Kamer maakt komaf met ongelijke behandeling van huurinkomsten
De plenaire vergadering van de Kamer heeft donderdagavond een wetsontwerp goedgekeurd dat komaf maakt met de ongelijke behandeling van huurinkomsten uit buitenlands vastgoed. Ons land werd daarvoor veroordeeld door het Europees Hof van Justitie.
Het Europees Hof van Justitie in Luxemburg veroordeelde België omdat Belgen die vastgoed verhuren in eigen land belast worden op basis van het kadastraal inkomen, terwijl dat voor landgenoten die in het buitenland verhuren gebeurt op basis van de reële huurinkomsten. Die laatsten liggen vaak een pak hoger.
Om daar een mouw aan te passen, werkte minister van Financiën Vincent Van Peteghem (CD&V) een systeem uit om ook voor buitenlandse onroerende goederen een kadastraal inkomen vast te leggen. Dat wordt een klus voor de Administratie Opmetingen en Waarderingen.
De buitenlandse belasting zal daarnaast niet langer aftrekbaar zijn van het buitenlands onroerend inkomen. Op die manier wordt de buitenlandse belasting op dezelfde manier behandeld als de Belgische onroerende voorheffing.
Voor onroerende goederen in een land waarmee België een verdrag tot voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten, is de impact beperkt tot het progressievoorbehoud. Wie op 31 december 2020 eigenaar is van een buitenlands onroerend goed heeft tot 31 december 2021 de tijd om dit spontaan aan te geven aan de Administratie Opmetingen en Waarderingen. De administratie zal hen dan vragen om de nodige gegevens te verschaffen zodat er een kadastraal inkomen voor de onroerende goederen kan worden bepaald. Het verdere proces zal volledig geautomatiseerd verlopen.
De tekst kreeg donderdagavond de steun van de meerderheid. Het grootste deel van de oppositie onthield zich, één Kamerlid stemde tegen.