De federale regering wil met een beperkte werkloosheidsuitkering en een strengere opvolging van langdurig zieken de werkzaamheidsgraad opkrikken. Maar de kans op re-integratie van niet-werkenden varieert sterk van groep tot groep. Meer dan 95 procent van de niet-actieve huisvrouwen en -mannen heeft bijvoorbeeld geen arbeidswens.
De timing kon niet beter. Een paar weken geleden bereikte de federale regering een akkoord over de exacte modaliteiten van de beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd. Kort daarvoor raakte al bekend dat de regering-De Wever zowel werknemers, werkgevers, artsen als ziekenfondsen zal responsabiliseren om het aantal langdurig zieken terug te dringen. Die maatregelen moeten de werkzaamheidsgraad optrekken. Net nu lanceerde het Vlaamse Steunpunt Werk (KU Leuven) het online dashboard arbeidsreserve. De beleidsgerichte organisatie, die de arbeidsmarkt van nabij opvolgt, schetst daarin een cijfermatig beeld van de arbeidsreserve bij werkenden, werklozen en niet-beroepsactieven in België en de gewesten. Een statistische blik die ook de arbeidsmarkttransities van die groepen in kaart brengt. Op basis daarvan is een inschatting mogelijk van wie tamelijk gemakkelijk opnieuw aan de slag te krijgen is, en voor welke groepen dat veel moeilijker zal zijn.
Het beleid van de regering zal wellicht voor een hogere werkzaamheidsgraad zorgen, maar niet overal. Volgens de meest recente gegevens over de arbeidsreserve bedraagt de Vlaamse werkzaamheidsgraad 77 procent, met goed 74 procent volledige tewerkstelling (2,876 miljoen) en iets minder dan 3 procent zogenoemde tijdsgerelateerde ondertewerkstelling (goed 100.000 Vlamingen). Die laatste groep zijn mensen die een periode tijdelijk werkloos zijn, zoals in de bouw vaak gebeurt, of deeltijds werkenden die graag wat meer uren zouden willen presteren.
De groep klassieke werklozen die een baan zoeken, maakt slechts 3 procent uit. In Vlaanderen gaat het om 100.000 mensen. Dat is een van de ‘gemakkelijkste’ deelgroepen van de arbeidsreserve om opnieuw aan het slag te krijgen. Bijna vier op de tien werklozen hebben een jaar later een baan, terwijl dat aandeel bij de niet-beroepsactieven lager is. Slechts één op de acht (12,2%) heeft na een jaar werk gevonden.
Ontmoedigd maar beschikbaar
Die niet-actieven vormen ook de grootste groep in de arbeidsreserve die niet aan de slag is: in Vlaanderen zijn ze met 807.900, of bijna 21 procent van de bevolking op arbeidsleeftijd (20-64 jaar). De beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd zal de mensen in deze groep niet meteen naar de arbeidsmarkt loodsen, maar bijvoorbeeld een strengere opvolging van langdurig zieken kan dat wel. Die niet-beroepsactieven zijn geen homogene groep, blijkt uit het dashboard van het Steunpunt Werk.
Het kan contradictorisch klinken, maar van de niet-actieven zijn er 75.700 zoekend of beschikbaar voor werk. Het gaat om mensen die wel bereid zijn een baan te aanvaarden indien ze een aanbod krijgen, maar vaak ontmoedigd zijn, omdat ze blijkbaar niet over de juiste competenties beschikken, geen alternatief hebben voor kinderzorg of omdat hun talenkennis ondermaats is.
‘Naast actieve werklozen beschikt Vlaanderen ook over andere potentiële arbeidskrachten. Met gerichte ondersteuning kunnen zij in de toekomst ingezet worden op de arbeidsmarkt’
Volgens Sarah Vansteenkiste, directeur van het Steunpunt Werk, zitten daar de meeste kansen om de werkzaamheidsgraad op te trekken. Bij de lancering van het dashboard stelde ze: “Naast actieve werklozen beschikt Vlaanderen ook over andere potentiële arbeidskrachten. Met gerichte ondersteuning kunnen zij in de toekomst ingezet worden op de arbeidsmarkt. Het Steunpunt Werk gaat na hoe sterk de werkzaamheidsgraad zou stijgen, als we erin slagen die makkelijkere deelgroepen van de arbeidsreserve aan de slag te krijgen. We bekijken hoe de werkzaamheidsgraad verandert, als we de actieve werklozen, de zoekende en beschikbare niet-beroepsactieven aan het werk krijgen. Die groepen staan ook bekend als de potentiële arbeidsreserve.” Volgens het Steunpunt Werk zou de Vlaamse werkzaamheidsgraad kunnen stijgen van 77 naar 81,2 procent. Zo zou dus het doel van 80 procent werkzaamheidsgraad wordt gehaald.
Het is evenwel een theoretische oefening. Vansteenkiste: “Er wordt enkel gekeken naar de aanbodzijde en niet naar de vraag. Om het potentieel te benutten, moet de vraag voldoende aantrekken. De energiecrisis, de stijgende inflatie en de oorlog in Oekraïne stellen de arbeidsmarkt voor een nieuwe uitdaging. Naast de conjunctuur speelt ook de uitstroom van 55-plussers een rol.”
Lang of kort ziek
Voorts rijst de vraag wat de kansen zijn van herintegratie van de inactieven die niet naar een baan zoeken en niet beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Met 234.000 vormen de langdurig zieken de grootste groep inactieven in Vlaanderen. Hun aantal steeg in tien jaar met 22 procent. Dat is volgens het Steunpunt Werk het gevolg van een combinatie van factoren, zoals de vergrijzing van de bevolking op arbeidsleeftijd, wat ook samengaat met een grotere kans op gezondheidsproblemen. Ook de stijgende deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt speelt een rol, want bij hen komen gezondheidsproblemen vaker voor, een gevolg van meer huishoudelijke lasten.
‘Om het potentieel te benutten, moet de vraag voldoende aantrekken. De energiecrisis, de stijgende inflatie en de oorlog in Oekraïne stellen de arbeidsmarkt voor een nieuwe uitdaging’
Slechts 10 procent van de niet-beroepsactieve arbeidsongeschikten heeft na een jaar werk, leren berekeningen van het Steunpunt werk. Als dat instroompercentage licht stijgt, naar 15 procent, kan dat volgens Sarah Vansteenkiste een belangrijke bijdrage leveren tot een werkzaamheidsgraad van 80 procent of meer: “In die hogere instroom richting 15 procent zitten niet enkel langdurig zieken. In principe kunnen er ook mensen tussen zitten die minder dan een jaar ziek zijn. Een andere voorwaarde is dat we de werkinstroom van werklozen en andere groepen van niet-beroepsactieven op het niveau houden van vandaag en we de uitstroom beperken.”
De cijfers van het Steunpunt tonen duidelijk aan dat meer of minder dan een jaar ziek zijn een wereld van verschil maakt. Van wie in 2021 in Vlaanderen minder dan een jaar in een ziektestelsel zat, waren zes op de tien (60,4%) een jaar later weer aan het werk. Bij wie langer dan een jaar in ziek was, daalde dat naar één op de twaalf (8,2%).
Weinig werkervaring bij huisvrouwen en -mannen
In de categorie inactieven als de studenten (178.000) en vervroegd gepensioneerden (192.000) is het potentieel van een stap naar de arbeidsmarkt sowieso zeer klein. Voor studenten is het gewoon wachten tot ze hun diploma hebben behaald.
In de categorie huisvrouwen en -mannen zijn er wel nog mogelijkheden om de instroom naar werk te verhogen. Die bedraagt nu amper 5 procent. Een stijging naar 10 procent is mogelijk, maar het is niet realistisch die groep integraal naar de arbeidsmarkt te loodsen. Vroeger onderzoek leert dat 97 procent van de huisvrouwen- en mannen geen arbeidswens heeft. 95,9 procent is zelfs niet bekend bij de VDAB. Slechts 16,5 procent heeft de voorbije acht jaar werkervaring gehad. Die groep maakt trouwens slechts een zeer klein deel van de personen op arbeidsleeftijd uit. In Vlaanderen is dat 3 procent, in Wallonië en Brussel respectievelijk 4 en 5 procent.
Het dashboard levert ook interessante inzichten over Wallonië en Brussel. De Waalse werkzaamheidsgraad bedraagt 67 procent. De werkloze werkzoekenden maken 5 procent van de bevolking op arbeidsleeftijd uit, en de zoekende of beschikbare inactieven 3 procent. De 80 procent werkzaamheidsgraad is nog veraf maar het huidige Belgische gemiddelde van 73 procent is wel haalbaar. Ook in Brussel (werkzaamheidsgraad 64%) is er nog marge, met 9 procent beschikbare werklozen en 5 procent beschikbare inactieven. Al zal de werkzaamheidsgraad niet alleen stijgen door de maatregelen van de regering-De Wever, maar ook door een intensiever activeringsbeleid van de regionale arbeidsbemiddelingsdiensten.
Werkzaamheidsgraad niet-EU-burgers blijft te laag
Het Steunpunt Werk ging ook na in welke sociaaleconomische categorieën een versterkte inzet van de arbeidsreserve voor een groei van de werkzaamheidsgraad kan zorgen. Amper progressiemarge is er bij de Vlaamse hooggeschoolden, met nu al een werkzaamheidsgraad van meer dan 90 procent. Anders is het met de personen geboren buiten de Europese Unie. Die groep heeft een veel lagere werkzaamheidsgraad dan het gemiddelde (77%). Doordat ze oververtegenwoordigd zijn in de potentiële arbeidsreserve, is nog veel beterschap mogelijk. De werkzaamheidsgraad van de personen geboren buiten de EU-27 zou kunnen stijgen tot 72,7 procent. Ook voor kortgeschoolden, personen met een handicap en jongeren jonger dan 24 jaar is er nog groeimarge.