Jean-Pierre Blumberg
Protectionisme in de fusie- en overnamemarkt
Een convocatie op het Elysée of een telefoontje van Downing Street 10 doet wonderen. Dat zegt Jean-Pierre Blumberg, advocaat en docent aan de Universiteit Antwerpen.
Het zijn spannende tijden in de fusie- en overnamewereld. Sinds 2012 is er een nieuwe fusiegolf aan de gang. In 2015 overtrof de waarde van de fusie- en overnametransacties wereldwijd de vorige piek van 2007. Als we beginnen te rekenen vanaf het einde van de 19de eeuw, maken we nu de zevende fusiegolf mee. Of dat een goed teken is, valt nog te bezien, want alle vorige fusiegolven eindigden met een grote beurscrash.
Ook de wereld van fusies en overnames blijkt niet bestand te zijn tegen de zeitgeist van het protectionisme of het economische nationalisme. Vorige maand zagen we daar een mooi staaltje van in Groot-Brittannië, toen in twee dagen tijd het bod van Kraft Heinz op Unilever na de tussenkomst van de Britse eerste minister werd afgeblazen. Kraft Heinz had er ongeveer 130 miljard euro voor over om Unilever in te lijven. Dat zou het op een na grootste overnamebod aller tijden zijn geweest. Theresa May was er als de dood voor dat de tegenstanders van de brexit een overname van Unilever zouden kunnen duiden als het begin van een gestage en onhoudbare ondergang van de Britse industrie. Dichter bij huis mislukte de overname van PostNL door bpost. De transactie was al helemaal rond, toen de Nederlandse minister van Economie zich met de zaken bemoeide. De deal werd afgeblazen.
Protectionisme in de fusie- en overnamemarkt
Economisch nationalisme is van alle tijden. Charles De Gaulle begroette in 1965 de Franse CEO van Citroën in het Italiaans toen die van plan was zijn bedrijf aan Fiat te verkopen. Kort nadien werd Citroën verkocht aan Peugeot. In de Verenigde Staten verplichtte president Bush in 2006 Dubai Ports World de zes Amerikaanse havens die het verworven had door te verkopen aan lokale investeerders na een storm van binnenlands protest. In 2014 verstrengde Frankrijk zijn wetgeving voor buitenlandse investeringen, nadat GE de energiepoot van Alstom had aangekocht. In 2016 slaagden de Duitsers er niet in de overname tegen te houden van Kuka, een van de wereldleiders in robotica, door het Chinese Midea.
Vanuit economisch standpunt is het maar de vraag of de afscherming van een nationale markt tegen buitenlandse overnames verstandig is. In een open en globale economie is dat contraproductief en dus laakbaar volgens de gangbare westerse vrijemarktfilosofie.
In de Europese Unie is het vrij verkeer van kapitaal een van de vier basisvrijheden en zijn uitzonderingen slechts mogelijk als de openbare orde of de openbare veiligheid in het gedrang komen. Maar dat principe heeft sommige Europese lidstaten nooit belet fusies tegen te houden. Wanneer het wettelijke arsenaal ontoereikend is, gebruiken regeringen hun soft power om te verhinderen dat een kroonjuweel in buitenlandse handen komt. Een convocatie op het Elysée of een telefoontje van Downing Street 10 doet wonderen.
Economisch nationalisme is niet noodzakelijk verkeerd, want in een globale economie houdt niet iedereen zich aan de spelregels. Dat besef dringt ook door in de EU. Op 14 februari hebben de ministers van Economische Zaken van Duitsland, Frankrijk en Italië een brief gericht aan de Europese Commissie, waarin ze strengere controle vragen op buitenlandse investeringen. Ze vragen dat de uitzonderingen op het vrije verkeer van kapitaal worden uitgebreid tot de gevallen waarin de investeerders uit een land komen “dat de regels van de vrije markt niet respecteert” of wanneer de overname “slechts mogelijk is met of gefaciliteerd wordt door publieke subsidies”. Het hoeft geen betoog dat daar China mee wordt bedoeld. Westerse investeerders klagen er al lang over dat de concurrentie wordt vervalst, omdat Chinese ondernemingen exorbitante prijzen neerleggen om strategische bedrijven over te nemen. Zij maken gebruik van een gigantische schuldhefboom die gefinancierd wordt door de Chinese overheid. Tegen hun waarderingsmodellen kan een westerse investeerder niet concurreren, want hun tijdshorizon om het geld terug te verdienen staat op eeuwig. China investeert voor de volgende generaties en hoopt zo het ‘economisch verlichte’ communisme in stand te houden.
Een convocatie op het Elysée of een telefoontje van Downing Street 10 doet wonderen
Maar de ministers denken niet alleen aan China. Zij willen ook een beschermingsregime dat gebaseerd is op “economische criteria” die ze van alle handelspartners van de EU willen afdwingen. Europa moet zich ervoor hoeden niet het slachtoffer te worden van de strategische en protectionistische intenties van de twee grootste handelsnaties: China en de VS. En wat gaan we doen als Gazprom een vijandig bod lanceert op Total ?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier