De overheidsfinanciën zetten ook in 2026 de politieke wereld onder druk. Extra ingrepen om het begrotingstekort op zijn minst onder controle te houden, lijken onvermijdelijk. Bij de begrotingscontroles zal MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez weigeren nieuwe of hogere belastingen te aanvaarden, terwijl andere partijen wel naar nieuwe inkomsten willen zoeken.
Met het begrotingsakkoord van eind november 2025 heeft eerste minister Bart De Wever (N-VA) de lont uit het politieke en economische kruitvat gehaald. Met een inspanning van 9,2 miljard euro tegen 2029 moet het begrotingstekort worden teruggebracht tot 30,9 miljard euro, of 4,2 procent van het bruto binnenlands product, tegenover 5,5 procent vandaag. Zonder de maatregelen van de regering-De Wever zou het begrotingstekort aan het einde van de legislatuur 39,1 miljard euro hebben bedragen, of 6,5 procent van het bbp.
België is wel nog een heel stuk verwijderd van de Europese norm van een begrotingstekort van 3 procent, maar in de ogen van de Europese Commissie bevindt ons land zich tijdelijk niet meer in de gevarenzone. Belangrijk is dat de groei van de uitgaven beperkt wordt en binnen de Europese normen valt. Daarnaast is er begrip voor landen die met hun defensie-uitgaven een inhaalbeweging moeten maken, waaronder België.
Impact hervormingen onzeker
Tenslotte kijkt de Europese Commissie, net als het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de OESO, niet alleen naar de overheidsfinanciën, maar ook naar de hervormingsagenda. Die oogt naar Belgische normen fraai: een beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd, de activering van langdurig zieken, de arbeidsmarkt die flexibeler wordt en de pensioenmalus. In juli zei professor economische geschiedenis Erik Buyst (KU Leuven) daarover in Trends: “Deze hervorming is een van de grootste van de jongste decennia. Dat is een potentiële krachttoer.”
Maar er is geen reden voor de regering om de komende maanden op haar lauweren te rusten, gezien de onzekere internationale economische omgeving, de geopolitieke instabiliteit en de blijvende schaduw van regionale handelsconflicten. Dat Duitsland de recessie achter zich heeft gelaten, is goed nieuws, maar tegelijk een magere troost. Een paar onverwachte economische schokken en de begrotingstabellen van de federale regering mogen naar de prullenmand.
Een aantal beleidsmaatregelen mag dan wel lof krijgen, de meeste economen vinden dat de regering zich het best niet te snel rijk rekent. Het effect van bepaalde maatregelen komt pas over een paar jaar op kruissnelheid. Tegen 2029 leveren de centenindex en de besparingen op het overheidsapparaat 2,7 miljard euro op. Volgend jaar wordt gerekend op een besparingsbonus van slechts 400 miljoen euro. Dat is beperkt. De re-integratie van langdurig zieken leidt in 2029 tot een verwachte besparing van 1,9 miljard euro; in 2026 is dat slechts 202 miljoen euro.
Een paar onverwachte economische schokken en de begrotingstabellen van de federale regering mogen naar de prullenmand.
Misschien hoopt de regering-De Wever dat de economen zich vergissen en dat de positieve impact van de beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd groter zal zijn dan gedacht. Volgens de Nationale Bank zouden tussen 2025 en 2027 zowat 100.000 banen worden gecreëerd. De werkloosheid blijft met 6 procent relatief laag.
Belastingkranen opendraaien
Het blijft een dubbeltje op zijn kant. Al in het voorjaar van 2026 kan het eerste rapport van het Monitoringcomité een pretbederver zijn. Als daarin staat dat de budgettaire vooruitzichten te optimistisch zijn, worden de begrotingscontroles in april en juli opnieuw een harde noot om te kraken. De spanningen in de regering over het evenwicht tussen besparingen op de uitgaven en extra inkomsten zullen onvermijdelijk weer de kop opsteken. MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez loste na het afsluiten van het begrotingsakkoord al een schot voor de boeg: hij wil tijdens deze legislatuur geen extra of hogere belastingen meer. Naast de verschuivingen in de btw-tarieven en de bankentanks deed vooral de verdubbeling van het belastingtarief op effectenrekeningen de Franstalige liberaal pijn. Dat gaat van 0,15 naar 0,3 procent. Het bevestigt het vermoeden van veel politici met een liberale reflex: de nieuwe fiscale kraantjes die in de muur zijn gestoken, worden langzaam maar zeker verder opgedraaid.
Het staat in de sterren geschreven dat een partij als Vooruit bij de begrotingscontrole een nieuwe verhoging van de effectentaks op tafel zal leggen. Als dat niet in het voorjaar gebeurt, dan wel bij de begrotingsopmaak in de herfst van 2026. Desnoods moet in de ogen van de Vlaamse socialisten nog wat worden gesleuteld aan de meerwaardebelasting.
In de Wetstraat zal het ordewoord voor 2026 zijn: niet afwijken van het uitgestippelde begrotingstraject.
Ondernemers gruwen van dat vooruitzicht. Accountants, fiscale advocaten en consultants én werkgeversorganisaties zeggen het in koor: de bedrijfswereld heeft een meerwaardetaks aanvaard als een soort van entreegeld om de deur naar hervormingen open te breken. Straks opnieuw morrelen aan de tarieven is een rode lijn overschrijden. Vanuit het VBO, Unizo en Voka zal de druk op MR groot zijn, maar ook op N-VA.
Die partij heeft ondertussen het Belgische compromis omarmd, wat betekent dat de Vlaams-nationalisten zich erbij neerleggen dat elke budgettaire inspanning een mix van maatregelen wordt, zowel aan de inkomsten- als aan de uitgavenzijde. Daar komt nog bij dat minister van Buitenlandse Zaken Maxime Prévot (Les Engagés) al duidelijk heeft gemaakt dat hij extra belastingen niet uitsluit. De spanningen daarover tussen de regeringspartijen zullen dus sneller weer opduiken dan gedacht. In 2026 is dus het wachten op een nieuwe begrotingsclash.
Verzwakte oppositie
Kan dat de regering-De Wever in gevaar brengen? Begin november werd tenslotte nog openlijk gespeculeerd over vervroegde verkiezingen. Dat het zover niet kwam, had te maken met de hervormingsagenda, die heel mager oogde. Enkel de beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd had het parlementaire proces al doorlopen. Dat was een te kleine trofee om mee naar de kiezer te stappen. Dat wordt in de tweede helft van 2026 anders. Er wordt dan opnieuw gekeken naar Bouchez. Die kan denken dat hij via verkiezingen winst kan nemen op de strengere regels voor werklozen, langdurig zieken en gepensioneerden. Maar de door hem geëiste belastingverlaging komt er pas in 2028-2029. Die wil hij niet zomaar loslaten.
Een andere reden waarom de partijen in de regering-De Wever in de herfst van 2025 een mars der dwaasheid naar verkiezingen wilden vermijden, is dat vooral de oppositiepartijen PS, PVDA/PTB en Vlaams Belang daar garen bij zouden spinnen. In 2026 zal in de Wetstraat opnieuw met meer dan gewone aandacht worden gekeken naar de opiniepeilingen. Ook al zijn die allesbehalve een betrouwbare voorspeller van de verkiezingsuitslag, ze hebben wel een invloed op het gedrag van de partijhoofdkwartieren.
In Vlaanderen bestaat de vrees dat Vlaams Belang bij een vervroegde stembusslag een grote overwinning zal halen. Dat zet een rem op electorale avonturen. De andere oppositiepartijen zijn duidelijk verzwakt. Zeggen dat Open Vld met voorzitter Frédéric De Gucht al een nieuw elan heeft gevonden, is te voorbarig. Het radicalisme van Groen en PVDA/PTB schrikt af.
De bedrijfswereld heeft een meerwaardetaks aanvaard als een soort van entreegeld om de deur naar hervormingen open te breken. Straks opnieuw morrelen aan de tarieven is een rode lijn overschrijden.
In Franstalig België lijkt de PS in de peilingen recht te krabbelen. Maar de partij maakte met haar oppositie tegen het begrotingsakkoord een slechte beurt. De kritiek van de Franstalige socialisten overtuigt niet. Bovendien wordt de partij inhoudelijk in het defensief gedrongen. In de Kamer kreeg PS-fractieleider Pierre-Yves Dermagne tijdens het begrotingsdebat de vraag of hij bij een terugkeer van de PS in de federale regering de beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd zou terugdraaien. Er kwam geen duidelijk antwoord op. En dan is er nog het Brusselse malgoverno. Dat het gewest nog altijd geen regering heeft, staat symbool voor het gebrek aan verantwoordelijkheid van de PS. Als het in het voorjaar van 2026 tot een Brusselse shutdown komt, zal iedereen met een beschuldigende vinger naar het Brusselse PS-kopstuk Ahmed Laaouej kijken.
Bouchez kan ervan dromen om de PS tijdens een verkiezing knock-out te slaan, maar de vraag is of België zich dat kan permitteren. Van de sanering van 9,2 miljard euro zal in 2026 nauwelijks 2,15 miljard euro zijn gerealiseerd, en in 2027 slechts 4,05 miljard euro. Is het verstandig verkiezingen te organiseren in 2027 als niet eens de helft van het werk is gedaan?
Overheidsactiva verkopen
In de Wetstraat zal het ordewoord voor 2026 zijn: niet afwijken van het uitgestippelde begrotingstraject. Maar er is niet alleen het budgettaire tekort. Door dat tekort en meer bepaald het aanhoudende negatief primair saldo – de ontvangsten min de uitgaven, zonder de rentelasten – blijft de schuld aangroeien. Daar is de verrotting nog niet gestopt. In 2024 bedroeg de Belgische overheidsschuld 104,7 procent van het bbp, in 2026 loopt dat percentage op tot 109,8 procent en in 2027 zelfs tot 112,7 procent. Dat is een probleem, vooral omdat de rentelasten op de schuld blijven stijgen. Die bedragen 11 miljard euro, en bij ongewijzigd beleid zouden ze volgens het Monitoringcomité stijgen tot 18,1 miljard euro in 2029. In de tabel die sinds het begrotingsakkoord de ronde doet, zou de regering de aangroei van die rentelasten met iets minder dan 500 miljoen euro inperken.
In 2026 komt daarom de verkoop van overheidsactiva op de regeringstafel. De opbrengst kan worden gebruikt om de staatsschuld terug te dringen. De voorbije maanden werd al gesproken over de verkoop van de participatie van de Belgische overheid in BNP Paribas Fortis en vooral van het afbouwen van het staatsbelang van 100 procent in Belfius. Over Belfius bereikte de regering eind 2025 een akkoord: de komende maanden zal 20 procent worden verkocht. Dat moet 2 miljard euro opbrengen.
Deelstaten kijken weg
Opvallend is dat er nauwelijks wordt gekeken naar de deelstaten om hun deel van het werk te doen. Toch groeit stilaan het besef dat een echte sanering enkel mogelijk is als ook de regionale regeringen erbij worden betrokken. Maar die kijken weg, want ze worden geconfronteerd met interne spanningen. In de Vlaamse regering is het wantrouwen tussen N-VA en de andere coalitiepartners groot, en dat zal zo blijven. De Waalse regering van MR en Les Engagés moet zich inpassen in een systeem dat decennialang door de PS werd gedomineerd. Dat vergt eveneens tijd.
Ten slotte wordt nu al geopperd dat er een staatshervorming nodig is om de begroting op orde te krijgen. Zo zullen de deelstaten meer verantwoordelijkheid op zich moeten nemen. Dat is iets voor na 2029, en dan nog op voorwaarde dat voldoende artikels van de grondwet voor herziening vatbaar worden verklaard. Het is nog vroeg dag, maar zijn belgicistische partijen als MR en Les Engagés daartoe bereid? N-VA kan daarrond de spanning opvoeren en langzaam maar zeker de communautaire trom roeren. Al kan dan vrij snel duidelijk worden dat de Vlaams-nationalisten hierin – afgezien van cd&v – geen bondgenoten hebben.