Professor Leo Sleuwaegen: ‘België vult het tekort aan sociaal kapitaal op met regelgeving’
Nederland durft de markt te laten spelen, België dekt de problemen toe met subsidies. Dat verschil verklaart de economische voorsprong van Nederland op België, aldus Leo Sleuwaegen. Als hoogleraar industriële economie en strategie werkte hij jarenlang zowel aan de universiteit van Leuven als die van Rotterdam. Nu hij op emeritaat gaat, maakt hij de balans op van beide economieën.
Nederland werkt aan een nieuwe regering, waarbij Mark Rutte zichzelf opvolgt als premier. Gemakkelijk is die job nooit, maar de premier van een land aan de wereldtop van de competitiviteit heeft toch een paar zorgen minder. In 2019, de laatste keer dat het Wereld Economisch Forum zijn klassieke, mondiale rangschikking opmaakte, haalde Nederland de 4de plaats op 141 landen. België belandde op een matige 22ste plaats.
Die kloof is het resultaat van jarenlang uiteenlopend beleid, aldus Leo Sleuwaegen. Hij is een goed geplaatste observator. Als hoogleraar industriële economie en strategie aan de KU Leuven en de Vlerick Business School doorgrondde hij de Belgische aanpak. Vanaf 1988 was hij ook 20 jaar lang hoogleraar aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, waar hij betrokken was bij de voorbereidende studies van de grote ommezwaai in het Nederlandse economische beleid. “Velen zijn dat vergeten, maar in de jaren 80 was Nederland een land waar je als veertiger met pensioen kon, ongeveer alles gesubsidieerd werd, heelder sectoren afgesloten waren voor concurrentie, en het bedrijfsleven verworden was tot een kartelparadijs. Die toestand hebben de Nederlanders toen helemaal omgedraaid,” zegt Sleuwaegen. “De redenering was: ‘als we willen meedraaien in de mondiale concurrentie, moeten we zelf concurrentieel worden.”
Subsidies
Nederland trok zijn economie open en schafte de corporatistische kartels af. De overheid werd een regisseur. Allerhande diensten werden verzelfstandigd of geprivatiseerd. Het land koppelde loonmatiging en bezuinigingen aan overheidsinvesteringen. Subsidies werden vervangen door slimme regulering en het bevorderen van concurrentie. De ommezwaai werkt door tot op vandaag. Uit recent onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat de prijzen voor telecomdiensten in Nederland 37 procent lager zijn dan in België, en de prijzen in de supermarkt 11 procent lager.
Ook België beantwoordde de globalisering met bezuinigingen, loonmatiging en privatiseringen, maar vergat de marktwerking in vele sectoren, verwaarloosde de overheidsinvesteringen, en creëerde liever overheidsjobs. Problemen werden opgelapt met subsidies. Er was geen stabiel beleid op lange termijn, regeringen beperkten zich tot reacties op schokken, of draaiden maatregelen van vorige regeringen terug. Niet toevallig was tegen 2019 de Belgische overheidsschuld dubbel zo groot als de Nederlandse: 102,5 procent tegen 50,9 procent van het bbp. Onze welvaart per hoofd van de bevolking is dan weer lager: 39.000 euro tegen 46.000 euro in 2020, vooral te wijten aan onze zwakkere werkgelegenheidsgraad, die een vijfde onder die van Nederland ligt.
Consequent
Nederland telt meer startende bedrijven én multinationals van eigen bodem, investeert meer in het buitenland, en haalt een groter aandeel van kennisintensieve diensten in de export. Hoewel het minder uitgeeft aan R&D, vraagt Nederland meer patenten aan. Sleuwaegen gelooft niet dat België zijn achterstand gauw zal inhalen. “De laatste 20 jaar hebben wij het goed verknald”, aldus Sleuwaegen. “De ademruimte die de economie ons gaf hebben we niet gebruikt voor een diepgaande hervorming. De Nederlanders hebben het goed gezien: als je door de globalisering de controle over je economie verliest, los je niks op met subsidies of afscherming van de markt. Als je kijkt naar de Nederlandse bedrijven in e-commerce, ICT-diensten of accountancy, dan staan de Belgen nergens. Terwijl Nederlandse bedrijven al erg internationaal actief zijn in sectoren als telecommunicatie en post, zijn wij omzeggens nog aan het discussiëren over hoe we ons zullen voorbereiden op de Europese vrije markt.”
Uiteraard heeft ook de Nederlandse overheid flink ingegrepen bij de bankencrisis en de coronapandemie, aldus Sleuwaegen. “Maar dat tastte de basisfilosofie van het economisch beleid niet aan. Nederlanders geloven écht in markwerking, en passen dat geloof consequent toe, over de crisissen heen.”
Marktwerking betekent nog niet het wilde kapitalisme. “Dat is het grote misverstand”, zegt Sleuwaegen. Hij neemt de Nederlandse gezondheidszorg als voorbeeld, waar privé-verzekeraars een belangrijke verantwoordelijkheid hebben. “Patiënten krijgen van hun verzekeraar een bepaald budget voor hun aandoening, samen met informatie over welke ziekenhuizen de beste behandeling bieden. Dat betekent dat ziekenhuizen hun best moeten doen, en kwaliteit moeten leveren met zo weinig mogelijk middelen. Daar draait het om. Diensten waar wij de markt niet willen laten spelen – gezondheidszorg, maar ook onderwijs en justitie – zijn onderworpen aan slimme regulering die voor marktwerking zorgt, zodat middelen op de efficiëntste manier besteed worden. Efficiëntie is de bedoeling, marktwerking is het middel, en niet meer dan een middel. Nederland is het Wilde Westen niet.”
Vertrouwen
De voornaamste verklaring voor de economische kloof tussen Nederland en België zit echter dieper: maatschappelijke consensus. “Nederland weet waar het naartoe wil, en houdt daar ook aan vast,” zegt Sleuwaegen. “Uiteraard kennen ook onze Noorderburen maatschappelijke conflicten en politieke crisissen, maar de grote lijn is al in de jaren 80 vastgelegd en blijft onveranderd: aansluiten bij de wereldtop.”
De vakbonden zijn daarin meegegaan, benadrukt Sleuwaegen. Veel meer dan België zoekt Nederland maatschappelijke consensus en breed gedragen oplossingen, wat mee de lagere syndicalisatiegraad en het kleiner aantal stakingsdagen verklaart. “In Nederland wordt veel gediscussieerd, maar met iedereen aan tafel, en om problemen te anticiperen, niet om ze achterna te lopen.”
Het verschil met België kan moeilijk groter zijn. “Wegens gebrek aan gezamenlijke visie moet de overheid maatregelen van bovenaf opleggen, waarop dan reactie komt uit de maatschappij, met altijd ergens een staking of een ander conflict.”
Maatschappelijke consensus is gestoeld op vertrouwen. “De Nederlandse burgers hebben een groot vertrouwen in de overheid en haar instellingen, en vertrouwen ook elkaar, zo wijst onderzoek uit. De Belgen hebben meer wantrouwen in hun instellingen en in elkaar. Het tekort aan sociaal kapitaal vult België op met regelgeving. Dat zet een neerwaartse spiraal in gang. Allerlei belangengroepen proberen de regelgeving naar hun hand te zetten, wat het wantrouwen nog groter maakt en de samenwerking nog meer smoort, zodat de overheid opnieuw moet tussenkomen met regels. Het proces dient de kortetermijnbelangen van enkele groepen, maar verstikt de vooruitgang van de hele samenleving. Op den duur werkt niks meer, en heeft de regelgeving de problemen alleen maar groter gemaakt. Daar zijn we nu in België aanbeland: een immense overregulering. Wie wil weten wat kan en niet kan in dit land, moet een gespecialiseerde jurist inschakelen.”
In zijn afscheidsrede geeft professor Leo Sleuwaegen een uitgebreide analyse van de economische verschillen tussen België en Nederland. U kunt de volledige afscheidsrede hieronder lezen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier