‘Minstens helft ambtenaren komt in aanmerking voor zwaar beroep’
Vakbonden en werkgevers onderhandelen momenteel over wat wel of niet als een zwaar beroep moet worden erkend. Volgens de overheidsvakbonden komt alvast op zijn minst de helft van de ambtenaren in aanmerking voor de lijst met zware beroepen.
Vanaf 2019 kan een werknemer die lang genoeg gewerkt heeft pas op 63 jaar met vervroegd pensioen, en niet langer op 62 jaar. Maar er blijven uitzonderingen gelden, voor mensen met een zogenaamd zwaar beroep bijvoorbeeld. Wie onder die categorie valt, zou in dat geval in principe nog vroeger met pensioen kunnen.
Werkgeversorganisatie Unizo verwees de lijst eerder al naar de prullenmand.
Unizo pleit voor een individuele aanpak, wat ‘objectiever’ en ‘eerlijker’ is dan een lijst. Vooraf bepalen welke beroepen of activiteiten als ‘zwaar’ kunnen worden beschouwd, is volgens Unizo niet haalbaar.
Maar intussen zien vakbonden en werkgevers zich verplicht om te onderhandelen over wat al dan niet kan worden omschreven als een zwaar beroep. Dat geldt zowel voor de privésector als voor de openbare sector.
In het voorstel van de drie overheidsvakbonden wordt gewerkt met vier criteria om zware beroepen te definiëren. Met name: ‘belastende arbeidsomstandigheden‘ (bijvoorbeeld fysiek zwaar werk of repetitief werk), ‘belastende werkorganisatie’ (bijvoorbeeld nachtarbeid of ploegenwerk), ‘emotionele of mentale werkbelasting‘ (bijvoorbeeld omgang met klanten of een hoog risico op burn-out) en ‘verhoogde veiligheidsrisico’s‘ (bijvoorbeeld dragen van wapens).
Of een werknemer in aanmerking komt voor zwaar beroep, zal uiteindelijk een samenspel zijn van de vier criteria, verduidelijkt Patrick de la Bruyère uit, stafmedewerker van de socialistische overheidsvakbond ACOD en functieclassificatie-expert.
De vakbonden geven enkele voorbeelden van beroepen die als gevolg van de toepassing van de criteria als zwaar beroep moeten worden erkend: brandweerlui en ambulanciers, douanebeambten, luchtverkeersleiders, huisvuilophalers en -verwerkers, loodsen, militairen, onderhouds- en schoonmaakpersoneel, opvoeders, cipiers, politie, personeel van de technische diensten, ateliers en groendiensten, onderwijs, veiligheidskorps justitie, postbodes, spoorleggers, rijdend personeel openbaar vervoer, verplegend en verzorgend personeel en kinderopvangbegeleiders.
Volgens de la Bruyère komt zeker de helft van het personeel van de openbare sector in aanmerking. “Het is een erg moeilijke discussie”, erkent de vakbondsman.
(Belga/BO)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier