Pensioenhervorming : België schuift op richting buurlanden
De volgende federale regering wil de wettelijke pensioenleeftijd tegen 2030 optrekken naar 67 jaar. Op die manier sluit België stilaan aan bij het pensioenbeleid van onze buurlanden.
Momenteel bedraagt de wettelijke pensioenleeftijd in België 65 jaar. De onderhandelaars voor een zogenaamde Zweedse coalitie hebben besloten die pensioenleeftijd in 2025 op te trekken naar 66 jaar. In 2030 wordt de leeftijd nog eens opgetrokken, naar 67 jaar.
Met die pensioenhervorming schuift België stilaan op in de richting van de pensioenstelsels in de buurlanden. In Duitsland gaat de pensioenleeftijd in 2029 omhoog naar 67 jaar. Er geldt wel een uitzondering voor 65-jarigen die al 45 jaar loopbaan op de teller hebben. Nederland besloot in 2012 de wettelijke pensioenleeftijd op te trekken naar 66 jaar in 2019 en naar 67 jaar in 2023. Frankrijk zit in een bijzondere situatie met drie pensioenleeftijden: een minimumleeftijd (60 jaar), een maximumleeftijd (70 jaar) en de leeftijd voor een volledige pensioenuitkering. De hervorming van 2010 trekt de minimumleeftijd tot 62 jaar op, en de pensioenleeftijd voor een vol pensioen tot 67 jaar.
In het Verenigd Koninkrijk ligt de pensioenleeftijd op 65 jaar voor mannen en op 60 voor vrouwen, maar er komt een geleidelijke gelijkschakeling tegen 2020. Tegen 2046 wordt de leeftijd voor iedereen opgetrokken tot 68 jaar.
Kappers
Opvallend is dat ook een aantal Zuid-Europese landen de voorbije jaren de wettelijke pensioenleeftijd hebben aangepast, zij het onder zware druk van Europese Commissie, de ECB en het IMF. In Griekenland is de wettelijke pensioenleeftijd nog altijd 65 jaar, maar de uitzonderingen voor een hele reeks beroepen (onder wie kappers!) zijn afgeschaft. In Spanje is de officiële pensioenleeftijd voortaan 67 jaar. Italië trekt de wettelijke leeftijd op naar 66 jaar tegen 2018.
De pensioenhervormingen kwamen er nadat instellingen als het IMF en de Europese Commissie jarenlang vuistdikke rapporten hebben gepubliceerd over de toenemende vergrijzingskosten in de geïndustrialiseerde wereld en het te voeren beleid om die kosten onder controle te houden. Al in 2009 pleitte het IMF voor een verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd in België naar 67 jaar. Anders zou iedere Belgische werknemer in de periode 2020-2050 tot 9000 euro per jaar meer moeten betalen om de vergrijzingskosten betaalbaar te houden.
In hetzelfde rapport benadrukte het IMF dat het niet voldoende is om de officiële pensioenleeftijd op te trekken. Ook de reële pensioenleeftijd moet omhoog. In België stoppen de mannen gemiddeld al op 59,6 jaar met werken. Bij de vrouwen is dat 58,7 jaar.
Dat de wettelijke pensioenleeftijd naar 67 jaar wordt opgetrokken, heeft dan ook vooral een psychologische betekenis. Mensen worden bewust gemaakt van de noodzaak van langere loopbanen. Maar om op korte termijn het vergrijzingsprobleem aan te pakken, zijn volgens pensioenexperts andere maatregelen nodig, die de effectieve uittredeleeftijd optrekken. Een eerste is een verdere afbouw van het brugpensioen, nu het ‘stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag’ genoemd. De onderhandelaars willen snijden in de systemen van brugpensioen bij herstructurering of sluiting waarmee mensen op 55 jaar uit de arbeidsmarkt kunnen treden.
Ook het vervroegd pensioen moet worden aangepakt, zeggen economen. De toekomstige coalitiepartners willen dat verstrengen. Wie vandaag 61 is en een loopbaan van 39 jaar achter de rug heeft, kan al met vervroegd pensioen. Maar tegen 2016 wordt dit opgetrokken tot 62 en een loopbaan van 40 jaar, zo was al beslist. N-VA, CD&V, Open Vld en MR verhogen die grenzen nu opnieuw, tot 63 jaar en een loopbaan van 41 jaar.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier