Mini-jobbers zijn niet noodzakelijk arm
De Duitse flexibele arbeidsmarkt met zijn mini-jobs creëert een groeiend leger van werkende armen, zeggen critici. De realiteit is veel complexer.
Mini-jobs zijn deeltijdse banen van 450 euro per maand waarop werknemers geen sociale bijdragen of belastingen moeten betalen. Er is alleen een werkgeversbijdrage. Het gaat om banen van gemiddeld 15 tot 20 uur per week, zonder dat er een echte maximale arbeidstijd is. Ze bestaan vooral in de horeca en de kleinhandel (rekkenvuller, kassier enzovoort). Werkgevers juichen het flexibele stelsel toe. De loonkosten zijn laag en ze laten toe mensen tijdens piekmomenten aan te werven.
In 2003 werkten 5,9 miljoen Duitsers in dat statuut. Vandaag is een recordaantal van 7,5 miljoen bereikt. Het aantal banen in Duitsland is tussen 2002 en 2012 gestegen van 39,3 naar 41,6 miljoen – een groei met 5,9 procent of 2,3 miljoen werkplaatsen. De rol van de mini-jobs is dus niet te verwaarlozen. In ons land leeft het beeld dat de mini-jobs een monolithisch precair statuut zijn voor working poor. Maar de realiteit is complex. Er bestaat een grote variatie, en voor velen is het zelfs een bewuste keuze.
Om te beginnen zijn er een hoop Duitsers die zo’n flexibele baan combineren met een andere vorm van werk, meestal een klassieke voltijdse baan, kwestie van wat bij te verdienen. De mini-job is voor hen eigenlijk een Zweitjob of een Nebenjob, zoals de Duisters dat noemen. Omdat die zich vooral in sectoren als de horeca of de distributie situeren, is het perfect mogelijk een mini-job grotendeels in het weekend uit te oefenen.
De Zweitjob-markt boomt. Eind 2012 waren er 2,6 miljoen werknemers die hun inkomen met een mini-job aanvulden. Dat was een stijging van 59.300 of 2,3 procent op jaarbasis. Terwijl de groei van de andere groep van mini-jobbers stabiel blijft.
Vooral in West-Duitsland
Wie zijn de 4,9 miljoen Duitsers van wie de mini-job de enige economische activiteit is? De rapporten van het Statistisch Bundesamt leren dat een vijfde van die mini-jobbers studenten zijn die tijdens hun studies wat willen bijverdienen. 22 procent zijn gepensioneerden die via die weg hun uitkering proberen op te trekken. 11 procent zijn werklozen die onder bepaalde voorwaarden mogen bijverdienen. De overige 47 procent zijn voor een belangrijk deel mensen die in een gezin wonen met een andere kostwinner die al gauw 2000 euro per maand verdient in een klassieke vaste baan.
Dat verklaart ook waarom meer dat 60 procent van de werknemers vrouwen zijn. Bij onze oosterburen zijn de systemen van kinderopvang amper uitgebouwd. Veel vrouwen blijven thuis voor de kinderen en verdienen wat bij via een mini-job.
Tussen de mini-jobbers bevinden zich ook alleenstaande vrouwen. Maar hun inkomen komt evenmin overeen met een hongerloon. Naast de 450 euro loon voorziet de overheid in allerlei vormen van inkomensondersteuning die kosten moeten dekken voor huur, energie en zelfs kleding en voeding.
Drie zwakheden
Is alle kritiek op de Duitse mini-jobs dan onterecht? Zeker niet. Mini-jobs stimuleren de opwaartse mobiliteit naar beter gekwalificeerde banen niet. Slechts een op de zeven mini-jobbers zou doorstromen naar een vaste baan. Een andere kritiek is dat werkgevers bijvoorbeeld twee of meer mini-jobs aanbieden ter vervanging van één volwaardige fulltimebaan.
Ten slotte zijn er de soms extreem lage lonen tot minder dan 3 euro per uur in bedrijven met slechte arbeidsomstandigheden zoals in de vleessector. Maar de voorstanders van het systeem benadrukken dat het uitzonderingen zijn. Toch neemt de druk toe om iets aan de uitwassen te doen.
Het volledige artikel over de mini-jobs in Duitsland leest u deze week in Trends.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier