Samuel Faure (UCLouvain): ‘Europese defensiebedrijven profiteren van protectionisme’

RAFALE "De Europese lidstaten bewapenen zich ten koste van de Europese Unie." © China News Service via Getty Images
Thibault Coigniez Freelancejournalist

De Europese Unie moet haar interne defensiemarkt stimuleren. Maar de lidstaten blijven hun eigen defensiebedrijven beschermen, stelt professor Samuel Faure vast. “Absolute autarkie is een utopie die ons zuur zal opbreken.”

“De Europese lidstaten bewapenen zich ten koste van de Europese Unie. Sinds de oorlog in Oekraïne zijn de nationale militaire uitgaven dan wel met 30 procent gestegen, maar dat geld vloeit vooral naar de eigen nationale bedrijven of naar de Verenigde Staten, en weinig naar Europese samenwerkingen.”

Professor Samuel Faure windt er geen doekjes om. Als Fransman doceert hij aan de UCLouvain Europees defensiebeleid, dat hij al meer dan tien jaar op de voet volgt. Nog altijd gaat slechts 18 procent van de militaire uitgaven van de EU-lidstaten naar Europese defensieconsortia. Toch werd al na de Russische invasie van de Krim in 2014 een streefdoel van 35 procent vastgelegd.

Meer Europese samenwerking moet niet alleen de budgettaire efficiëntie verhogen, maar kan ook de militaire samenwerking verbeteren. Want nu luidt het cliché dat Europese landen over vijftien verschillende typen tanks beschikken (lees meer), wat allesbehalve handig is op het slagveld.

Bovendien gaat 60 procent van de Europese defensie-uitgaven naar Amerikaanse producenten. Zo tikte de Franse president Emmanuel Macron onlangs onder meer België op de vingers. In plaats van voor de Franse Rafale had ons land gekozen voor de Amerikaanse F-35 als opvolger van de F-16-gevechtsvliegtuigen.

‘Consortia verkrijg je niet zonder herstructureringen. Dat geldt voor elke industriële sector. Helaas zal dat soms gepaard gaan met banenverlies’

Ideologische verschillen

Een interne Europese defensiemarkt creëren is niet vanzelfsprekend, weet Faure. “Defensie is een nationale bevoegdheid gebleven. De Europese Commissie heeft nauwelijks manoeuvreerruimte. Voor elke beslissing is de unanieme toestemming van de Europese Raad nodig, waar de 27 ministers van de lidstaten in zetelen. Steevast staan conflicterende agenda’s de overeenstemming in de weg.”

Daarom besloot de Europese Commissie het over een andere boeg te gooien. Met specifieke programma’s probeert ze de interne defensiemarkt vooral financieel te stimuleren. In 2023 werd het munitieprogramma ASAP ter waarde van 500 miljoen gelanceerd. Een halfjaar later volgde het EDIRPA-programma, dat een budgettaire incentive aan de lidstaten moet geven om gezamenlijke Europese aankopen te doen. En afgelopen maart kwam er het SAFE-instrument bij, waarmee lidstaten voordelig geld voor hun militaire uitgaven kunnen lenen.

Gezien haar beperkte bevoegdheden, doet de Commissie erg veel, zegt Faure. “Volgens sommige analisten gaat het niet snel genoeg. Maar je moet het in perspectief plaatsen. De Europese Commissie heeft een budget van 130 miljard euro. Alleen al het defensiebudget van Frankrijk bedraagt 50 miljard euro. Op de aankoopdienst van het Franse leger werken tienduizend mensen, terwijl het Directoraat Generaal voor Defensie van de Europese Commissie het moet rooien met driehonderd functionarissen.”

Zodra de Commissie meer wil doen dan geld uitdelen, ondervindt ze tegenwind van de lidstaten. Zo moet een Europees Defensie Industrieprogramma een langetermijnstrategie vastleggen. Maar de onderhandelingen verliepen erg moeizaam. Pas na anderhalf jaar onderhandelen bereikten het Europees Parlement en de Raad daar vorige week een akkoord over.

Volgens Faure zijn vooral ideologische tegenstellingen een struikelblok. “Het budget van 1,5 miljard is geen probleem. Maar in het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie stond dat 60 procent daarvan Europees moeten worden gekocht. Voor landen als Polen of Estland is dat een radicale omwenteling. Zij kopen nu nog alles in de Verenigde Staten. Voor Frankrijk is dat streefdoel net de absolute ondergrens.”

De beste in hun vak

Volgens Faure staat ook de Europese defensie-industrie huiverachtig tegenover een interne markt. “Veel bedrijven profiteren van het protectionisme. Want nu blijven nationale bedrijven overeind, zelfs als ze niet de beste in hun vak zijn. Andere landen willen natuurlijk wel kwaliteit voor hun geld. En wat doen zij dan? Zij kopen Amerikaans.”

Daarnaast koestert elk land nog zijn nationale defensiekampioen. Elke Belgische politicus is als de dood voor banenverlies bij de munitiefabrikant FN Herstal. En in Duitsland lijkt het nationale belang soms samen te vallen met dat van Rheinmetall. Als Fransman neemt Faure liever de Franse vliegtuigbouwer Dassault als voorbeeld: “Dat familiebedrijf is enorm verstrengeld met het Franse leger. Voor CEO Eric Trappier is de nationale soevereiniteit heilig. Hij dreigt nu zelfs het Europese SCAF-project voor de zesde generatie straaljagers te doen mislukken. Gewoon omdat Frankrijk er zonder Dassault aan meewerkt. Hij beschouwt dat als hoogverraad.”

Nog altijd gaat slechts 18 procent van de militaire uitgaven van de EU-lidstaten naar Europese defensieconsortia.

Zelfs de kleine defensiebedrijven, zoals Vlaanderen er veel heeft, vrezen een verdere integratie. Een Amerikaans precedent baart hen zorgen. Na het einde van de Koude Oorlog besliste de Amerikaanse president Bill Clinton het defensiebudget te verminderen. De overheid voerde een herstructurering door bij de defensiebedrijven. Van de vijftig bleven nog maar negen grote groepen over. Die domineren nog altijd de markt.

Ook bij een Europese integratie zullen onvermijdelijk bedrijven sneuvelen, zegt Faure. “Consortia verkrijg je niet zonder herstructureringen. Dat geldt voor elke industriële sector. Helaas zal dat soms gepaard gaan met banenverlies. Dat is ook de reden waarom er slechts twee Europese defensiekampioenen zijn: MBDA en Airbus. In dertig jaar zijn er geen nieuwe bij gekomen.”

Erasmus voor defensie

Voor een Europese defensiemarkt is alleszins meer nodig dan loze beloften. Een overheveling van nationale bevoegdheden naar Europa blijft electorale zelfmoord. Toch ziet Faure minder gevoelige oplossingen: “De financiële middelen moeten altijd de grootte van je ambitie weerspiegelen. Het Europese budget is veel te klein om die herculestaak te volbrengen. Laat daarom een paar procenten van de nationale defensiebudgetten naar Europese projecten vloeien. Dat is geen ideologische maatregel. Als de lidstaten binnenkort echt voor 35 procent Europees willen kopen, dan is dat een no-brainer.”

Al zijn ook controversiëlere ingrepen mogelijk. Zo inspireert Faure zich op het succes van het Erasmusprogramma, dat zorgde voor een Europese integratie van de intellectuele elite. “Waarom zorgen we niet voor een kruisbestuiving van de nationale defensie-administraties? Nu heerst er veel wantrouwen. Als een Duitse functionaris drie jaar in Portugal zou werken, dan bevordert dat het onderlinge begrip. Zo kun je echte strategische intimiteit verkrijgen.”

Toch zullen er bij een verdere integratie van de defensiemarkt altijd verliezers zijn. Niet elk nationaal bedrijf zal standhouden. Al meent Faure dat het vastklampen aan nationale soevereiniteit geen alternatief biedt. “Als Fransman ben ik liever wat afhankelijker van de Polen of de Duitsers dan van de Chinezen. Dat zijn de keuzes die onze leiders dringend moeten maken. Complete autarkie is een utopie die ons zuur zal opbreken.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise