Monica De Coninck: ‘Naast zure maatregelen zijn ook zachte nodig’
Monica De Coninck noemt haar nieuwe tewerkstellingsplan noodzakelijk. Ze weerlegt de kritiek van werkgevers die lineaire lastenverlagingen verkiezen.
Hogere subsidies en kortingen voor werkgevers die jongeren en 50-plussers aanwerven, 10.000 stageplaatsen voor langdurig werkloze jongeren en vooral vrouwen ertoe aanzetten meer te kiezen voor een voltijdse baan. Dat zijn de krachtlijnen van het tewerkstellingsplan van minister van Werk Monica De Coninck (sp.a). Die maatregelen moeten deel uitmaken van het relanceplan dat de regering-Di Rupo tegen 21 juli klaarstoomt. De Coninck vindt een hertekening van het arbeidsmarktbeleid dringend nodig.
De Coninck: “De regering heeft al maatregelen goedgekeurd om mensen aan te sporen te werken en werk te zoeken. De sterkere degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen wordt vanaf november uitgerold. Maar naast een aantal zure ingrepen zijn er ook zachte of positieve nodig.”
En die positieve zitten vervat in uw tewerkstellingsplan?
De Coninck: “Het Planbureau is duidelijk: doelgroepenmaatregelen zijn de beste manier om de arbeidsmarkt efficiënter te maken. Daarom heb ik voorgesteld dat we de loonlasten meer verlagen voor werkgevers die 54-plussers aannemen. Wie een 50-plusser aanwerft, krijgt nu per kwartaal 50 euro RSZ-korting. Dat is de moeite niet. Ik stel voor een RSZ-korting van 400 euro per kwartaal in te voeren vanaf 54 jaar en 1000 euro vanaf 58 jaar. Dat geldt niet alleen voor aanwervingen maar ook voor bestaande jobs.”
Werkgevers verkiezen lineaire lastenverlagingen. Ze vrezen dat die doelgerichte lastenverlagingen in de plaats komen van de algemene loonkostenverminderingen die een paar jaar geleden zijn ingevoerd.
De Coninck: “De beslissing daarover is nog niet gevallen. Er zijn tot nog toe geen lineaire kortingen afgeschaft. We hebben wel een evaluatie gemaakt van de doelgroepenmaatregelen. Waar ze niet effectief zijn, schaffen we ze af om de vrijgekomen middelen beter aan te wenden. De regering wil focussen op wie het moeilijker heeft op de arbeidsmarkt. Onze arbeidsmarkt is zo complex dat één maatregel als een algemene, lineaire lastenverlaging niet alle problemen zal oplossen.”
Het doelgroepenbeleid wordt toch regionale materie?
De Coninck: “Ja, maar dat is nu nog niet het geval. Ik zou het mij als minister gemakkelijk kunnen maken en twee jaar niets doen omdat die bevoegdheden straks toch worden overgeheveld. Maar in een economische crisis is niets doen geen optie. Ik let er ook op dat we federaal complementair werken met de gewesten en dat we geen te grote voorafnames doen op een beleid dat een ander niveau in de toekomst moet voortzetten. Vorige week heb ik nog samengezeten met de regionale ministers van Werk.”
Komen de bezwaren op uw voorstellen vooral uit Vlaamse hoek?
De Coninck: “Alle gewesten zijn zeer kritisch voor de federale overheid. Maar van Vlaamse kant krijg ik wel de kritiek dat ik de Vlaamse regering in de wielen rij met mijn voorstel om 10.000 stageplaatsen voor laaggeschoolde schoolverlaters te creëren in bedrijven. Dat zou botsen met de Vlaams individuele beroepsopleiding of IBO. Voor alle duidelijkheid: die 10.000 stages hebben betrekking op wat vroeger de wachttijd na studies werd genoemd. Die duurt twaalf maanden. Meestal zien we al na vier tot zes maanden of mensen op eigen houtje een job vinden of niet. Mijn stelling is: laat mensen niet nog maanden zitten wachten en laat hen werkervaring opdoen. Een IBO start na die inschakelingsperiode. Daaraan raak ik niet.” (A.M.)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier