zien.”
De grote kritiek is dat de stijging van de uitkeringen vastligt op basis van een jaarlijkse productiviteitsgroei van 1,75 procent, terwijl de echte productiviteitsgroei 0,5 tot 1 procent bedraagt.
Dat zegt ook Monica De Jonghe, directeur-generaal van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO): “De loonevolutie en de uitkeringen zijn allebei gekoppeld aan de automatische indexering. Het is best dat we die zaken samen bespreken. 15 september was aanvankelijk minder een probleem omdat de gegevens van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven over de loonontwikkeling vroeger kwamen. Met de aanpassing van de loonwet in 2017 moest er veel meer informatie verzameld worden over de buurlanden. Die is meestal pas eind december beschikbaar. Dat maakt dat het debat over de loononderhandelingen pas later kan beginnen.”
Onzekerheid over 1 miljard euro
Danny Van Assche wijst er ook op dat de regering bepaalt welk deel van de enveloppe kan worden gebruikt, en dat er nergens staat dat die volledig leeggemaakt moet worden. De regering-Di Rupo deelde goed tien jaar geleden slechts 60 procent van de enveloppe uit. Van Assche: “Nu zegt de regering dat ze niet kan beslissen omdat ze in lopende zaken is. Je kunt moeilijk een advies geven als je nog niet eens weet of alle middelen beschikbaar zijn.”
Een extra element voor Unizo: het gaat niet alleen om de uitkeringen van de werknemers, maar ook om die van de zelfstandigen. “Er moet dus ook niet alleen advies komen van de Nationale Arbeidsraad, maar ook van het Algemeen Beheerscomité voor het Sociaal Statuut der Zelfstandigen (ABC). Er is al een aantal jaren een princiepsakkoord, dat stelt dat de minimale uitkeringen voor zelfstandigen op dezelfde manier evolueren als die van de werknemers.”
Toch besloten de vakbonden een maand geleden zelf een advies in te dienen. Aan de federale regering werd gevraagd op basis daarvan een beslissing te nemen over de verhoging van verschillende uitkeringen. Ook de partijen die onderhandelden over de vorming van een coalitie kregen dat advies.
Voor ACV, ABVV en ACLVB moet er snel een beslissing vallen, zodat de verhogingen vanaf januari kunnen worden doorgevoerd. Maar de regering in lopende zaken staat op de rem.
Garantie voor levensstandaard
De vakbonden zetten druk omdat ze de welvaartsenveloppe als een cruciaal instrument zien om de inkomensval bij ziekte, tijdelijke werkloosheid, pensioen of arbeidsongeval te beperken. “Het wettelijk voorziene mechanisme voor welvaartsverhogingen helpt vermijden dat de vervangingsinkomens achterlopen op de stijgende welvaart/lonen. Het garandeert verhogingen van (onder meer) de minimumuitkeringen met (minstens) 2 procent, de berekeningsplafonds en de langst lopende pensioenen. De langetermijnimpact van die tweejaarlijkse verhogingen mag niet onderschat worden”, staat in hun advies. Volgens de vakbonden liggen heel wat sociale uitkeringen nog ruim onder de armoedegrens. Volgens hun berekeningen bedroeg het gewaarborgd minimumpensioen voor een alleenstaande op 1 mei 2024 zonder welvaartsenveloppe amper 1.520 euro bruto (in plaats van 1.773 euro). De langst lopende pensioenen zouden dan weer een slordige 9 procent lager liggen.
Minder productiviteitsgroei
Dat de vakbonden nu druk zetten, heeft ook tactische redenen. De vrees bestaat dat de welvaartsenveloppe nooit meer integraal zal worden toegekend. Bovendien denken ze dat het misschien de laatste keer is dat de uitkeringen op deze manier stijgen. Uit de nota’s van formateur Bart De Wever (N-VA) blijkt dat hij het systeem verregaand wil bijsturen.
De grote kritiek is dat de stijging van de uitkeringen vastligt op basis van een jaarlijkse productiviteitsgroei van 1,75 procent, terwijl de echte productiviteitsgroei 0,5 tot 1 procent bedraagt. Daardoor zouden de uitkeringen te snel stijgen en wordt de kloof met inkomens uit arbeid kleiner. Dat maakt het voor niet-werkenden minder interessant om een baan te aanvaarden.
Van Assche: “De stijging van de uitkeringen ligt constant hoger dan die van de lonen. Het is billijk dat wie van een uitkering leeft ook op één of andere manier mee geniet van de welvaart van het land. Maar het is niet de bedoeling dat die uitkeringen sneller stijgen dan de inkomens uit arbeid.”
“De welvaartsenveloppe is er gekomen omdat de uitkeringen jarenlang niet geïndexeerd werden”, weet De Jonghe/ “Maar ondertussen is dat wel het geval. Daarnaast stegen de minima voor pensioenen en andere uitkeringen onder de Vivaldi-regering. En de welvaartsenveloppe werd de voorbije jaren altijd volledig besteed. België kampt onder andere daardoor met een gigantisch begrotingsdeficit.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier