Dit zeggen de Vlaamse partijen over onze 4 pensioenstellingen
Hier vindt u de stellingen over pensioenen waarop de Vlaamse politieke partijen voor ons hebben gereageerd. De reacties werden voor u doorgelicht door pensioenspecialist Ewald Pironet (Knack).
1/ ‘Er moet een uniform pensioensysteem komen voor werknemers, ambtenaren en zelfstandigen om pensioengelijkheid te garanderen’
Cd&v: De pensioenstelsels moeten inderdaad meer op elkaar afgestemd worden, zowel de voorwaarden als de berekening. Er is een gelijkstelling nodig van bijzondere pensioenleeftijdsgrenzen voor specifieke categorieën van ambtenaren, waarbij we alle systemen naar een effectieve uittredingsleeftijd van ten minste 62 jaar brengen. In het streven naar een harmonisatie tussen de verschillende statuten, pleiten we voor een afschaffing van de referentiewedde en een overgang naar een berekening zoals het werknemersstatuut. Tegelijkertijd voorzien we in een degelijke uitbouw van de tweede pijler voor ambtenaren. We voorzien daarvoor in een overgangsperiode en raken niet aan verworven rechten.
Open Vld: We zijn het eens met die stelling. Er zijn te veel verschillen tussen de pensioenstelsels. Dat zorgt voor een grote ongelijkheid in pensioenen tussen ambtenaren, werknemers en zelfstandigen en is een rem op de jobmobiliteit. We willen een eerlijker systeem, waarin de ambtenarenpensioenen op dezelfde manier worden berekend als die van werknemers en zelfstandigen.
N-VA: Ja, maar enkel voor toekomstige loopbaanjaren. En dat het best met twee solide pensioenpijlers, enerzijds een wettelijk pensioen en anderzijds een aanvullende pensioen. We blijven opgebouwde pensioenrechten respecteren.
Vlaams Belang: Vlaams Belang wil een eengemaakt pensioenstelsel voor alle statuten (werknemers, zelfstandigen en ambtenaren) gebaseerd op 66.000 gewerkte uren (of 40 jaar van 1.650 uren). Wie vroeger begint met werken, kan vroeger met pensioen. De uren kunnen ook worden gespreid over de loopbaan.
Het eengemaakte pensioenstelsel bestaat uit een maandelijks wettelijk pensioen (eerste pijler) en een verplicht aanvullend pensioen (tweede pijler), uit te betalen in kapitaal op de pensioenleeftijd om bepaalde grotere uitgaven te dekken.
Vooruit: Een pensioensysteem heeft, net als alle takken van de sociale zekerheid, twee doelstellingen: armoede op de oudere leeftijd vermijden voor wie niet meer kan werken en de levensstandaard van mensen verzekeren. Wie dus meer bijdraagt, moet ook meer kunnen krijgen. We zien dat meer gelijkheid en harmonisatie nodig zijn tussen de stelsels in het pensioenensysteem. Twee punten zijn voor ons belangrijk.
- We verhoogden het minimumpensioen tot 1.640 euro en we zorgden alvast dat meer vrouwen toegang kregen tot het verhoogde minimumpensioen. We vereenvoudigden ook de toegang voor meewerkende echtgenoten en onthaalouders. Toch blijft de regelgeving complex. Mensen maken tijdens hun leven veel mee. Daarom stellen we verdere vereenvoudigingen voor en blijven we investeren in een sterke overheid met een klantvriendelijke pensioendienst. Als de regels eenvoudiger zijn, kunnen burgers ook sneller worden geholpen.
→ Eén toegangspoort en één berekening: afhankelijk van de manier waarop iemand toegang tot het minimumpensioen verwerft, wordt een andere berekeningswijze toegepast.
→ Harmonisering van gemengde loopbanen: nu zijn dit aparte systemen. De toegang mag niet afhangen van het aantal jaar dat iemand werknemer, zelfstandige of ambtenaar was. Alle jaren tellen mee. - Door de afschaffing van de correctiëcoefficient hebben we ook de minima van de zelfstandigen heel sterk opgetrokken en gelijk gemaakt aan die van de werknemers. We willen dat nu ook voor de hoogste pensioenen doen.
→ Optrekken van de berekeningplafonds: het plafond om het pensioen te berekenen bedraagt voor werknemers 71.519,98 euro en voor zelfstandigen 74.488,69 euro. Ongeveer 13 procent van de gerechtigden-werknemers bereikt het plafond. We trekken het plafond van werknemers gelijk aan dat van zelfstandigen. Zo krijgen ook werknemers die meer hebben bijgedragen ook meer pensioen.
Groen: De drie systemen moeten naar elkaar toegroeien. Het is nu voor te veel mensen te moeilijk om in te schatten welk effect levenskeuzes en -gebeurtenissen zullen hebben op hun pensioen. Het stapsgewijs naar elkaar doen toegroeien van de stelsels, met een hoog niveau van bescherming, eerder dan een soort big bang, biedt daar een antwoord op. Daarbij gaan we uit van het principe dat meer gelijkwaardige pensioenen ook meer gelijkwaardige bijdrageheffingen betekenen. Het verder verbeteren en bekendmaken van het waardevolle instrument mypension.be, zodat mensen die inschatting voor een zo groot mogelijk scala aan loopbaankeuzes zo correct mogelijk te kunnen maken, is daarbij ook relevant.
PVDA: Akkoord. Er moet meer pensioengelijkheid komen. Er is geen redelijke verantwoording meer voor het grote verschil tussen de verschillende stelsels. De kernvraag is in welke richting we harmoniseren. Wij zijn tegen een volledige afbouw van het pensioen van de ambtenaren naar dat van de werknemers en de zelfstandigen. Het wettelijke pensioen van een cipier, een postbode, een statutair medewerker in een lokaal bestuur is geen vetpot. En het pensioen van werknemers en zelfstandigen in ons land blijft bij de laagste van West-Europa.
De oorzaak daarvan ligt niet bij langer of minder lang werken, wel bij de centrale parameters van de pensioenstelsels. De drie centrale parameters van het stelsel van de werknemers en de zelfstandigen in ons land zijn het meest nadelig in vergelijking met vele andere landen:
- Berekening van het pensioen op basis van de historische lonen of beroepsinkomens (in plaats van het laatste loon of beroepsinkomen).
- Onvolledige indexering van die historische lonen of beroepsinkomens, wat een grote impact heeft op lonen en beroepsinkomens van dertig of veertig jaar geleden.
- Het pensioen is gelijk aan 60 procent van het gemiddelde loon of beroepsinkomen, op voorwaarde dat men 45 jaar gewerkt heeft. Wie niet aan 45 jaar komt (één op de twee mannen en acht op de tien vrouwen), krijgt minder dan 60 procent. De fiscaliteit trekt die percentages een beetje omhoog als we nettobedragen vergelijken, maar het blijft erg beperkt.
Ondanks de verhoging van de verhoging van het minimumpensioen blijven de wettelijke pensioenen voor werknemers en zelfstandigen in België dan ook bij de laagste van West-Europa. Wij willen het minimumpensioen verder optrekken naar 1.850 euro netto en het maximumpensioen gelijkstellen aan twee keer het minimumpensioen. Dat betekent een inperking van bijvoorbeeld het pensioen van de parlementairen en ministers (bijna 8.000 euro bruto).
De reacties van de politieke partijen op stelling 1, geanalyseerd door pensioenspecialist Ewald Pironet
2/ ‘Er moet een plafond worden ingesteld voor de overheidsuitgaven om de impact op de pensioensystemen te minimaliseren en de overheidsschuld te beheren’
Cd&v: Cd&v wil een pensioenhervorming, een fiscale hervorming en een arbeidsmarkthervorming om onze sociale zekerheid te versterken door meer mensen aan het werk te krijgen en te houden. Daarnaast moeten we in ons budgettair traject evolueren naar een begroting in evenwicht, volgens de principes die Europees zijn afgesproken, dus met een bepaald maximaal overheidstekort dat jaar na jaar verder afgebouwd moet worden. Daarbij moeten ook bindende afspraken worden gemaakt tussen de federale overheid en de deelstaten, die ervoor moeten zorgen dat de overheidsuitgaven onder controle blijven.
Open Vld: We zijn het daarmee eens. Open Vld is een voorstander van minder overheidsuitgaven en heeft daarvoor een becijferd plan klaar. Dat plan focust onder andere op meer mensen aan het werk krijgen door het verschil tussen werken en niet-werken te vergroten. Daarnaast zet het plan sterk in op het opkrikken van onze economische groei door zuurstof te geven aan onze ondernemers en het gezond maken van onze overheidsfinancien met een aantal gerichte efficiëntie-oefeningen.
Ons programma is verder duidelijk: er moet een verplichte uitgavennorm komen voor de federale en de regionale overheden. Een duurzaam en stabiel groeipad van overheidsuitgaven, afgestemd op de inkomstenevolutie en begrotingsdoelstellingen, is nodig. Er wordt te weinig gebruikgemaakt van de goede jaren om marge te houden voor de slechte jaren. We kunnen dat inbouwen in het systeem. We voeren een uitgavennorm in, die het maximale groeipad van de overheidsuitgaven bepaalt, rekening houdend met de gemiddelde inkomstenevolutie en begrotingsdoelstellingen. Die norm zal bijdragen aan een verantwoordelijke begrotingsdiscipline, waarbij financiële stabiliteit en beleidscontinuïteit worden gewaarborgd.
N-VA: Zo’n systeem zou nuttig zijn, maar de invoering ervan moet altijd gepaard gaan met een ernstig kerntakendebat. Sowieso zijn er hervormingen nodig in alle stelsels van de sociale bescherming (sociale zekerheid en andere vormen van bijstand op federaal, regionaal en lokaal niveau).
Vlaams Belang: Om de budgettaire kosten te beheersen, wil Vlaams Belang een wettelijk minimumpensioen van 1.800 euro en een wettelijk maximumpensioen van 4.800 (i.p.v. 7.970) euro bruto per maand en een sociale beperking van de werkloosheidsuitkering tot twee jaar (behalve voor 55-plussers, mantelzorgers en werklozen in opleiding).
Die laatste beperking is in de eerste plaats een werkgelegenheidsmaatregel, maar verlicht ook de pensioenfactuur, aangezien werkloosheid bijna de helft van de gelijkgestelde uren uitmaakt en 53,1 procent van de werklozen langer dan twee jaar werkloos is. Wie ziek, invalide, onvrijwillig werkloos, een erkende mantelzorger, een kersverse ouder of een deeltijdse opvoeder is, blijft pensioenrechten opbouwen (gelijkgestelde periodes). Dat geldt ook tijdens de jaarlijkse vakantie en de militaire dienstplicht.
Vooruit: Neen
Groen: We moeten zorg dragen voor onze overheidsfinanciën, maar een vast plafond lijkt niet wenselijk. Belangrijk is in het achterhoofd te houden dat onze sociale uitgaven weliswaar hoog zijn, maar dat we als maatschappij minder spenderen dan een aantal buurlanden en gelijkaardige Europese landen. In die landen worden burgers bijvoorbeeld verplicht sociale uitgaven te doen via private spelers, maar zonder beheer ervan door de overheid. Dat is op papier dan geen sociale uitgave door de overheid, maar je moet ze als burger en dus als maatschappij wel betalen.
De houdbaarheid van de overheidsfinanciën is belangrijk voor toekomstige generaties, net zoals ook het beperken van de klimaatcrisis en het beschermen van onze natuur dat is. Het huidige niveau van de begrotingstekorten is onhoudbaar op langere termijn, maar het zou onjuist zijn dat enkel te wijten aan de sociale zekerheid.
Groen wil met een langetermijnvisie antwoorden bieden op zowel de budgettaire als andere maatschappelijke uitdagingen. Bij een eerlijk begrotingsdebat gaan gezonde overheidsfinanciën hand in hand met een gezonde samenleving. Bij het niet halen van de klimaatdoelstellingen is elke schuld onhoudbaar. Het Federaal Planbureau waarschuwt voor de houdbaarheid van onze welvaart door het steeds krimpende milieukapitaal in ons land.
We staan voor een grote budgettaire uitdaging. Inzetten op mentaal welzijn en werkbaar werk helpt langdurig zieken weer aansluiting te vinden. We moeten werk maken van waardig werk en een fiscale hervorming die hogere nettolonen financiert met een grote bijdrage uit vermogensinkomsten, zodat meer mensen aan het werk gaan. We willen een einde maken aan de koterijen die de maatschappij handenvol geld kosten, door een vereenvoudiging van de fiscaliteit en een herstel van de geërodeerde belastbare basis. We besparen in vervuilende en ineffectieve overheidsuitgaven en zetten volop in op preventie, zodat mensen niet ziek worden. Het terugdringen van begrotingstekorten mag niet ten koste gaan van investeringsambities. Investeringen in infrastructuur en mensen vergroten ons potentieel en vermijden toekomstige kosten. Ook in fraudebestrijding is er nog heel wat winst te boeken. Door fiscale fraude even efficiënt aan te pakken als onze buurlanden, kunnen we jaarlijks zo’n 8 tot 10 miljard extra in het laatje krijgen (zie ook dit Knack-artikel).
PVDA: Niet akkoord. De wettelijke pensioenen van werknemers en zelfstandigen in ons land blijven bij de laagste van West-Europa. Iemand die meer dan veertig jaar heeft bijgedragen aan onze samenleving, heeft recht op een menswaardig inkomen tijdens de oude dag.
Er zijn twee uitdagingen waarmee we rekening moeten houden: de financiële draagbaarheid en de sociale draagbaarheid. Wij hebben voorstellen om de pensioenen betaalbaar te houden: een bijdrage van de allerhoogste vermogens in ons land (miljonairstaks), waarvan we een derde willen investeren in het pensioen van onze ouderen.
Reacties op stelling 2, geanalyseerd door Ewald Pironet
3/ ‘De pensioenbonus moet worden uitgebreid om meer mensen aan te moedigen langer te werken en daarmee de pensioenlast te verlagen’
Cd&v: Wij kijken naar een bonus-malussysteem. We vinden keuzevrijheid belangrijk, maar dat heeft wel gevolgen. Zo zal iemand die op 62 jaar al met pensioen gaat, minder maandelijks pensioen krijgen dan iemand die pas op 67 jaar stopt met werken. Het komt erop neer dat tegenover de gemiddelde levensverwachting het totale pensioenbedrag dat iemand krijgt, hetzelfde blijft. Maar geen vrijheid zonder verantwoordelijkheid: iemand die vroeger stopt, zal dat bedrag over een langere periode spreiden. De manier waarop het pensioen wordt berekend op basis van de gewerkte jaren verandert niet. De actuariële correctie, die het pensioenbedrag aanpast, is gebaseerd op de officiële pensioenleeftijd als de standaard. Die correctie wordt uitgedrukt in de verhouding tussen de levensverwachting op de officiële pensioenleeftijd en de levensverwachting op het moment dat iemand daadwerkelijk met pensioen gaat. Als iemand eerder met pensioen gaat, zal die verhouding lager dan 1 zijn, wat resulteert in een lager pensioen. Gaat men later met pensioen, dan is de verhouding hoger dan 1, wat leidt tot een hoger pensioen. Dat systeem zorgt ervoor dat het pensioenbedrag eerlijk wordt aangepast, afhankelijk van het moment van pensionering. Die methode versterkt de incentive om langer aan de slag te blijven tegenover het louter invoeren van een bonus, waarvan we weten dat die ook vaak naar mensen gaat die sowieso zouden blijven werken.
Open Vld: Daar zijn we het niet mee eens. We willen eerst de evaluatie van het effect van de pensioenbonus afwachten alvorens ze uit te breiden.
N-VA: Nee, ze moet worden afgeschaft omdat het een dure koterij is. Dat is in het verleden al afdoende bewezen in studies. Het is absurd om de opgebouwde pensioenrechten zwaar te belasten om dan vanaf het 43ste loopbaanjaar een nettopensioenbonus toe te kennen. Dat moet je structureel oplossen door onder meer mensen die langer werken en een loopbaan van 45 jaar (of meer) op de teller hebben een hoger pensioen te geven.
Vlaams Belang: Vlaams Belang wil een eengemaakt pensioenstelsel voor alle statuten (werknemers, zelfstandigen, ambtenaren) gebaseerd op 66.000 gewerkte uren (of 40 jaar van 1.650 uren).
Wie vroeger begint met werken, kan vroeger met pensioen. Wie het ene jaar meer en het andere jaar minder dan 1.650 uren wil presteren, kan dat ook om de werkdruk te spreiden naargelang de fase in het leven of de loopbaan. En wie langer wil werken, kan dat ook. Wie dus meer dan 66.000 uur wil werken, behoudt zijn wettelijk pensioen en mag dat cumuleren met een loon dat apart wordt belast in de personenbelasting of duale inkomstenbelasting (luik beroepsinkomsten). Zo loont het om langer te werken.
Vooruit: We moeten inderdaad langer werken aanmoedigen. De pensioenbonus zorgt daarvoor.
Groen: De invoering van de pensioenbonus is net gestemd. Laat ons de omzetting in de praktijk en een grondige evaluatie van de impact afwachten alvorens aan de modaliteiten te beginnen sleutelen.
We willen nog graag een ander belangrijk onderdeel van de financiële houdbaarheid van het pensioen- en het bredere socialezekerheidssysteem vermelden: het aantal mensen dat langdurig ziek wordt sterk terugdringen. Zo’n half miljoen Belgen zijn out. Van hen heeft een op de drie een depressie of een burn-out. Dat aantal langdurig zieken is de jongste jaren sterk gestegen: met meer dan 150 procent sinds 2000.
Dat is natuurlijk eerst en vooral zeer slecht nieuws voor de mensen zelf, maar het heeft daarnaast ook een impact op de sociale zekerheid. De kostprijs van langdurig zieken wordt geschat op 5,3 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Het gemiddelde in andere EU-landen is ‘slechts’ 3,6 procent. Als België op het gemiddelde van de Europese Unie zou zitten, zou dat bijna 10 miljard inkomsten aan de brede sociale zekerheid opleveren.
Voorkomen is beter dan genezen. De beste manier om meer mensen aan boord te houden is mensen te laten werken in een gezonde werkomgeving en te zorgen voor een gezonde work-lifebalans. We moeten er dus voor zorgen dat werken echt werkbaar wordt.
Wanneer werknemers dan toch ziek uitvallen, vindt Groen het belangrijk dat ze in vertrouwen en met het oog op herstel en een gezonde reïntegratie benaderd worden. Heel wat langdurig zieken willen wel weer aan het werk, maar slechts de helft vindt de weg op eigen kracht. Daarom zette deze federale regering in op ‘terug-naar-werk’-coördinatoren. Op vraag van Groen werden federale proefprojecten opgezet waarbij mensen die dreigen uit te vallen deeltijds én financieel aantrekkelijk aan de slag kunnen blijven. Dat willen we verder verankeren. Daarnaast moet ook het Vlaamse Gewest de VDAB veel duidelijker de opdracht geven langdurig zieken terug naar werk te begeleiden, en daarvoor in voldoende middelen voorzien.
Werkgevers moeten de werknemers energie geven door van redelijke aanpassingen de norm te maken. Dat is niet vanzelfsprekend en daarom moet de overheid bedrijven daarin ondersteunen. Dat kan door bijvoorbeeld in een retentiepremie te voorzien voor mensen die switchen naar een lichtere job met loonverlies in het bedrijf.
PVDA: Akkoord. Alle stimuli die er zijn om mensen langer te doen werken, zijn welkom. Een harde verplichting is niet oké. We zijn niet gelijk in het leven en ook niet in de dood. Huishoudhulpen, metaalarbeiders, rekkenvullers, brandweermannen en vele andere zware beroepen leven in de regel zeven tot acht jaar minder lang en twintig jaar minder lang in goede gezondheid. Eisen dat zij ook allemaal zoveel jaar langer werken, is eisen dat zij het recht op rust in goede gezondheid aan het einde van hun leven opgeven. Dat is niet haalbaar voor velen en niet eerlijk.
Reacties op stelling 3, doorgelicht door Ewald Pironet
4/ ‘De belastingvrijstelling voor bijdragen aan de derde pensioenpijler moet worden verhoogd om individueel sparen te bevorderen’
Cd&v: Wij wensen de belastingvrijstelling te vereenvoudigen in de bredere fiscale hervorming, zoals vooropgesteld in de blauwdruk van minister Van Peteghem, om de lasten op arbeid gevoelig te laten dalen. Een verhoging van het nominale pensioenbedrag zal mogelijk zijn in functie van de budgettaire marge in het kader van de bredere fiscale hervorming.
Open Vld: We kunnen hiermee akkoord gaan. Het lijkt ons wel zinniger om het sparen in de tijd te bevorderen. Ook na 65 jaar moet het mogelijk zijn om pensioen op te bouwen. Ook de belasting bij uitbetaling van 8 procent moet op de schop.
N-VA: Dat is nice to have, maar de prioriteit moet gaan naar een structurele pensioenhervorming van de eerste en de tweede pensioenpijler. Een verhoging van de derde pensioenpijler kan altijd, maar is geen onderdeel van een duurzame, structurele pensioenhervorming.
Vlaams Belang: Vlaams Belang wil de tweede en de derde pijler hervormen tot één aanvullende pijler. Concreet wordt in één belastingkrediet voorzien van 25 procent op 2.000 euro inleg per jaar door de werkgever, de werknemer of de zelfstandige (of 500 euro voor de begunstigde). Wie meer pensioenkapitaal wil opbouwen, kan dat, maar krijgt geen bijkomend fiscaal voordeel. Wie zijn belastingkrediet niet volledig heeft opgenomen in een aanvullend bedrijfs- of sectorpensioen, kan het verschil uitputten in een persoonlijk pensioenplan (nu de derde pijler).
Vooruit: We werken perverse ongelijkheden weg. In de derde pijler (het individuele pensioensparen) beperken we de (para)fiscale ondersteuning voor de hoogste pensioenen. De overheidsmiddelen die daarvoor worden gebruikt kunnen beter elders worden ingezet. We vragen meer transparantie over de kosten bij het individuele pensioensparen en we verbieden de praktijk waarbij bijdragen voor individueel pensioensparen worden terugbetaald door de werkgever. Dat vormt een omzeiling van de tweede pijler. Voor de derde pijler verhogen we het belastingvoordeel, maar beperken we het bedrag. Zo profiteren vooral de kleine spaarders meer.
Groen: Nee. De eerste pensioenpijler is en blijft het fundament van ons pensioensysteem. Aanvullende pensioenen (tweede pijler) moeten aanvullend blijven: we beschouwen ze als een interessante extra, maar ze mogen niet noodzakelijk worden voor een waardige oude dag.
De belastingvrijstelling voor pensioensparen, soms de derde pensioenpijler genoemd, verhogen we zeker niet. Academici zoals Geert Peersman wijzen erop dat een verhoogd fiscale voordeel riskeert volledig opgegeten te worden door de bank of de verzekeraar, waardoor mensen financieel aan het einde van hun loopbaan meestal beter af geweest zouden zijn als ze hun spaargeld op een andere manier hadden ingezet. Bovendien toont onderzoek uit het buitenland aan dat een groter fiscaal voordeel mensen niet aanzet om meer te sparen voor de oude dag, maar enkel om middelen te verschuiven weg van meer klassieke spaarformules.
Een recent rapport van de toezichthouder FSMA brengt de hoge kosten van dat systeem in beeld. Die kunnen oplopen tot meer dan 10 procent. Een groot deel van de subsidie wordt afgeroomd door banken en verzekeraars.
PVDA: Niet akkoord. We willen de belastingvrijstelling niet afschaffen, want ook sparen is niet vanzelfsprekend meer voor de middenklasse en is cruciaal als je een huis wil kopen of kinderen wil laten studeren. Maar we willen de vrijstelling ook niet verder verhogen, want via dat soort systemen zullen we niet naar een eerlijker pensioensysteem evolueren.
Volledig artikel:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier