Regering trekt loonoverleg naar zich toe
Om nieuwe loonkostenontsporingen te vermijden heeft de regering een nieuwe wet op het concurrentievermogen of wet op de loonnorm klaar. Maar wat betekent dat concreet?
De nieuwe wet op de loonnorm beperkt de bewegingsvrijheid van de vakbonden en de werkgevers bij het loonoverleg. De loonkostenhandicap sinds 1996 wordt afgetrokken van de beschikbare loonmarge, er wordt een veiligheidsmarge van 0,5 procentpunt loonstijging ingebouwd en er wordt op termijn werk gemaakt van het wegwerken van de historische loonkostenhandicap van voor 1996.
De versterking van de concurrentiepositie van de Belgische bedrijven was bij haar aantreden goed twee jaar geleden een van de prioriteiten van de regering-Michel. De indexsprong en de loonkostenverlagingen moesten de bedrijven meer ademruimte geven. Verschillende berekeningen leren dat de Belgische loonkostenhandicap sinds 1996 (het invoeren van de loonnormwet) ten opzichte van de drie buurlanden (Frankrijk, Duitsland en Nederland) door die maatregel eind dit jaar grotendeels zal zijn weggewerkt.
Nieuwe ontsporingen vermijden
Om nieuwe loonkostenontsporingen te vermijden heeft de regering nu een nieuwe wet op het concurrentievermogen of wet op de loonnorm klaar. Bedoeling is dat nieuwe loonkostenontsporingen vermeden worden. Doen die zich toch voor, dan zullen ze sneller gecorrigeerd worden. Wel worden de mechanismen als de automatische loonindexering en baremaverhogingen behouden.
In de praktijk betekent dit dat de regering het loonoverleg naar zich toe trekt. Verschillende modaliteiten in de nieuwe wet op de loonnorm maken dat de bewegingsvrijheid van de sociale partners in de Groep van Tien aanzienlijk beperkt wordt. Dat zal eind dit jaar al duidelijk worden, wanneer de vakbonden en de werkgevers samenzitten om een loonakkoord voor 2017-2018 af te sluiten.
Voorzichtiger vooruitzichten
Vertrekbasis voor dat loonoverleg is een rapport van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) waarin de beschikbare loonstijging (de loonnorm) voor de komende twee jaar wordt vastgelegd. De voorbije jaren waren de vooruitzichten van de CRB te optimistisch voor België. De loonkostenstijgingen in de buurlanden werden steevast overschat waardoor de sociale partners over een te royale loonnorm mochten onderhandelen. Het gevolg was dat de Belgische lonen te sterk stegen en de concurrentiekracht van de bedrijven verzwakte. De nieuwe wet bepaalt dat de CRB met voorzichtiger vooruitzichten moet werken.
Ook zal de resterende loonkostenhandicap sinds 1996 worden meegenomen en afgetrokken van de beschikbare marge. Als die loonhandicap eind dit jaar bijvoorbeeld nog 0,2 procent bedraagt, dan zal de beschikbare loonmarge dus met 0,2 procent worden verminderd.
Bovendien wordt van de marge voor loonstijgingen nog eens minstens 0,5 procent afgetrokken als bijkomende veiligheidsmarge. De bedoeling daarvan is dat de Belgische loonkostenhandicap niet plots begint toe te nemen als een of meer buurlanden beslissen aan loonmatiging te doen. Ook wordt bepaald dat de loonkostenverlagingen die werden doorgevoerd met de taxshift (in de tijd gespreid tussen 2016-2020) niet worden gecompenseerd door loonsverhogingen.
Historische handicap afbouwen
De wet maakt het ook mogelijk om de historische loonkostenhandicap van voor 1996 verder af te bouwen. Die bedraagt zo’n 10 procent. Wanneer de handicap onder die 10 procent daalt (dat kan volgend jaar al het geval zijn) wil de regering de beschikbare loonmarge voor de helft gebruiken om die handicap verder te doen dalen. Volgens het VBO kan het loonkostenverschil met de buurlanden op die manier verder worden afgebouwd tot minder dan 8 procent.
In tegenstelling tot vroeger wordt de loonnorm verplicht vastgelegd en is hij dus niet langer ‘indicatief’. Bedrijven die de loonnorm niet respecteren kunnen een boete krijgen van 250 tot 5000 euro per werknemer.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier