Statutaire benoeming staat onder druk in overheidsdiensten
Alle clichés over de vastbenoemde ambtenaar ten spijt, zijn er almaar meer contractanten in het overheidsapparaat. De verklaringen zijn legio, de gevolgen voor de betrokken diensten en personen evenzeer.
Statutair, vaste benoeming, contractanten; de termen zorgen wel vaker voor verwarring. “Ik volg daarin eerder een klassieke lijn”, zegt professor Ria Janvier van de Universiteit Antwerpen. Zij geldt als een van de grote kenners van het onderwerp.
“Een ambtenaar is voor mij iemand die definitief benoemd is bij een overheidsdienst, en dus een statuut heeft. De vastheid van betrekking of definitieve benoeming maakt deel uit van dat statuut. Maar er zijn nog andere kenmerken. Wettelijk gezien is de statutaire ambtenaar nog altijd de regel, ook al levert een doorlichting van het overheidsapparaat een veel gemengder beeld op.” Want er werken almaar meer contractanten voor de overheid.
Om te begrijpen wat deze statutaire benoeming zo apart maakt, is een vergelijking met werknemers uit de privésector nodig.
Uniek statuut
Deze vergelijking kan volgens professor Janvier niet losgekoppeld worden van de vraag waar de scheidingslijn tussen privé en publiek loopt.
“Vaak is dat volgens een formeel criterium, te weten de kwalificatie van de werkgever als publiekrechtelijke dan wel privaatrechtelijke rechtspersoon. Zonder dat men de aard van de opdracht in acht neemt. Wat zijn trouwens de taken die alleen door een openbare dienst mogen worden uitgeoefend? We zien bijvoorbeeld almaar meer ziekenhuisfusies, vaak ook van publieke en private instellingen, wat voor de medewerkers het einde van het ambtenarenstatuut betekent. Soms zie je ook dat een publiekrechtelijke rechtspersoon geprivatiseerd wordt, zonder dat iets wijzigt aan zijn takenpakket. Denk aan Brussels International Airport Company. Voor het debat over het ambtenarenstatuut voor morgen, moet de vraag over deze scheidingslijn gesteld worden.”
Is een secretaresse bij een openbaar bestuur anders dan in een bedrijf” ?Ria Janvier
Het ambtenarenstatuut is om vele redenen uniek. Er is om te beginnen de vaste benoeming, een jobzekerheid die je elders niet aantreft. En een uniek pensioenstelsel. “Met vergelijkingen moet je omzichtig omspringen, maar gemiddeld liggen wettelijke ambtenarenpensioenen makkelijker 15 procent hoger dan die in de privésector”, stelt Ria Janvier.
Uit cijfers van de Federale Pensioendienst blijkt dat het gemiddelde pensioen van een ambtenaar met een volledige overheidscarrière 2518 euro bedraagt, terwijl een werknemer het met 1064 euro moet stellen. De hogere overheidspensioenen werden steevast verdedigd met het argument dat het om uitgesteld loon gaat. Maar dat geldt van langsom minder.
Een vergelijkend onderzoek van de Federale Overheidsdienst P&O uit 2014 toont dat niveaus A (mensen met een diploma hoger onderwijs) bijna altijd meer verdienen dan equivalenten uit de privésector. Niveaus B, C en D zitten gemiddeld 15 tot 30 procent onder de marktmediaan.
De salarisenquête toont ook aan bedienden gemiddeld 100 euro meer verdienen dan ambtenaren, maar het mediaanloon is voor beide nagenoeg gelijk. Momenteel geeft België jaarlijks met 10,6 miljard euro of 2,6 procent van het bbp het meeste uit van alle OESO-landen aan ambtenarenpensioenen, een direct gevolg van de hoogte van deze pensioenbedragen.
Sociale bescherming
“In regel kan je zeggen dat ambtenaren een grotere sociale bescherming genieten”, beaamt Ria Janvier.
“Je ziet dat op diverse vlakken. Nog een voorbeeld: stel dat je als werknemer in de privé ziek wordt, dan val je na een eerste maand direct op een uitkering van 60 procent van een begrensd loon. Bij de overheid kan je ziektedagen opsparen, doorgaans 21 per jaar, die vervolgens bij ziekte opgebruikt kunnen worden. Ben je bijvoorbeeld jaren geen dag afwezig door ziekte, dan word je in geval van arbeidsongeschiktheid gedurende de hele opgebouwde periode gewoon doorbetaald. Anders is het dan weer wanneer een ambtenaar definitief arbeidsongeschikt wordt. Dat leidt tot een vroegtijdige pensionering, waarbij de berekening van dat pensioen op basis van de gepresteerde jaren gebeurt. En dat bedrag kan soms erg karig uitvallen.”
Wirwar aan contracten
Maar hoe zit het met de zogenoemde contractanten, mensen die weliswaar een overheidsfunctie uitoefenen, maar in niet-statutair verband.
“Hun statuut leunt dichter aan bij dat van de werknemers in de privésector”, zegt Ria Janvier.
“Van een uniforme behandeling is geen sprake. Afhankelijk van de overheid waarvoor ze werken, kunnen hun loon- en arbeidsvoorwaarden sterk verschillen. Bij de lokale besturen in Vlaanderen bijvoorbeeld kan een contractuele medewerker doorgroeien, ook naar een hogere weddeschaal. Meestal is dat echter niet het geval. Ze blijven als het ware gekneld in hun initiële weddeschaal. Het aanvangssalaris is gelijk voor statutairen en contractanten, maar door hogere werknemersbijdrage voor de sociale zekerheid, is het belastbaar inkomen van contractanten 2 procent lager.”
En dan is er natuurlijk de vastheid van tewerkstelling, hoeksteen van het statuut. Onbestaande in de privésector, maar hoe ligt dit voor contractanten bij de overheid?
Geschillen tussen contractanten en hun publieke werkgever worden niet door de Raad van State behandeld, maar door de arbeidsrechtbank. Zullen ze dan ook meer aan het kortste eind trekken in vergelijking met hun statutaire collega’s? Is dat niet het grootste verschil tussen beide stelsels?
Conttractanten worden niet te pas en te onpas ontslagen” Ria Janvier
Professor Janvier nuanceert. “Voor een ambtenaar geldt een tuchtrecht, wat gaat van een berisping tot in extreme gevallen ontslag. Een status als ambtenaar kun je maar verliezen in een beperkt aantal gevallen. De overheid moet bovendien een erg omslachtige procedure volgen. Dat de helft van de uitspraken van de Raad van State in zulke dossiers over procedurefouten gaat, spreekt boekdelen. Contractanten vallen niet onder dat tuchtrecht. Je zou kunnen zeggen dat je hen enkel terecht kunt wijzen, of overgaan tot ontslag. Maar dat betekent niet dat contractanten te pas en te onpas worden ontslagen. Uit de praktijk blijkt dat men ook voor een zekere stabibiliteit in de arbeidsrelatie opteert. Per slot van rekening wint iedereen bij de continuïteit van tewerkstelling in overheidsdienst.”
Gemis aan transparantie
Niet elke overheidsdienst heeft eenzelfde verhouding statutairen-contractanten. Niet verwonderlijk, meent professor Janvier.
“Vooral bij lokale overheden zie je een enorme toename van contractanten, en dat heeft alles te maken met de pensioenen. De lokale overheden betalen het pensioen van hun gewezen ambtenaren. Dat gebeurt solidair, via een soort fonds. Hoe minder actieve ambtenaren, hoe lager de inkomsten voor het systeem. Contractanten zijn vanuit het oogpunt van de verschuldigde sociale bijdragen goedkoper. Het draait ook om de flexibiliteit van de contractanten, maar in essentie is het vooral een financiële kwestie. Bij de Vlaamse overheid zie je een heel ander plaatje. Daar zijn de statutairen goedkoper, aangezien hun pensioenen met federale middelen betaald worden.”
Het is een stokpaardje van Ria Janvier: waar de ambtenaar overbeschermd is, is de contractant onderbeschermd.
“Wat me vooral tegen de borst stuit, is de afwezigheid van enig debat”, beklemtoont ze. “Er beweegt wel wat, alleen blijft dit te veel onder de radar. Neem de beslissing van de provincie, de stad en het OCMW Antwerpen om geen ambtenaren meer aan te werven. Tegelijk zorgen die besturen wel voor onder andere een behoorlijk extra pensioen. Dat is een interessante mogelijkheid. Maar waarom voert men daar geen debat over? Die transparantie mis ik.”
Een relikwie
In 1969 – het begin van de tellingen – werkten 237.212 mensen voor de federale overheid. Anno 2015 waren er dat 679.647, verdeeld over de federale, de gemeenschaps- en de gewestoverheden.
“Zoals in alle westerse landen, heeft de opkomst van de verzorgingsstaat veel overheidstaken gecreëerd”, verduidelijkt Ria Janvier. “Men kan begrijpen dat in de jaren dertig gepleit werd voor een apart ambtenarenstatuut. De basis van wat we nog altijd kennen, het statuut Camu, dateert van 1937. Per slot van rekening was het arbeidsrecht nog in volle ontwikkeling en ontoereikend om genoeg bescherming te bieden aan het al bij al bescheiden ambtenarenkorps. Nu kan men vraagtekens plaatsen bij zo’n apart statuut. Er is de eigenheid van de overheid, dat klopt. En voor sommige functies gaat die nog altijd op, bijvoorbeeld voor de politie of het leger. Maar in hoeverre is een secretaresse bij een openbaar bestuur anders dan in een bedrijf? Vaak duikt het argument op dat ambtenaren beschermd moeten worden tegen politieke willekeur. Ik zeg niet dat het risico onbestaande is, maar ik krijg stellig de indruk dat het behoorlijk uitvergroot wordt.”
‘Prioriteit aan contractuelen’
“We passen de wetgeving aan om bij de aanwerving van nieuwe personeelsleden in de overheidssector prioriteit te geven aan contractuelen” zegt minister van Ambtenarenzaken Steven Vandeput (N-VA).
“Dat past in de visie van deze regering om de overheid efficiënter en flexibeler te maken. Het feit dat we prioriteit geven aan contractuele tewerkstelling betekent niet dat de statutaire tewerkstelling, de zogenaamde vaste benoeming, wordt afgeschaft, we zullen ze wel reserveren voor gezagsfuncties. Daarmee brengen we het statuut terug naar waar het oorspronkelijk voor bedoeld was én werken we de ongelijkheden weg. De realiteit leert ons dat het takenpakket van een ambtenaar voor het gros van de functies niet langer verschilt van dat van de werknemers in de privésector en ook in de overheid oefenen statutairen en contractuelen vaak dezelfde functies uit onder verschillende arbeidsvoorwaarden. De volgende logische stap is een verbetering van het contractuele statuut. Mijn diensten zijn daar nu volop mee bezig.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier