Langer leven, langer werken
De Europese Commissie wil dat België de pensioenleeftijd koppelt aan de levensverwachting. Die aanpak bestaat al in Zweden en kan de vergrijzingskosten met twee derde verlagen.
De aanbevelingen die de Europese Commissie een paar weken geleden aan de Belgische regering heeft overgemaakt, zijn duidelijk: de pensioenleeftijd moet omhoog. Dat kan onder andere door de pensioenleeftijd te koppelen aan de levensverwachting.
Het voorbije halfjaar heeft de regering-Di Rupo de minimumleeftijd voor vervroegd pensioen opgetrokken van 60 naar 62 jaar en werd het brugpensioen verstrengd. Dat maakte weinig indruk op de Europese Commissie. Er is meer nodig.
Gebrek aan billijkheid
Experts benadrukken al enige tijd dat een koppeling van de pensioenleeftijd aan de levensverwachting noodzakelijk is om het stelsel financieel te laten overleven. Het is ook een principe van billijkheid. Door de verlenging van de levensverwachting neemt het pensioenstelsel in generositeit sterk toe. Tussen 1967 en 2007 steeg de levensverwachting van 71 tot 80 jaar in ons land. Terwijl in 1967 een gepensioneerde van 65 van zijn pensioen kon genieten gedurende gemiddeld zes jaar, kan hij vandaag rekenen op vijftien jaar.
Iemand met een hogere levensverwachting haalt meer uit een pensioenstelsel dan vroeger als de pensioenleeftijd en loopbaanduur gelijk blijven. Dat stelsel heeft een gebrek aan billijkheid, omdat de nieuwe generatie evenveel bijdraagt als de voorgaande generatie, maar langer van haar pensioen geniet.
De oplossing is de loopbaan te verlengen op basis van levensduur. Dan staat het systeem altijd in verhouding tot de kostprijs ervan. Zweden voerde dit systeem in 1999 in, met succes. Het Zweedse systeem kent geen officiële pensioenleeftijd, maar koppelt het totale uitgekeerde pensioenbedrag automatisch aan het aantal gewerkte jaren en aan de geschatte levensverwachting.
Sinds de Zweedse pensioenhervormingen is de gemiddelde pensioenleeftijd gestegen van 61 tot 63 jaar. De Belgische effectieve uittredeleeftijd ligt nog altijd net onder de 60 jaar. Een gelijkaardig systeem werd sindsdien ingevoerd in Polen, Litouwen en zelfs Italië. De Zweedse vergrijzingkosten bedragen 10 procent van het bbp terwijl dat in België bijna drie keer meer is. Bovendien ligt de tewerkstellingsgraad in Zweden een stuk hoger, net als de pensioenuitkeringen.
Notionele rekeningen
Het Zweedse systeem werkt met virtuele of notionele rekeningen. Er is geen afwijking van het repartitiesysteem waarbij de werkenden bijdragen betalen voor de gepensioneerden. De sociale bijdragen van de werkende Zweden worden onmiddellijk uitgekeerd aan de gepensioneerden. Maar tegelijk wordt de bijdrage wel behandeld alsof ze op een individuele rekening wordt gestort.
Vandaar de term virtuele rekeningen. Het is geen reëel spaartegoed omdat het ingebed blijft in het bestaande repartitiesysteem. Bij de pensionering wordt dat virtueel of notioneel kapitaal omgezet in een lijfrente met een rentevoet die rekening houdt met de pensioenleeftijd en de levensverwachting op dat moment. Wie zijn carrière verlengt, wint op twee manieren: een hoger totaal pensioenbedrag door meer stortingen en een kortere periode dat je van uitkeringen geniet zodat ze omhoog kunnen.
Alain Mouton
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier