Relance gaat om meer dan geld alleen
5,9 miljard euro Europees geld in de economie pompen, en de relance en een duurzaam herstel zijn snel een feit. Dat dominerende discours is kort door de bocht. Overheidsinvesteringen zijn welkom om de groei aan te zwengelen, maar daarnaast zijn ook hervormingen nodig, zoals minder regelgeving voor de bedrijven en een betere werkende arbeidsmarkt. Daar loopt België achterop.
Iedereen lijkt gefocust op de Europese relancesteun van 5,9 miljard euro voor België. Dat geld zal vooral worden gebruikt om investeringen te doen in de milieutransitie, de digitalisering en de mobiliteit (zie grafiek Het Belgische relancegeld). Maar een zuivere overheidsoperatie is het niet. “Zonder de bedrijven zullen we de doelstellingen van het relanceplan niet halen”, verklaarde staatssecretaris voor Relance en Strategische Investeringen Thomas Dermine (PS) vorige maand in ons Franstalige zusterblad Trends-Tendances. De regering rekent voor de relance ook op de privésector. Daarom werd het Transformatiefonds in het leven geroepen. Dat omvat 500 miljoen euro voor de economische relance en 250 miljoen euro voor investeringen in de duurzame economie. Concreet zal de Federale Participatiemaatschappij (FPIM) bedrijfsprojecten inzake duurzaamheid, digitalisering en klimaattransitie steunen via achtergestelde leningen of door in het kapitaal van bedrijven te stappen.
Zonder de bedrijven zullen we de doelstellingen van het relanceplan niet halen’ Thomas Dermine, staatssecretaris voor Relance en Strategische Investeringen
Is dat voldoende om de relance op kruissnelheid te krijgen? En zal dat leiden tot een duurzaam herstel? Bart Van Craeynest, de hoofdeconoom van de Vlaamse werkgeversorganisatie Voka, waarschuwt voor overdreven optimisme. “Een relancebeleid met overheidsinvesteringen is een goede aanzet. Maar we mogen niet vergeten dat België in die domeinen voor de crisis veel zwakker presteerde dan het Europese gemiddelde. De extra middelen zorgen niet voor een inhaalbeweging, want de andere landen in de Europese Unie kunnen ook relancegeld besteden (zie kader De Belgische investeringskloof wordt niet gedicht). Bovendien lijkt men de economische hervormingen te vergeten. De potentiële resultaten daarvan zijn allicht nog groter dan de impact van de investeringen. Door de combinatie van investeringen en hervormingen kunnen we het groeipotentieel optrekken. Dat is dringend nodig.”
Inerte bedrijfswereld
Het is een oud zeer dat ons land na zware economische crisissen telkens een lager groeipotentieel heeft (zie grafiek Het relancebeleid moet het Belgische groeipotentieel opkrikken). Van Craeynest: “Van midden jaren tachtig tot midden jaren 2000 zat de potentiële groei iets boven 2 procent. In 2010-2019 was dat gemiddeld 1,2 procent per jaar. Voorlopig gaan de meeste ramingen ervan uit dat we na deze crisis terugkeren naar 1,2 procent. Of dat ook zo zal zijn, is nog maar de vraag, zeker als er geen dynamischer ondernemingsklimaat komt. Dat is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat bedrijven bijdragen tot een succesvol relancebeleid.” Dat is ook de stelling van de Nationale Bank, die in haar jongste jaarverslag een uitgebreide analyse maakt van de voorwaarden voor een duurzaam herstel van de economie: “De Belgische bedrijfswereld geeft al verscheidene jaren blijk van een relatieve inertie. In vergelijking met andere EU-lidstaten laat ons land structureel lage oprichtings- en stopzettingsgraden van ondernemingen optekenen.”
België kampt met enkele structurele problemen. Uit de Eurobarometer-enquête over de perceptie van het ondernemingsklimaat in kmo’s blijkt dat de Belgische bedrijven de regelgevende belemmeringen en de administratieve lasten als hun grootste probleem zien. Dat geldt voor alle Europese kmo’s, maar het probleem is groter in België. Concreet gaat het om hinderpalen om toe te treden tot bepaalde markten. OESO-cijfers leren dat België het slechtst van alle industrielanden scoort inzake toetredingsbarrières in de dienstensector. Enkel Slovenië, Canada en Turkije doen het slechter voor de toekenning van licenties en vergunningen aan start-ups, en alleen Oostenrijk en Ierland hebben ingewikkelder procedures.
Daarnaast zijn de procedures voor de aankoop van vastgoed of de overdracht van eigendomstitels in België strenger dan in andere Europese landen. Belgische bedrijven moeten niet enkel rekening houden met gemiddeld acht procedures – in vergelijking met één tot drie in de Scandinavische landen – de procedures nemen ook gemakkelijk vijftig dagen in beslag. In Zweden, Denemarken en Nederland is dat amper tien dagen. Ten slotte is de afhandeling van faillissementen hier een van de traagste in de Europese Unie. Cijferwerk van de OESO toont aan dat de productiviteitsgroei in drie jaar met 3,5 procent kan worden verhoogd door de achterstand op de toplanden te halveren inzake de bescherming tegen ontslag, administratieve lasten voor starters en de faillissementsregeling.
Door de combinatie van investeringen en hervormingen kunnen we het groeipotentieel optrekken. Dat is dringend nodig’ Bart Van Craeynest, Voka
“Dat is een bewijs dat hervormingen, zoals een soepelere regelgeving, hand in hand gaan met de middelen die worden vrijgemaakt voor overheidsinvesteringen”, stelt Van Craeynest vast. “De Europese Commissie benadrukt dat de verdeling van het relancegeld gepaard moet gaan met structurele economische hervormingen, al is het de vraag of ze het zo hard zal spelen.”
Naast het verbeteren van het ondernemingsklimaat is de concentratie van de innovatie-inspanningen in bepaalde bedrijven en sectoren een werkpunt. Staatssecretaris Dermine rekent op de bedrijven om via onderzoek en ontwikkeling een bijdrage te leveren aan de transformatie van België richting “een veerkrachtige, inclusieve en koolstofarme economie”. België bevindt zich in principe in een goede positie, want het geldt als een sterke producent van octrooien. Op de Europese markt worden jaarlijks meer dan 2000 Belgische octrooien aangevraagd. Dat aantal nam de afgelopen jaren gestaag toe. Maar de specialisatiedomeinen van de Belgische octrooien bleven beperkt tot enkele branches, zoals de farmaceutische industrie. Van Craeynest: “Het doorsijpelen of de verspreiding van die innovatie richting kmo’s blijft ondermaats.”
Digitale vaardigheden
Een belangrijke pijler van het relancebeleid zijn de geplande investeringen in digitalisering, onder meer in het onderwijs en andere overheidsdiensten. Voor de crisis bevond de Belgische digitale infrastructuur zich in een relatief goede positie, waardoor de toegenomen belasting van het internetnetwerk door thuiswerk wegens corona kon worden opgevangen. Er is een goede connectiviteit met vaste netwerken met een heel hoge capaciteit (met een minimumdebiet van 30 megabit per seconde). Daarvoor scoort België beter dan het EU-gemiddelde. Maar de Nationale Bank waarschuwt: “Op het vlak van mobiel internet daarentegen liep de toewijzing van de radiofrequenties voor en het beschikbaar stellen van het 5G-netwerk veel vertraging op. Een gecoördineerde strategie van de gewesten over de uitrol ontbreekt nog en kan een katalysator voor de digitale transitie van de economie zijn.”
“Investeren in digitale infrastructuur is één onderdeel van het economische herstel. Daarnaast is er de rol van het menselijk kapitaal”, benadrukt Van Craeynest. “Er bestaan in het onderwijs en op de arbeidsmarkt nog altijd lacunes in digitale competentie. In levenslang leren zitten we in de staart van het Europese peloton.”
In 2019 gaf 62 procent van de Belgen van 25 tot 64 jaar aan in staat te zijn elementaire of gevorderde informaticahandelingen uit te voeren. Dat is niet veel meer dan het Europese gemiddelde (58%) en duidelijk minder dan in Finland (83%), Nederland (81%) en Zweden (7%). Daar is ruimte voor verbetering. In vergelijking met andere landen is het aantal Belgische afgestudeerden in ICT relatief laag. Hetzelfde geldt voor de mate waarin vaardigheden in artificiële intelligentie verspreid zijn. De Nationale Bank pleit in haar jongste jaarverslag voor een betere verspreiding van digitale vaardigheden: “Er moet nog meer worden geïnvesteerd in digitale educatie van de jongere generaties en in de opleiding van werkenden om ze voor te bereiden op de toekomstige behoeften van de maatschappij. Zo zal België kunnen beschikken over een adequaat menselijk kapitaal en zullen werkenden in achterhaalde branches of beroepen zich makkelijker kunnen heroriënteren naar de opkomende activiteiten.”
Al maken de regionale arbeidsbemiddelingsdiensten wel werk van het verbeteren van de digitale competenties. In Vlaanderen biedt de VDAB opleidingen aan, in Wallonië is er #WallCode Digital Wallonia, dat vaardigheden in programmering, algoritmes en robotica ontwikkelt. Federaal bestaat het Digital Belgium Skill Fund.
“Meer algemeen is een beter werkende arbeidsmarkt nodig om de relance mee te stutten”, zegt Van Craeynest. “Ook daar kampt België al een tijd met structurele problemen: de werkloosheidsval bestaat nog, werklozen stromen te traag door naar de arbeidsmarkt of worden inactief, er is de lage beroepsmobiliteit, de koppeling van het loon met de anciënniteit is belangrijker dan die met de productiviteit. Het probleem is dat ik in de beleidsplannen van de regering geen of weinig aanzetten zie om daar te hervormen. Enkel uitgaven zoals de verhoging van de pensioenen en de uitkeringen zijn verworven.”
Reeks: de economie na corona (2)
De coronacrisis jaagt een nooit geziene schokgolf door onze economie. Die veroorzaakt een hoop onzekerheid en verwarring. Hoe komen we uit de crisis? Wie betaalt de factuur? Krijgen we inflatie? Trends gaat in een vierdelige reeks op zoek naar antwoorden. In de eerste aflevering legde Freddy Heylen, docent macro-economie, uit hoe het beleid de economie uit het slop kan trekken. Deze week analyseren we wat nodig is om van het Belgische relancebeleid een succes te maken. In een derde aflevering bekijken we in welke mate het massale stimuleringsbeleid een stevige portie inflatie kan veroorzaken. En in de slotaflevering beantwoorden we de vraag wie de crisis gaat betalen en hoe de hoge overheidsschuld kan worden afgebouwd.
De Belgische investeringskloof wordt niet gedicht
De 5,9 miljard euro relancesteun voor België is meer dan welkom, aangezien ons land op het gebied van overheidsinvesteringen al jaren tot de slechtste Europese leerlingen behoort. De voorbije twintig jaar besteedde België 2 tot 2,5 procent van zijn bruto binnenlands product (bbp) aan overheidsinvesteringen, terwijl het Europese gemiddelde tussen 3 en 3,5 procent schommelt. Dat is een investeringskloof van 13 miljard euro. De federale regering wil met de relance de publieke investeringen optrekken tot 3,5 procent van het bbp in 2024 en tot 4 procent in 2030.
“Dat is veel te weinig om de noodzakelijke inhaalbeweging in overheidsinvesteringen te maken”, zegt Voka-hoofdeconoom Bart Van Craeynest. “Het geld is nice to have en moet verstandig worden gebruikt, maar de investeringskloof wordt niet gedicht. Ten eerste krijgen de andere landen van de Europese Unie ook geld. Ten tweede zou België elk jaar 2 procent van het bbp, of 9 miljard euro, moeten investeren om aansluiting te vinden met toplanden zoals Zweden. Dat zit er niet direct aan te komen.”
2 tot 2,5 procent van het bbp besteedde België de voorbije twintig jaar aan overheidsinvesteringen. Het Europese gemiddelde is 3 tot 3,5 procent.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier