Hoge materiaalprijzen en bouwkosten wegen op onze infrastructuurwerken
De dure energie leidt tot een nooit geziene stijging van de materiaalprijzen en de bouwkosten. Infrastructuurwerken dreigen daardoor in het gedrang te komen. Dat heeft gevolgen voor onze maatschappij en economie.
De markt was nog maar net aan het bekomen van de forse toename van de bouwmateriaalprijzen als gevolg van corona, of de energieprijsstijgingen veroorzaakten een nieuwe inflatiegolf. De productie van bakstenen, cement, beton, gipsplaten en glas is energie-intensief. De energiekosten vertegenwoordigen een kwart van de fabricagekosten. De dure olie en gas vertalen zich dan ook in sterk gestegen materiaalprijzen en constructiekosten.
Maar dat is niet alles. De toegenomen transportkosten – ook een gevolg van de duurdere energie – maken de bouwmaterialen nóg duurder. “En dan zijn er de loonstijgingen, die nog eens een versterkend effect hebben”, weet Ann Van Melkebeek, senior cost manager bij het adviesbureau Arcadis. “De lonen zijn gekoppeld aan de inflatie, en die is dan weer gelinkt aan de energieprijzen.”
Een bijkomend risico is gelegen in het verlaagde aanbod van de bouwmaterialen. Sommige producenten worden genoodzaakt hun productiecapaciteit te verminderen wanneer de verhoogde energieprijzen de fabricage niet langer rendabel maken. Zeker de cementsector blijkt gevoelig voor zulke afwegingen. Bovendien zijn er allerlei berichten over Chinese bedrijven die hier massaal materialen opkopen en onze markt nog krapper maken.
Impact doorschuiven
“De bouwsector moest al een periode van prijsstijgingen en leveringsproblemen zien te absorberen in de lopende contracten”, zegt Ann Van Melkebeek. “Aannemers zullen evenwel niet twijfelen om de impact daarvan door te schuiven naar de opdrachtgevers. De gestegen materiaalprijzen en bouwkosten kunnen daardoor wegen op de uitvoerbaarheid van openbare infrastructuurwerken, of minstens op de uitvoeringstermijnen daarvan.”
“Wanneer nieuwe projecten daardoor uitgesteld of afgevoerd dreigen te worden, komen de leefbaarheid, de mobiliteit en de veiligheid in onze maatschappij ernstig in het gedrang. Bovendien heeft onze bestaande infrastructuur een terugkerende onderhoudscyclus waar we niet onderuit kunnen. Overheden moeten het maatschappelijke belang te allen tijde laten primeren.”
Deur open voor recessie
Er is ook een economisch aspect. Ann Van Melkebeek: “Een plotselinge afname van het aanbod aan grondstoffen – een negatieve aanbodschok – leidt tot een stijging van de materiaalprijzen. Je zou dan als reactie de productie kunnen verminderen, maar dat is geen goed idee. Want zo belemmer je de groei en zet je de deur open voor een recessie. Economische modellen wijzen uit dat het verstandiger is een expansief budgettair beleid te voeren waarin overheidsinvesteringen centraal staan.”
Ook sommige politici en academici hameren op het economische belang van infrastructuurwerken. Macro-econoom en hoogleraar Gert Peersman wees al op de behoefte aan publieke investeringen na de coronacrisis, om een recessie te vermijden. Zijn collega Stijn Baert deelt die mening: “Als het slecht gaat met de economie, is het aan de overheid om de motor aan te zwengelen door te investeren. Dat zorgt voor een opwaartse spiraal: elke euro die ze investeert, resulteert in 2 euro aan private investeringen.”
Al die oproepen kaderen ook in het relanceplan waarvoor de Europese Commissie vorig jaar groen licht gaf aan ons land. België krijgt van Europa 5,9 miljard euro subsidies: met dat geld willen onze regeringen meer dan honderd investerings- en hervormingsprojecten financieren. Die moeten ons land er weer bovenop helpen. Ook de Belgische werkgelegenheid zal daar goed bij varen.
Wat zijn de oplossingen?
Infrastructuurwerken zijn dus van cruciaal belang voor onze maatschappij en economie. Maar hoe kun je de impact van de prijsstijgingen op zulke projecten beperken? “Bijvoorbeeld door al tijdens de ontwerpfase een duurzaam ontwerp na te streven”, adviseert Ann Van Melkebeek. “Niet alleen wat betreft de levenscyclus, maar ook in de bouwmateriaalkeuzes. Het intrinsieke energieverbruik wordt gereflecteerd in de kostprijs van de materialen en kun je dus al in kaart brengen tijdens het ontwerp.”
“Je kunt er ook voor kiezen grote infrastructuurprojecten onder te verdelen in verschillende opeenvolgende contracten”, zegt ze. “Op die manier spreid je het risico in de tijd.”
Opdrachtgevers en bouwheren kunnen ook overwegen de aankoop van bepaalde materialen in samenspraak te laten verlopen. Een zogenoemd NEC4-modelcontract (zie kader Oosterweelverbinding als pionier) kan daarbij helpen. Die vooruitstrevende contractvorm spreidt de financiële risico’s over de betrokken partijen. Een vastgelegde richtprijs vormt de basis, maar naarmate er prijswijzigingen worden vastgesteld tijdens het verloop van het project, worden die verdeeld over de bouwheer en de aannemer.
Oosterweelverbinding als pionier
NEC4-modelcontracten (New Engineering Contract, editie 4) vinden hun oorsprong in de Angelsaksische wereld en zijn nog vrij uniek in ons land. De financiële risico’s spreiden over de supplychain valt dan ook niet zomaar te rijmen met bepaalde tradities in de sector. De bouw van de Antwerpse Oosterweelverbinding is het grootste infrastructuurproject ter wereld waarvoor de nieuwe contractvorm wordt toegepast om de volatiele prijzen van grondstoffen, materialen, energie en arbeid deels op te vangen.
“Flexibiliteit en openheid staan daarin centraal”, zegt Ann Van Melkebeek van het adviesbureau Arcadis. “Elke kostenraming wordt uniform en transparant opgesteld, en iedere factuur wordt openlijk getoond. Dat stelt ons in staat beter te vergelijken, te evalueren en te analyseren, alsook de risico’s beter in te schatten. Voor projecten van deze schaalgrootte zijn NEC4-contracten dan ook zeker welkom.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier