Recept voor een ideale vermogensfiscaliteit

Kris Peeters en Charles Michel © belga
Alain Mouton

Veel heeft het niet gescheeld of de Belgische fiscale koterij was nog wat lelijker geworden. Het CD&V-idee voor een meerwaardebelasting had alles nog wat ingewikkelder gemaakt. Terwijl een eenvoudig en transparant systeem zoveel beter is. Trends schetst de ideale vermogensfiscaliteit.

1. Een uniforme heffing op alle vermogenswinsten

België belast sommige vermogenswinsten amper of niet, zoals meerwaarden op aandelen en reële huurinkomsten. Andere roerende vermogens worden wel belast, maar met zeer uiteenlopende tarieven. Voor dividenden geldt een tarief van 27 procent. Maar dividenden uit nieuwe kmo-aandelen worden, afhankelijk van het jaar van de toekenning van de inkomsten, tegen 15 of 20 procent belast. Op intresten uit spaardeposito’s wordt 15 procent geheven, al is de eerste 1880 euro vrijgesteld. Voor staatsbons geldt dan weer 27 procent, maar slechts 15 procent voor de staatsbons uitgegeven tussen 22 november 2011 en 4 december 2011, de zogenoemde ‘Leterme bon’. Ook voor tak21- en tak23-producten gelden verschillende tarieven.

“Daar nog een meerwaardebelasting bovenop had het helemaal onoverzichtelijk gemaakt”, zegt Geert Janssens, hoofdeconoom van de werkgeversorganisatie Etion. “Het voorstel van CD&V zou ook maar 80 à 100 miljoen euro opbrengen, of zo’n 0,1 procent van het budget van de sociale zekerheid. Peanuts.”

Victor Dauginet van het gelijknamige fiscale advocatenkantoor vindt een meerwaardebelasting bovendien onzin. “Een meerwaardebelasting op aandelen maakt de begroting afhankelijk van de beurs”, klinkt het. “Stel dat die zakt en je moet de verliezen fiscaal accepteren. Je kunt geen begroting meer maken, want niemand weet wat de beurs zal doen.”

“Onze vermogensfiscaliteit is veel te complex, met tal van ontwijkmogelijkheden en verstorende neveneffecten. Net als de rest van ons belastingstelsel trouwens”, stelt Bart Van Craeynest, hoofdeconoom van Econopolis vast. “Het is beter alle inkomsten uit vermogen, inclusief uit onroerend goed zoals de reële huurinkomsten en de meerwaarden bij de verkoop van een woning, samen te brengen in één korf en die tegen een vast tarief te belasten.”

Maar moet bijvoorbeeld ook de meerwaarde belast worden als iemand goud, zilver of diamanten verkoopt? Of een deel van een collectie juwelen of kunstwerken? Daarvan een kadaster aanleggen is zeer moeilijk, om nog maar te zwijgen over de waardering ervan. Fiscaal expert Michel Maus: “Het mag niet de bedoeling zijn dat enkel de gemakkelijke inkomsten, bijvoorbeeld die uit vastgoed of beleggingen, de dupe worden van een nieuwe vermogensbelasting. De rechtvaardigheid vraagt dat ook de meerwaarde uit de verkoop van schilderijen, juwelen en prijsduiven belast wordt. En dat is de achilleshiel van een rechtvaardige meerwaardebelasting. Er moet dan een vermogenskadaster worden opgesteld. Dat vergt de inzet van veel personeel en middelen.”

2. Een bredere belastbare basis maakt een lager tarief mogelijk

Meerwaarden of reële huurinkomsten belasten, betekent dat de belastbare basis breder wordt, maar ook dat de belastingdruk op vermogenswinsten stijgt. En daarin scoort België al hoog in Europees perspectief. De belastingontvangsten uit vermogen bedragen 3,5 procent van het bbp. Daarmee staat België op de derde plaats, na het Verenigd Koninkrijk (4,1%) en Frankrijk (3,8%). Om te vermijden dat de al hoge fiscale druk niet nog oploopt, kan België zich aansluiten bij een algemene trend van lagere tarieven gekoppeld aan een bredere belastbare basis.

Daarmee zou een einde komen aan de constante stijging van de roerende voorheffing. Onder de regering-Di Rupo werd die verhoogd van 15 naar 21, en later 25 procent. De regering-Michel gaat op die weg voort: eerst 27 procent, en nu 30. “In 2014 bracht de roerende voorheffing 4,35 miljard euro op. Zonder al de uitzonderingen en kortingen was dat nog 1,5 miljard euro meer geweest”, berekent Geert Janssens. “Als de belastbare basis voldoende breed is, kun je het tarief dus terugbrengen naar 25 en zelfs 20 procent en toch evenveel binnenhalen.”

Volgens Michel Maus kan het nog lager, op voorwaarde dat de overheid meer zicht krijgt op het volledige vermogen van de Belgen. “In dat geval kan zelfs een tarief van 5 procent veel inkomsten genereren”, denkt Maus. “Uiteraard moet zoiets deel uitmaken van een verschuiving van belasting op arbeid naar die op vermogen, want België is al de belastingkampioen.”

Een vermogenswinstbelasting van 5 procent steekt schril af tegen de 30 procent die CD&V voorstelde voor de meerwaardebelasting op aandelen en afgeleide producten. “Krankzinnig”, noemt Maus dat tarief. “Die jaagt beleggers naar andere producten, zoals goudstaven en bakstenen. CD&V zegt ook vooral te mikken op de 10 procent hoogste vermogens. Dat is belachelijk. Het vermogen van die 10 procent is groot genoeg om de kosten te dragen voor de oprichting van een holding waar ze zich achter kan verschuilen. Er is weliswaar in het CD&V-voorstel een vrijstelling voor 50.000 euro opbrengst. Het gevolg is dat de middenklasse de fiscale factuur zou gepresenteerd krijgen. Voor de zoveelste keer.”

3. Fiscale vrijstelling voor meer vermogensopbrengsten

De eerste 1880 euro intrest op een spaarboekje wordt niet belast. Andere vermogensrendementen worden dan weer vanaf de eerste euro belast. Een studie van de Hoge Raad van Financiën pleit ervoor het fiscale voordeel uit te breiden tot andere vermogensopbrengsten, los van de beleggingskeuze. Zo verdwijnt de discriminatie tussen de uiteenlopende vormen van kapitaalinkomsten en kan er bijvoorbeeld gemakkelijker geld naar risicokapitaal vloeien (zie kader ‘Belgische spaarmarkt is structureel ongezond’). Van Craeynest: “Ik zie geen reden om één vorm van sparen fiscaal te bevoordelen. Het huidige fiscaal voordeel kan beter toegepast worden als belastingvrije som voor de korf met alle vermogensinkomens.”

4. Vastgoedfiscaliteit is meer dan transactiebelastingen

Een belasting op reële huurinkomsten of meerwaarden bij de verkoop van een woning staat niet op zich. Ze wordt het beste gekoppeld aan andere hervormingen in de vastgoedfiscaliteit. Michel Maus is streng voor de manier waarop onroerend goed vandaag wordt belast. “Iedere eigenaar van een woning wordt belast via de onroerende voorheffing”, klinkt het. “Dat is een belasting op een fictieve opbrengst, terwijl het vastgoed enkel gebruikt wordt. Je betaalt toch ook geen belasting op het gebruik van juwelen of een postzegelverzameling? Dat verhuurders een belasting moeten betalen op huurinkomsten, is logisch. Maar nu gebeurt dat op basis van het kadastraal inkomen, dat werd vastgesteld in 1975. Het is hopeloos achterhaald.”

Om de inkomsten uit vastgoed beter in te schatten, wil Maus dat niet de fictieve, maar de reële huurinkomsten worden belast. “België staat trouwens onder druk van het Europees Hof van Justitie, dat twee jaar geleden de discriminatie tussen Belgisch (belast op basis van kadstraal inkomen) en buitenlands vastgoed (belast op reële inkomsten) in strijd met de Europese regels noemde.” Als een belasting op de reële huurinkomsten politiek onhaalbaar is, wil Maus een herwaardering van het kadastraal inkomen. “De waarde van heel wat huizen is sinds 1975 sterk gestegen of gedaald”, klinkt het. “Die onrechtvaardigheid moet eruit.”

“Ter compensatie kunnen de registratierechten, die meer verstorend werken en in België opmerkelijk hoog zijn, fors lager”, zegt Van Craeynest. Het gewicht van de transactiebelastingen (registratierechten, successierechten) is in de woonfiscaliteit relatief hoog: 2,5 procent van het bbp. Terugkerende vastgoedbelastingen zijn goed voor 1,2 procent van het bbp. Het IMF vraagt meer nadruk op recurrente belastingen zoals de onroerende voorheffing, omdat die veel beter te voorspellen zijn.

5. Transparante vermogensfiscaliteit, gekoppeld aan een verlaging van de lasten op arbeid

Een nieuwe vermogensfiscaliteit staat niet los van de andere types belastingen in België. De fiscale druk blijft hier hoog en een transparantere vermogensfiscaliteit kan gekoppeld worden aan een verdere verlaging van de lasten op arbeid. Van Craeynest waarschuwt: “Het is een illusie dat we via inkomsten uit vermogensbelastingen daar veel kunnen aan doen. De ontvangsten uit belastingen op vermogen zijn in België al vrij hoog in internationaal perspectief. Dat kan wellicht nog wat hoger, maar heel veel ruimte is er niet. In een volgende taxshift verschuiven we de lasten op arbeid het beste naar indirecte belastingen en milieuheffingen. Snoeien in de lange reeks speciale regelingen voor de btw houdt al heel wat mogelijkheden in.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content