Na het zomerakkoord: meer flexibilisering en koterij op de arbeidsmarkt

© belga
Alain Mouton

Een uitbreiding van de flexi-jobs, uitzendarbeid in alle sectoren, de herinvoering van de proefperiode, een winstbonus voor werknemers, de afschaffing van de vaste benoeming in de ambtenarij: het federale zomerakkoord maakt de arbeidsmarkt een stuk flexibeler. De keerzijde is dat die maatregelen van de Belgische arbeidsmarktregels een koterij maken.

“Het arbeidsluik van het zomerakkoord bevat een aantal kleppers. De afschaffing van de vaste benoeming in de ambtenarij had ik niet verwacht en doet de grenzen tussen de overheid en de privésector verder vervagen. Al blijft de werkzekerheid in de ambtenarij nog altijd groter. Herstructureringen en collectieve ontslagen blijven iets van de privésector.” Aan het woord is een opgetogen Jan Denys, arbeidsmarktspecialist bij de hr-groep Randstad. Hij vindt in het hoofdstuk arbeidsmarkt van het federale zomerakkoord heel wat lekkers. Het maakt de Belgische arbeidsmarkt een stuk flexibeler, is zijn analyse.

Denys geeft goede punten aan de herinvoering van de proefperiode en het aantrekkelijker maken van startersbanen voor jongeren. Bedrijven worden aangemoedigd jongere werknemers tussen 18 en 21 jaar aan te nemen via een fiscale korting zonder dat het nettoloon verlaagt. Voorts wordt het verbod op uitzendarbeid in de verhuissector en de binnenscheepvaart opgeheven. Bij de overheid wordt uitzendarbeid mogelijk bij een uitzonderlijke werklast. Zo is interimwerk in de hele economie aanwezig. Ook rond nacht- en zondagwerk in de e-commerce is een doorbraak gerealiseerd. De regels worden versoepeld en de verwachting is dat dat in een eerste fase zal leiden tot 3500 banen en meer uren voor 1500 deeltijdse werknemers.

Ingrijpender

Opvallend is dat de regering met de soepelere regels voor e-commerce en de herinvoering van de proefperiode een aantal dossiers naar zich toetrekt en deblokkeert. Daarin werd de voorbije weken en maanden geen vooruitgang geboekt omdat de vakbonden op de rem bleven staan. Over de proefperiode was er een akkoord in de interprofessionele Groep van Tien, maar de vakbondsachterban stelde zijn veto. Het hoofdstuk arbeidsmarkt van het zomerakkoord is het resultaat van het normale proces waarbij de regering knopen doorhakt als de sociale partners niet tot een overeenstemming komen.

In die zin gaat het zomerakkoord een stuk verder dan de aanvankelijk bejubelde wet wendbaar en werkbaar werk. Die wet, die deze lente werd goedgekeurd, moest de arbeidsmarkt aanzienlijk flexibiliseren. Meer glijdende werkuren, de veralgemening van het plus-minusconto (atypische werktijden waarbij in bepaalde periodes meer wordt gewerkt en in andere minder wanneer een sector onder zware internationale concurrentie staat), meer vrijwillige overuren, de invoering van loopbaansparen, waarmee een werknemer tijd kan opsparen (vrijwillige overuren of bovenwettelijke vakantie waar iemand recht op heeft die niet nu maar later wordt opgenomen),… Het oogde allemaal indrukwekkend, maar voor veel van die hervormingen moet eerst een sectoraal akkoord worden afgesloten. En in de paritaire comités wilden de vakbonden niet mee.

De regering heeft de vakbonden met het zomerakkoord gepasseerd. De kans is dus groot dat die maatregelen effectiçef worden uitgevoerd.

Het aantal sectorale cao’s met maatregelen die onder werkbaar en wendbaar werk vallen is beperkt. Manou Doutrepont, jarenlang sectoraal onderhandelaar voor de werkgevers, is duidelijk: “In de geschiedenis van het Belgische arbeidsrecht wordt de wet wendbaar en werkbaar werk iets voor na de komma.” En zelfs van maatregelen die tussen de werkgever en de werknemer kunnen worden afgesproken, zoals meer vrijwillige overuren, valt niet veel te verwachten. In veel bedrijven zetten vakbonden werknemers onder druk om niet in te stemmen met vrijwillige overuren die worden betaald met overloon, maar niet moeten worden gerecupereerd.

De vakbonden hebben het slot gezet op de wet wendbaar en werkbaar werk. Met het zomerakkoord ligt dat anders. “De regering heeft de vakbonden met het zomerakkoord gepasseerd. De kans is dus groot dat die maatregelen effectief worden uitgevoerd”, zegt Jan Denys. “Gegeven de economische groeivooruitzichten zie ik het aantal gecreëerde banen ook volgend jaar toenemen. Tenminste: het aantal beschikbare banen. Ze moeten natuurlijk nog worden ingevuld. Dan pas is sprake van echt nieuw gecreëerde banen. Want ik zie de spanning op de arbeidsmarkt wel toenemen. Dat dreigt voor een opwaartse loondruk te zorgen.”

Scepsis over flexi-jobs

Maar de arbeidsmarktexpert van Randstad heeft ook bedenkingen bij het zomerakkoord. Om te beginnen heerst bij Jan Denys enige scepsis over de uitbreiding van het flexi-jobsysteem naar de detailhandel en de kappers. Momenteel bestaat het enkel in de horeca. Bovendien zullen ook gepensioneerden een flexi-job kunnen uitoefenen. Flexi-jobs zijn bijverdienbanen voor wie al minimaal vier vijfde werkt. Op flexi-jobs moeten bijna geen sociale bijdragen worden betaald. “Dat alles zal goed moeten worden opgevolgd. Zullen flexi-jobs niet in de plaats komen van gewone banen die worden opgesplitst in kleinere jobs?” vraagt Jan Denys zich af. “Niet onbelangrijk als je weet dat de activiteitsgraad van de laaggeschoolden in België laag blijft.”

Naar analogie met de fiscaliteit kunnen we stilaan spreken van een arbeidsmarktkoterij

Aansluitend geven arbeidsmarktexperts ook kritiek op het tot 500 euro per maand belastingvrij bijverdienen. Dat systeem is weliswaar strikt omlijnd tot vrijetijdswerk – zoals een voetbaltrainer bij een jeugdploeg – of in de non-profitsector. “Waarom is dat volledig belastingvrij? Ik vind dat niet eerlijk ten opzichte van voltijdse werknemers”, zegt Manou Doutrepont. “Sommige andere ingrepen begrijp ik ook niet helemaal. Neem de verhoogde fiscale aftrek voor jonge werknemers. Op zich is dat oké, maar de maatregel heeft toch een gebrek aan logica. Gekwalificeerde jongeren vinden sowieso snel werk. Het probleem ligt bij de minder geschoolden. Ik zie daar een sociale koterij ontstaan als prijs voor belangrijke maatregelen.”

Dat is ook de mening van Jan Denys: “Met de uitbreiding van de flexi-jobs en het onbelast bijverdienen worden nieuwe statuten gecreëerd. Dat maakt alles er niet eenvoudiger op. De arbeidsmarkt wordt flexibeler, maar naar analogie met de fiscaliteit kunnen we stilaan spreken van een arbeidsmarktkoterij. Ook doelgerichte lastenverlagingen, zoals voor de bouw, zijn geen vereenvoudiging. Al begrijp ik dat de strijd tegen sociale dumping nodig is. Ik zie ook een paar maatregelen die goed bedoeld lijken, maar alles eigenlijk ingewikkelder maken. Zoals de regeling dat werkgevers de werknemers na de werkuren niet mogen lastigvallen. Ga je dat overal in een cao vastleggen?”

Woedende vakbonden

Vanuit syndicale hoek wordt dan weer met scherp geschoten op de maatregelen van de federale regering. De flexibilisering van de arbeidsmarkt zou zijn doorgeslagen. “De flexibilisering is op maat van de werkgevers gemaakt, met toenemend onwerkbaar werk. Waarom zouden werkgevers nog investeren in sociaal overleg? Ze weten vooraf dat ze door de regering op hun wenken worden bediend”, is bij de vakbonden te horen. ACV, ABVV en ACLVB wekken met hun kritiek de indruk dat het einde van het tijdperk van de vaste betrekking in zicht is. Maar wie de cijfers uit het jongste jaarverslag van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid erbij neemt, merkt dat de klassieke arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur in België dominant zijn. 92 procent van de loontrekkenden werkt in zo’n statuut. Zelfs als dat met de huidige flexibiliseringsmaatregelen daalt met 5 procentpunten, scoort België nog altijd beter dan de Scandinavische landen en de buurlanden (zie grafiek Vooral vast werk).

Na het zomerakkoord: meer flexibilisering en koterij op de arbeidsmarkt
© HRW

Een andere kritiek van de vakbonden is dat de sociale bijdragen voor de flexibele statuten of bij maatregelen als de winstbonus voor werknemers (zie kader Winstpremie buiten de loonnorm?) dermate laag of onbestaande zijn dat ze de financiering van de sociale zekerheid in gevaar brengen. Het ACV somde alles op: “Meer flexi-jobs zonder enige belasting en met slechts 25 procent bijzondere werkgeversbijdrage (geen werknemersbijdrage). 12 keer 500 euro of 6000 euro per jaar bijverdienen in vrijetijdsfuncties, diensten aan particulieren of in de deeleconomie zonder bijdrage of belasting. Een winstdeling of winstpremie tegen 7 procent belasting en slechts 13,07 procent sociale bijdrage.” Volgens het ACV zit daar een verborgen agenda achter: die maatregelen slaan enorme gaten in de financiering van pensioenen, de ziekteverzekering en de werkloosheidsverzekering. Daardoor worden nieuwe besparingen in de sociale zekerheid in de ogen van de federale regeringspartijen onvermijdelijk.

Winstpremie buiten de loonnorm

Voor bedrijven wordt het voortaan gemakkelijker hun personeel te laten delen in de winst. Dat was al mogelijk via cao 90, waarin staat dat werknemers een bonus van maximaal 2830 euro netto per jaar kunnen krijgen.

Nu wordt daarnaast een fiscaal interessant systeem ingevoerd. Bedrijven kunnen jaarlijks tot 30 procent van de loonmassa uitkeren als bonus. Op de premie moeten de werknemers 13,07 procent socialezekerheidsbijdragen betalen en 7 procent belastingen. “Ik voorspel dat alle loonsverhogingen in ondernemingen zonder vakbonden winstpremies zullen zijn. En misschien ook in de ondernemingen met vakbonden”, zegt Manou Doutrepont.

Het is nog niet duidelijk, maar de winstpremie zou buiten de loonnorm blijven, de norm die bepaalt in welke mate de loonkosten in België mogen stijgen om in lijn te blijven met de buurlanden. Doutrepont: “Dat zullen sommige vakbonden in dank aanvaarden, die dan zullen eisen dat de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven die premies buiten de berekening van de loonkostenhandicap moet houden.”

Cao 90 zou verboden worden in ondernemingen in herstructurering. Dat kan volgens Doutrepont voor problemen zorgen: “Hoe ga je het uitleggen als een cao werd gesloten in januari met het vooruitzicht van een premie in november, maar dat in september een collectief ontslag wordt aangekondigd en de ontslagen in februari worden betekend. Zullen de mensen dan geen recht hebben op hun premie?”

Partner Content