‘Prijsprikkels zijn effectiever dan regels en subsidies’: Paul De Grauwe pleit voor een klimaatdividend

Screenshot van Paul De Grauwe te gast bij Kanaal Z

In een opiniestuk op Trends.be adviseren vooraanstaande economen het uitkeren van een ‘klimaatdividend’ om de CO2-uitstoot drastisch terug te dringen. Wat houdt zo’n maatregel in? Hoogleraar economie Paul De Grauwe, een van de pleitbezorgers, legt uit.

Vlaanderen heeft zichzelf een ambitieuze klimaatdoelstelling opgelegd: tegen 2030 moet de uitstoot van broeikasgassen met 40 procent zijn gedaald tegenover 2005. Dat behelst een jaarlijkse emissievermindering van 3,2 procent, een verdrievoudiging van de inspanningen in het verleden.

Lagere inkomens

Volgens economen zoals Paul De Grauwe (London School of Economics, KU Leuven), Koen Schoors (Universiteit Gent) en Steven Van Passel (Universiteit Antwerpen) is een CO2-heffing de sleutel tot het bereiken van die doelstellingen. Die belasting wordt geheven op energieverbruik (zoals stookolie, gas, en elektriciteit), gebaseerd op de CO2-uitstoot van elke energiedrager. Stookolie stoot bijvoorbeeld meer CO2 uit dan aardgas per eenheid energie. Zo’n heffing geldt als een “krachtige financiële prikkel” voor zowel huishoudens als bedrijven om hun uitstoot te verminderen.

Een CO2-heffing heeft ook een keerzijde. Ze kan leiden tot hogere kosten voor bedrijven en huishoudens, vooral voor degenen met lagere inkomens. Daarom stellen de economen een klimaatdividend voor: de inkomsten uit de CO2-heffing worden teruggegeven aan de burgers en de bedrijven. Dat moet voor een eerlijke lastenverdeling zorgen en tegelijkertijd de economische groei en innovatie aanjagen. “Fiscale neutraliteit betekent dat de heffing zelf geen extra belastingdruk oplevert, maar volledig terugvloeit naar de bevolking en bedrijven”, betoogt De Grauwe.

Zo’n taxshift vereist een delicate balans en nogal wat flexibiliteit in de uitvoering…

PAUL DE GRAUWE. “We moeten accepteren dat het moeilijk is vooraf exact te voorspellen hoeveel de CO2-heffing zal opbrengen en hoe hoog de dividenduitkeringen moeten zijn om daadwerkelijk budgettair neutraal te zijn. Daarom is het belangrijk een systeem in te richten dat regelmatig kan worden geëvalueerd en aangepast, afhankelijk van de resultaten die we in de praktijk zien. Als het dividend te hoog of te laag blijkt te zijn, moeten we snel kunnen bijsturen. Die iteratieve benadering is essentieel omdat we simpelweg niet alles vooraf kunnen modelleren.

“Verder moet de implementatie van het klimaatdividend federaal worden geregeld om de efficiëntie te maximaliseren. Wanneer we de heffing en de herverdeling van middelen overlaten aan regionale overheden, lopen we het risico op een onsamenhangend beleid dat niet de gewenste resultaten oplevert. Het is essentieel dat er een uniforme aanpak is voor de CO2-heffing, zodat bedrijven en huishoudens in het hele land onder dezelfde voorwaarden opereren. Er is ruimte voor regionale aanpassingen om rekening te houden met specifieke omstandigheden. Maar de basisstructuur van het klimaatdividend moet centraal worden beheerd.”

Prijsprikkels

Hoe voorkomt men dat bedrijven de CO2-heffing doorrekenen aan consumenten?

DE GRAUWE. “In feite is het doorrekenen van de CO2-heffing aan consumenten geen probleem, maar eerder een gewenste uitkomst. Het belangrijkste doel van de CO2-heffing is de werkelijke kosten van de CO2-uitstoot te internaliseren in de prijs van producten en diensten. Wanneer bedrijven die heffing doorberekenen, krijgen consumenten een correct beeld van de ecologische impact van hun aankopen, en zullen ze hun koopgedrag ook aanpassen.

“Wat we willen is dat de prijs van vervuilende producten stijgt, zodat consumenten gestimuleerd worden om minder CO2-intensieve alternatieven te kiezen. Dat creëert vraag naar schonere producten en diensten, wat op zijn beurt innovatie en verduurzaming stimuleert. Bedrijven worden zo aangemoedigd hun productieprocessen te herzien en nieuwe technologieën te omarmen die minder schadelijk zijn voor het milieu. Het is een marktgestuurde benadering die de verantwoordelijkheid voor milieuvervuiling legt bij degenen die de meeste schade veroorzaken. Dat is precies wat we nodig hebben om de transitie naar een duurzame economie te versnellen.

“In de naoorlogse periode zagen we duidelijke verschillen tussen hoe de Verenigde Staten en Europa de auto-industrie benaderden. Dit biedt ons waardevolle inzichten over het gebruik van prikkels. In Europa hebben we gekozen voor een strategie die sterk leunt op hoge belastingen op benzine. Deze belastingen zorgden ervoor dat de brandstofprijzen stegen, waardoor consumenten en autofabrikanten werden aangemoedigd om zuinigere auto’s te kopen en te produceren.

“In de Verenigde Staten daarentegen werd minder belasting geheven op benzine en vertrouwden ze meer op strenge regelgeving. De Amerikaanse overheid stelde specifieke normen in voor brandstofefficiëntie, zoals de Corporate Average Fuel Economy (CAFE)-standaarden, die voorschreven hoeveel mijlen een voertuig per gallon benzine moest kunnen afleggen.

‘Het economische model leert ons dat mensen meer geneigd zijn om actie te ondernemen wanneer ze zelf kunnen kiezen hoe ze dit doen, en wanneer ze daarvoor financieel beloond worden’

Paul De Grauwe (London School of Economics, KU Leuven)

“Het resultaat? Europese autofabrikanten hebben auto’s ontwikkeld die veel zuiniger zijn dan die in Amerika, ondanks de uitgebreide regelgeving daar. Dat komt omdat de marktdruk van hogere brandstofprijzen in Europa een sterkere en meer directe stimulans gaf om zuiniger te worden. In de Verenigde Staten werd er echter vaak aan de regelgeving ‘geprutst’ om eraan te voldoen zonder echt innovatie te stimuleren.

Bekijk hieronder de toelichting van Paul De Grauwe in de studio van Kanaal Z en lees verder onder de video.

“Het Europese model laat zien dat prijsprikkels vaak effectiever zijn dan regelgevende prikkels. Consumenten reageren op prijsveranderingen en bedrijven passen hun producten aan om aan de veranderende vraag te voldoen. Het marktsysteem is daar bijzonder goed in, omdat het de juiste prikkels geeft om bedrijven naar innovatie te drijven. Dat is precies wat we ook beogen met een CO2-belasting: een economische prikkel geven die leidt tot lagere uitstoot en grotere efficiëntie.”

Renovatieverplichting

In de open brief laakt u de Vlaamse renovatieverplichting.

DE GRAUWE. “Renovatieverplichtingen zijn een voorbeeld van een top-downregelgeving, waarbij de overheid bepaalt wat er precies moet gebeuren, zoals het installeren van zonnepanelen, het aanbrengen van dubbele beglazing of het isoleren van muren. Die aanpak legt een zware last op huishoudens en bedrijven, omdat ze gedwongen worden om bepaalde maatregelen te nemen, vaak zonder rekening te houden met de kosten die dat met zich meebrengt.

“Deze verplichtingen kunnen inefficiënt zijn, omdat ze niet altijd de beste oplossingen bieden voor iedereen. Het is een one-size-fits-allbenadering die geen rekening houdt met de specifieke omstandigheden of behoeften van verschillende huishoudens of bedrijven.

“In plaats van dwingende regels geloof ik dat we beter kunnen werken met financiële prikkels. Als we mensen en bedrijven de vrijheid geven om zelf te bepalen hoe ze energie willen besparen, zolang ze maar een financiële stimulans hebben om dit te doen, krijgen we vaak betere resultaten. Dat stimuleert innovatie en laat de markt efficiënte oplossingen vinden.

“Het economische model leert ons dat mensen meer geneigd zijn om actie te ondernemen wanneer ze zelf kunnen kiezen hoe ze dat doen, en wanneer ze daarvoor financieel beloond worden. De ervaringen in Europa met belastingen op benzine, zoals we in de auto-industrie hebben gezien, ondersteunen dat idee. We moeten dezelfde logica toepassen op het bredere spectrum van energiebesparing en klimaatmaatregelen.”

‘De gedachte dat we zonder verandering kunnen doorgaan is een illusie’

Industrie

Welke impact zou het klimaatdividend hebben op energie-intensieve industrieën zoals staalproductie en chemie? De Europese industrie zit in slechte papieren. Er wordt gespeculeerd over de noodzaak van een Europese Industrial Deal naast de Green Deal. Past dit in die context?

DE GRAUWE. “Energie-intensieve industrieën, zoals staalproductie, staan voor een grote uitdaging. Een CO2-heffing verhoogt hun operationele kosten, vooral als ze sterk afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen. Dit is echter precies de bedoeling van de maatregel: die bedrijven dwingen om hun productieprocessen te innoveren en te verduurzamen. Het klimaatdividend verlaagt de loonkosten voor arbeidsintensieve bedrijven en compenseert energie-intensieve bedrijven via CO2-dividenden, waardoor het hen stimuleert om energiezuinige maatregelen te nemen. Tegelijkertijd houdt het de totale belastingdruk neutraal en bevordert het de werkgelegenheid.

“Een nieuw industrieel beleid mag niet betekenen dat je energie-intensieve bedrijven gaat sparen, ten koste van alles, om ze hier te houden. Dat zou verkeerd zijn. Een CO2-belasting betekent dat die bedrijven nieuwe productieprocessen moeten ontwikkelen of hun productie verminderen. Dat is onvermijdelijk. We willen minder uitstoot en maatregelen die het milieu beschermen. Er is geen andere optie; de gedachte dat we zonder verandering kunnen doorgaan is een illusie.

“Vroeger hadden we veel staalbedrijven; die zijn allemaal verdwenen. Moet het laatste staalbedrijf absoluut blijven? Niet noodzakelijk. Het is een harde boodschap, maar een noodzakelijke. Het alternatief is dat we doorgaan met het subsidiëren van vervuilende praktijken, wat zowel economisch als ecologisch onhoudbaar is.”

‘De status quo handhaven betekent alleen dat we afhankelijk blijven van olie- en gasproducenten zoals Rusland en het Midden-Oosten’

Drogreden

Toch zijn we voor groene technologie, zoals zonnepanelen, batterijen en windturbines, voor een heel groot deel afhankelijk van China. Dat is, gezien de geopolitieke situatie, ook niet bepaald praktisch.

DE GRAUWE. “Internationale afhankelijkheid is een gegeven in de wereld van vandaag. Of we nu fossiele brandstoffen importeren of groene technologie zoals zonnepanelen en windmolens, we zijn altijd afhankelijk van andere landen. Het is echter een misvatting om te denken dat we ons daar tegen moeten verzetten. In plaats daarvan moeten we slim omgaan met deze afhankelijkheid.

“Het argument dat we niet moeten overstappen naar hernieuwbare energie omdat we afhankelijk zouden worden van landen zoals China, is in wezen een drogreden. De status quo handhaven betekent alleen dat we afhankelijk blijven van olie- en gasproducenten zoals Rusland en het Midden-Oosten, wat minstens even problematisch is. We moeten proactief zijn in het vormgeven van een duurzame toekomst, in plaats van passief te blijven uit angst voor verandering.”

Hoe ziet u de rol van kernenergie in de energietransitie?

DE GRAUWE. “De Belgische beslissing om kerncentrales versneld te sluiten was in mijn ogen een historische fout. We moeten pragmatisch zijn in onze benadering van energiebronnen die kunnen bijdragen aan het verminderen van de CO2-uitstoot. Kernenergie moet worden gezien als een aanvulling op andere duurzame energiebronnen, zoals zonne- en windenergie. Het is een onderdeel van de energiemix dat ons kan helpen de kloof te overbruggen naar een volledig hernieuwbare toekomst.”

Het klimaatdividend is gericht op sectoren die niet onder het Europese Emissiehandelssysteem (ETS) vallen, zoals huishoudens en bedrijven buiten het ETS, om dubbele CO2-heffingen te vermijden. Staalbedrijven zoals ArcelorMittal vallen onder het ETS en hebben al te maken met CO2-heffingen via dit systeem.

Voor zeer energie-intensieve niet-ETS bedrijven die internationaal concurreren, voorziet het klimaatdividend in extra CO2-dividenden. Deze worden op een vergelijkbare manier berekend als de gratis emissierechten binnen het ETS, zodat deze bedrijven hun internationale concurrentiepositie kunnen behouden.

Lees ook:

Partner Content