Alain Mouton
‘Lagere vennootschapsbelasting is nodig en wenselijk’
De lagere vennootschapsbelasting hoeft niet gecompenseerd te worden door extra belastingen. Dat kan evengoed gebeuren door besparingen aan de uitgavenkant, oordeelt Trends-redacteur Alain Mouton.
Volgens de Hoge Raad voor Financiën is een verlaging van de vennootschapsbelasting moeilijk te financieren, tenzij andere taksen worden verhoogd. Slechts nieuws voor de regering-Michel die vooral bij monde van minister van Financiën Johan Van Overtveldt (N-VA) pleit voor een lagere vennootschapsbelasting? Niet noodzakelijk. Lagere inkomsten door een lagere vennootschapsbelasting kunnen gecompenseerd worden door besparingen. En vooral: een verminderde taks op bedrijfswinsten zet aan tot investeren. Dat komt de staatskas op termijn ten goede.
Een nieuwe studie van de Hoge Raad voor Financiën is duidelijk: de verlaging van de vennootschapsbelasting is een slechte zaak voor de staatskas. Indien die vennootschapsbelasting wordt verlaagd tot 25 procent (het tarief is nu 33,99 procent), dan kunnen de lagere inkomsten slechts deels gecompenseerd worden door de afschaffing van een fiscaal voordeel als de notionele-intrestaftrek. Als de notionele-intrestaftrek verdwijnt, dan zorgt dat voor zo’n 4,9 miljard euro aan inkomsten. Maar daarmee zou een kleine helft van de verlaging van de vennootschapsbelasting naar 25 procent kunnen worden gefinancierd.
Daarmee verwijst de Hoge Raad de plannen van minister Van Overtveldt naar de prullenmand. Van Overtveldt pleit al een tijd voor een hervorming van de vennootschapsbelasting. Bedrijven zouden kunnen kiezen tussen de huidige hoge vennootschapsbelasting met allerlei kortingen zoals de notionele-intrestaftrek of een vrijstelling voor octrooi-inkomsten enerzijds en een lager nominaal tarief zonder notionele-intrestaftrek en co anderzijds. Het eerste systeem is eerder op maat van multinationals, het tweede zou kmo’s ten goede komen. Maar volgens de Hoge Raad is zo’n hervorming dus onbetaalbaar, tenzij er elders extra middelen worden gezocht. Bijvoorbeeld door het optrekken van de roerende voorheffing tot 34 procent of meer.
Lagere vennootschapsbelasting niet compenseren door extra belastingen
Het voorstel van de Hoge Raad voor Financiën overtuigt niet echt en wel om twee redenen. Ten eerste berekende de kmo-organisatie Unizo twee jaar geleden dat zo’n hervorming zo goed als budgettair neutraal kan zijn. Het voorstel van Unizo: voer een duaal systeem in, waarmee vennootschappen voor een opeenvolgend aantal aanslagjaren een keuze maken voor het tarief. Ofwel een vereenvoudigde vennootschapsbelasting van 20 procent, maar dan zonder gebruik te maken van een reeks aftrekmogelijkheden, zoals de notionele-intrestaftrek, ofwel het bestaande tarief van 33,99 procent, met inbegrip van verschillende aftrekposten, inclusief de notionele-intrestaftrek. De kostprijs van die hervorming zou variëren tussen 128 en 381 miljoen euro. Een peulschil, gezien de miljardenbesparingen die de regering nog staat te wachten.
Het zwakke punt in de analyse van Unizo is dat het deels om een extrapolatie gaat van enquêtes bij bedrijven. Aan hen werd gevraagd of ze zouden kiezen voor het oude tarief met kortingen of voor het nieuwe, lagere tarief zonder kortingen. Het blijft onduidelijk hoeveel bedrijven effectief in de hervorming zouden meestappen.
Maar zelfs als de berekeningen van Unizo onvoldoende accuraat zouden zijn, blijft een lagere vennootschapsbelasting nodig en wenselijk. Een hervorming richting een duaal systeem zal bedrijven ertoe aanzetten te investeren. Dat zorgt voor extra banen. En wat de financiering van de hervorming betreft: de kostprijs van de lagere vennootschapsbelasting hoeft niet gecompenseerd te worden door extra belastingen. Dat kan evengoed gebeuren door besparingen aan de uitgavenkant. Met 50 procent van het bruto binnenlands product (bbp) liggen de overheidsuitgaven nog altijd te hoog.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier