De federale regering wil nog voor het zomerreces een definitief akkoord bereiken over de meerwaardetaks en andere fiscale hervormingen, zoals de exittaks voor aandeelhouders en de carried interest voor fondsbeheerders. Die taksen bestaan al in de buurlanden, en de tarieven liggen daar vaak hoger dan in België. “Toch zou ik niet van een Belgisch competitief voordeel spreken”, waarschuwt Bart Van den Bussche van PwC.
In de Wetstraat wordt al maanden gekibbeld over de meerwaardebelasting op aandelen. Premier Bart De Wever (N-VA) en minister van Financiën Jan Jambon (N-VA) hopen tegen uiterlijk 21 juli een volledig akkoord te kunnen voorleggen. Dat wordt nog een klus, al liggen de grote lijnen wel vast, zoals een standaardtarief van 10 procent op de meerwaarden bij de verkoop van aandelen.
Bart Van den Bussche, partner EMEA Leader Reward Services bij PwC, ging na in welke mate de Belgische meerwaardetaks zou verschillen van vergelijkbare taksen in het buitenland. Opvallend is dat het voorgestelde tarief van 10 procent bij de laagste van de Europese Unie zou zijn. In de meeste landen is het tarief 25 tot 30 procent.
Zo heeft Frankrijk een standaardtarief van 30 procent. Hoge inkomens betalen een extra toeslag. Gezien de precaire budgettaire situatie ligt een voorstel op tafel om in bepaalde gevallen het effectieve tarief op te trekken naar 37,2 procent.
Nederland belast meerwaarden op aandelen vertrekkend van een fictief rendement (5,88%). Daarop heft het land een meerwaardetaks van 36 procent. Onze noorderburen willen dat richting 2028 hervormen. In Duitsland bestaat een tarief van 25 procent, met een solidariteitstoeslag maar geen vrijstelling.
In Luxemburg varieert de meerwaardebelasting tussen 0 en 42 tot 45 procent. Wie de aandelen meer dan zes maanden aanhoudt en minder dan 10 procent van het bedrijf in kwestie bezit, is vrijgesteld van meerwaardebelasting. Als niet aan die voorwaarden voldaan is, wordt de winst belast tegen normale inkomstenbelastingtarieven tot 45 procent.
‘Het valt niet uit te sluiten dat belastingplichtigen met aanzienlijke latente vermogenswinsten Luxemburg beschouwen als een alternatief voor België’
Is aan die voorwaarden wel voldaan, dan is het fiscale regime voor vermogenswinsten op aandelen in de personenbelasting in Luxemburg dus gunstiger dan de nieuwe Belgische meerwaardetaks. “Het valt niet uit te sluiten dat belastingplichtigen met aanzienlijke latente vermogenswinsten Luxemburg beschouwen als een alternatief voor België”, waarschuwt Van den Bussche. “België is altijd beschouwd als een fiscaal vriendelijk land voor vermogenswinsten op aandelen, wat verre van het geval is voor de rest van de persoonlijke belastingen. Een nieuwe belasting van 10 procent boven op een al zeer zware persoonlijke belastingdruk, een belasting op beursverrichtingen en een belasting op effectenrekeningen zou vermogende belastingplichtigen ertoe kunnen bewegen te gaan wonen en werken in Luxemburg.”
Hoger tarief, lagere opbrengst?
In het Verenigd Koninkrijk stijgt het tarief van 20 naar 24 procent. Onderbelicht is dat de belastingvrije som er daalt van 12.000 naar 3.000 pond. Kleine beleggers zullen daar dus met belastingverhogingen worden geconfronteerd. “In Groot-Brittannië ziet men de inkomsten uit die belasting dalen”, zegt Van den Bussche. “Vermogenden verlaten het land. Vaak speelt bij politici de budgettaire situatie een rol: men kiest ervoor geld in het laatje te krijgen via een hoger tarief. Belgische ondernemers die ik spreek, zijn niet per se tegen zo’n belasting, maar de vrees overheerst dat, als die belasting van 10 procent is ingevoerd, het niet lang zal duren vooraleer dat tarief wordt opgetrokken naar 20 procent of meer. Net om de begroting te saneren.
“Het voorziene Belgische tarief voor de meerwaardebelasting ligt in internationaal perspectief inderdaad relatief laag, al is dat voorlopig”, zegt Van den Bussche. Het algemene regime met een tarief van 10 procent is slechts een van de pijlers van de nieuwe taks. In het standaardregime zal een tarief van 10 procent gelden op meerwaarden. Wel komt er een vrijstelling tot 10.000 euro, met beperkte overdraagbaarheid van het niet-gebruikte deel van die vrijstelling van één jaar. Er zou ook een vrijstelling komen voor activa die minstens tien jaar onafgebroken worden aangehouden.
Die vrijstelling is echter niet van toepassing in de tweede pijler van de taks: het regime van het aanmerkelijk belang. Wie de afgelopen tien jaar rechtstreeks of onrechtstreeks (via een holdingvennootschap) minstens 20 procent heeft aangehouden in een vennootschap, valt onder een afwijkend tariefstelsel met een vrijstelling op het eerste miljoen euro aan meerwaarden. Daarna gelden progressieve tarieven: 1,25 procent tot 2,5 miljoen euro, 2,25 procent tussen 2,5 en 5 miljoen euro, 5 procent tussen 5 en 10 miljoen euro en 10 procent boven 10 miljoen euro. Wie intussen onder de 20 procentdrempel is gezakt, maar ooit die minimumparticipatie had in de tien jaar voor de overdracht, blijft onder dat regime vallen.
Nederland kent ook een specifieke wetgeving rond het aanmerkelijk belang. Grootaandeelhouders worden er belast tussen 26 en 31 procent.
Meerwaardetaks op speculatie bestaat al
Dan is er nog een regime van interne meerwaarde, met een 33 procentheffing. Bij verkoop aan een vennootschap waarin de overdrager zelf of via familieleden controle uitoefent, wordt de gerealiseerde meerwaarde afzonderlijk belast tegen 33 procent. Dat moet vooral misbruik bij het inbrengen in eigen holdings tegengaan, of wanneer het louter gaat om winsten of baten die voortkomen uit speculatieve handelingen buiten het uitoefenen van de beroepsactiviteit.
“Over die belasting is veel te doen, zeker omdat je vaak hoort zeggen dat zo’n taks in België niet bestaat, maar dat klopte alleen bij een normaal beheer van het privévermogen”, zegt Bart Van den Bussche. “Wanneer het gaat om een zogenoemde speculatieve meerwaarde, dan is het tarief van 33 procent van toepassing. In de praktijk weten we dat de belastingplichtige alles wat speculatief is, zelf moet aangeven. Die beoordeelt dat in de praktijk vaak als niet-speculatief en wacht wel af wat de fiscus doet. Daar wil men dus verandering in brengen. De nieuwe meerwaardetaks zou die regelingen vervangen.”

Exittaks
Aansluitend broedt de federale regering ook op een nieuwe exittaks: het belasten van niet-gerealiseerde meerwaarden wanneer een belastingplichtige België verlaat en zijn woonplaats naar het buitenland verplaatst. Dat wordt vaak voorgesteld om belastingontwijking te voorkomen: iemand zou anders naar een belastingparadijs kunnen verhuizen voordat hij activa verkoopt om Belgische belasting op de verkoop te vermijden.
Als een individu België verlaat en later aandelen verkoopt, kan België die verkoop meestal niet belasten (het nieuwe land kan dat doen, afhankelijk van de regels daar). Met een nieuwe meerwaardebelasting overweegt België waarschijnlijk een exittaks, om de latente winsten tot het moment van vertrek te belasten. Zo zou de waardestijging die plaatsvond terwijl de persoon een Belgische inwoner was, niet onbelast blijven.
Daarnaast ligt een tweede exittaks op tafel: als een vennootschap haar zetel naar het buitenland verplaatst, dient de aandeelhouder het fictieve dividend aan te geven en wordt die daarop belast.
“Die taks is toch op een aantal vlakken problematisch”, oordeelt Bart Van den Bussche. “Je wordt afgerekend op iets dat in je portefeuille zit, maar niet gerealiseerd is. Een ander probleem is de complexiteit bij het waarderen van privébedrijven. Ik waarschuw voor liquiditeitsproblemen: er zijn geen contante opbrengsten bij niet-verkochte activa, maar je moet er wel belasting op betalen. Het is een extra last voor belastingplichtige. En wat met marktdalingen na vertrek? De discussie van de dubbele belastingverdragen stelt zich eveneens. Andere landen hebben ook een meerwaardebelasting, waardoor je potentieel twee keer zal betalen: een keer bij vertrek en nog een keer als je een meerwaarde realiseert in het nieuwe land. Bovendien is het niet compatibel met de Europese regels voor vrij verkeer.”
Meer marge in buitenland
Een exittaks is geen unicum. Nederland heeft er een. Frankrijk heeft er één sinds 2011, die is hervormd in 2019. Het tarief bedraagt evenveel als de gewone meerwaardebelasting: 30 procent (12,8% inkomstenbelasting + 17,2% sociale lasten). Maar je krijgt er automatisch uitstel van betaling bij verhuizing binnen de EU, mits je aangifte doet en een latere verkoop binnen de vijf jaar de betaling activeert. Frankrijk ziet af van de belasting als men de activa niet binnen een bepaalde termijn verkoopt.
Nederland verleent automatisch uitstel (‘beschermende aanslag’) voor degenen die naar een EU-land, een land uit de Europese Economische Ruimte of een verdragsland verhuizen: er is geen betaling verschuldigd totdat de aandelen daadwerkelijk worden verkocht.
“Dat is om het vrije verkeer te faciliteren. Dat vinden we momenteel niet in de Belgische wetgeving terug”, zegt Van den Bussche. “Denemarken en Zweden hebben een systeem dat vergelijkbaar is met dat van Frankrijk, en dus meer marge geeft dan wat hier op tafel ligt. Daarom zeg ik: als je dat in België wilt doorvoeren, zou ik Frankrijk als voorbeeld nemen, met uitstel van betaling. De overheid is echter nu op zoek naar inkomsten, niet over vijf jaar. Wat is dan de relevantie van zo’n belasting naar Frans model? De tekst zit nog niet in het parlement en er kan nog aan gesleuteld worden. Beter dat dan een belasting die na twee jaar vernietigd wordt.”
‘De exittaks is problematisch. Je wordt afgerekend op iets dat in je portefeuille zit, maar niet gerealiseerd is’
Carried intrest of de schaduw van de kaaimantaks
Voorts wordt gewerkt aan een nieuw regime voor de carried interest, een vergoeding die fondsbeheerders ontvangen wanneer de investeringen van een private-equityfonds een bepaalde winstdrempel overschrijden. Het is een incentive voor fondsbeheerders om de waarde van de onderliggende investeringen te maximaliseren. In de praktijk worden die inkomsten vaak gestructureerd als dividenden op specifieke aandelenklassen (zogenoemde carried-interestaandelen), die enkel worden uitbetaald na een vooraf bepaald rendement voor de gewone investeerders.
In het nieuwe regime wordt het maximale belastingtarief op roerende inkomsten uit die carried interest vastgelegd op 25 procent, zonder sociale bijdragen. Tot nu toe bestond over de classificatie en dus de belasting op carried interest veel onzekerheid. Was het een professioneel inkomen dat kon worden belast tot 50 procent, een divers inkomen met een belasting van 33 procent plus gemeentebelastingen, of een dividend (30%)? Wat nu op tafel ligt, zou voor duidelijkheid en rechtszekerheid moeten zorgen. “Dat is niet zeker. De Raad van State heeft bedenkingen, onder andere of deze aantrekkelijke regeling niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel”, zegt Van den Bussche. “Veel van die fondsbeheerders werken bovendien via een vennootschap. Een beperking van de liquidatiereservemechanismen moet die beheerders ertoe aanzetten niet via zo’n vennootschap te werken. Meer rechtszekerheid op dat vlak kan managers ertoe aanzetten zich in België te vestigen. Maar de kaaimantaks werkt dat mogelijk tegen.”
De kaaimantaks of doorkijkbelasting wordt geheven op particuliere vermogensstructuren in het buitenland, waar weinig of geen belasting op wordt betaald. Van den Bussche: “Wat de regering daarmee van plan is, blijft onduidelijk. De insteek van de carried interest is goed: een vast tarief van 25 procent, dat dus een stuk lager is dan het hoogste belastingtarief in de personenbelasting. Maar de uitwerking is problematisch. Mensen uit Angelsaksische landen zullen niet meer naar België komen. Veronderstel dat je het als fondsmanager toch doet omwille van de vermeende rechtszekerheid van het nieuwe regime, dan kom je voor verrassingen te staan. Want met de belastingaangifte duikt plots de kaaimantaks op. Dat is onderbelicht en zal België niet aantrekkelijker maken. Het bevestigt het problematische karakter van de geplande taksen. Ik zou hier niet van een competitief voordeel spreken.”
Carried-interestregeling is belastingverhoging
Van den Bussche vergeleek ook de tarieven in de carried-interestregelingen in verschillenden landen. Italië kent een vast tarief van 26 procent op carried interest, dat behandeld wordt als een financieel inkomen. In Spanje wordt het belast als een arbeidsinkomen, tegen progressieve tarieven (tot 47 à 54%). De helft is wel vrijgesteld, als aan bepaalde voorwaarden is voldaan, waardoor het effectieve tarief 23 tot 26 procent bedraagt. In het Verenigd Koninkrijk is het tarief verhoogd van 26 naar 32 procent. In Nederland is het 31 procent.
“We zijn in België met die 25 procent niet fantastisch competitief”, stelt Van den Bussche. “Het is eerder een belastingverhoging. Ik checkte ook het Luxemburgse systeem. Het is een onzeker regime, zoals bij ons. Het wordt geval per geval behandeld: de ene keer wordt het als progressief inkomen belast tot 42 procent, de andere keer als dividend met een tarief tussen 0 en 15 procent. Maar ik zou toch niet naïef zijn: om je te vestigen als fondsmanager is het regime in Luxemburg toch iets aantrekkelijker.”