In een nieuwe studie analyseert de Nationale Bank de economische gezondheid van de gewesten. Vlaanderen heeft een robuuste economie en kan zijn uitgaven financieren. Brussel ziet welvaart wegvloeien in de handen van pendelaars. Wallonië moet door een lager productieniveau rekenen op transfers uit Vlaanderen en Brussel.
Economische studies gaan meestal over handelsstromen en inkomens- en kapitaalverkeer tussen staten. De Nationale Bank heeft nu een rapport klaar dat ook de economische stromen tussen de Vlaanderen, Wallonië en Brussel kwantificeert. Op basis het gewestelijke handelssaldo, de inkomens uit arbeid en kapitaal van de inwoners en de interregionale transfers kan de economische gezondheid van elk van de regio’s worden gemeten.
Algemeen genomen genereren Vlaanderen en Brussel voldoende inkomsten om hun uitgaven te dekken, terwijl Wallonië met een structureel tekort kampt. Achter deze vaststelling gaan wel uiteenlopende economische omstandigheden schuil.
Spaarvermogen is Vlaamse bonus
Vlaanderen blijft de economische steunpilaar van België. Het gewest heeft een goede economische gezondheid, vooral dankzij het grote spaarvermogen van de gezinnen. De spaarquote van de Vlaamse gezinnen bedraagt 17,2 procent, tegenover 9 procent in Brussel en 10 procent in Wallonië. Maar Vlaanderen vertoont volgens de berekeningen wel een handelstekort van 4,9 miljard euro per jaar. Meer specifiek: Vlaanderen heeft een handelsoverschot van 7,5 miljard euro ten opzichte van andere landen, maar een handelstekort van 12,4 miljard ten opzichte van de andere gewesten.
Dat komt omdat de Vlaamse private en publieke consumptie en de investeringen groter zijn dan de productie. Dat handelstekort wordt wel gecompenseerd door de hoge netto-inkomsten uit arbeid ( 14,6 miljard per jaar euro) en kapitaal. Het beschikbaar inkomen ligt er daarom 4 procent hoger dan het gewestelijk bbp. Vlaanderen heeft zo een positief saldo op de lopende rekening van 4,5 miljard euro, wat wijst op een robuuste economie die haar uitgaven kan financieren. De ondernemingen, en vooral de huishoudens, zijn in staat om het gemiddelde overheidstekort van 7,8 miljard euro (3,1% van het gewestelijk bbp) te compenseren.
Waalse privé kan overheidstekort niet betalen
Voorts betaalt Vlaanderen per jaar netto 4,2 miljard euro aan transfers aan andere gewesten, eigenlijk gewoon aan Wallonië. Het financiert via taksen en sociale bijdragen een aanzienlijk deel van de overheidsuitgaven ten gunste van Wallonië.
Wallonië ontvangt aanzienlijke interregionale transfers, ten belope van 7,3 miljard euro per jaar.
Wallonië heeft een structureel handelstekort van 19,9 miljard euro, wat te wijten is aan een lager productieniveau dan in de andere twee gewesten. Het ontvangt aanzienlijke interregionale transfers, ten belope van 7,3 miljard euro per jaar. Daarnaast zijn er binnenkomende inkomstenstromen in verband met pendelaars ten bedrage van 12,1 miljard euro, die het handelstekort beperken.
Deze instroom verklaart waarom het beschikbaar inkomen 15 procent hoger ligt dan het gewestelijk bbp. De instroom helpt ook om de consumptie en de investeringen op peil te houden, maar volstaat niet om de onderliggende trend om te buigen. Wallonië blijft kampen met een structureel tekort op de lopende rekening van 4,2 miljard euro. De overheidsuitgaven maken in Wallonië ook 70 procent van het gewestelijk bbp uit. De Waalse private sector is niet in staat om dit overheidstekort te compenseren.
Brussel profiteert onvoldoende van zijn rijkdom
Brussel genereert een aanzienlijke toegevoegde waarde en heeft de hoogste positieve handelsbalans van de drie gewesten (28,6 miljard euro), dankzij een sterke productie van diensten – met name in de financiële en administratieve sector – waarvan Vlaanderen en Wallonië gebruikmaken.
De lokaal geproduceerde rijkdom blijft echter niet in het gewest, omdat Brussel een aanzienlijk deel van zijn inkomsten overmaakt aan de andere gewesten: 20 miljard euro per jaar aan arbeidsinkomsten die worden uitbetaald aan Vlaamse en Waalse pendelaars. Daarnaast ook 1,4 miljard euro per jaar aan kapitaalinkomsten, namelijk dividenden die aan niet-Brussel worden uitgekeerd. Plus 3 miljard euro per jaar aan interregionale overdrachten. Dit laatste bedrag vertegenwoordigt de nettobijdrage van Brussel aan de solidariteitsmechanismen. Brussel draagt meer bij aan de overheidsbegroting dan het ontvangt en financiert net als Vlaanderen een aanzienlijk deel van de overheidsuitgaven die ten goede komen aan Wallonië.
Hoewel Brussel zeer productief is, ligt het beschikbaar inkomen van de inwoners er 33 procent lager dan het gewestelijk bbp. “Als economische motor profiteert Brussel niet optimaal van de rijkdom die het voortbrengt,” besluit de studie van de Nationale Bank.