Het is zoeken naar de besparingen in de begrotingsplannen van de Vivaldi-regering

Archiefbeeld van premier Alexander De Croo. (Brussel, 30 augustus 2022) © Belga Image
Alain Mouton

Nachtelijke onderhandelingen zijn een klassieker bij een begrotingsopmaak in België. Net als de afspraak om de sanering te verdelen over een derde besparingen, een derde belastingen en een derde eenmalige maatregelen. Alleen is het in de begrotingsplannen van de Vivaldi-regering met een vergrootglas zoeken naar echte besparingen.

Even terug in de tijd. Eind juni bereikte minister van Ambtenarenzaken en vicepremier Petra De Sutter (Groen) voor het eerst in twaalf jaar een sectoraal loonakkoord met de vakbonden uit de overheidssector. Het voorzag in 200 euro bruto extra per maand in de vorm van een hogere eindejaarspremie, de invoering van maaltijdcheques en loonopslag. Dat zou neerkomen op een koopkrachtverhoging van 3 à 7 procent. De Sutter verklaarde toen dat het akkoord definitief zou worden afgeklopt in het najaar, bij de begrotingsonderhandelingen voor 2023-2024. Maar vorig weekend maakte ze al duidelijk dat 7 procent loonsverhoging niet langer realistisch was. In de Wetstraat, waar men een eigen vocabularium hanteert en er soms een bijzondere rekenkunde op nahoudt, kan de regering dat verkopen als een besparing. Het is niet anders met de discussie over de geplande loonsverhogingen bij de politie, die lager zullen uitvallen. Ook dat is geen besparing maar een uitgave die minder snel stijgt dan voorzien.

Het is de gewoonte dat bij een begrotingsopmaak een evenwicht wordt gezocht tussen een derde besparingen, een derde belastingen en een derde eenmalige maatregelen. Maar zelden krijgen we een echte daling van de uitgaven, in de praktijk stijgen ze gewoon minder snel. Dat geldt trouwens voor de overheidsuitgaven in het algemeen. Die zijn de voorbije tien jaar altijd sneller gestegen dan de economische groei, behalve in 2015. Toen voerde de regering-Michel een indexsprong door, waardoor onder andere de ambtenarenlonen, de uitkeringen en de werkingsmiddelen van de overheid minder snel toenamen. Ook dat was dus geen echte besparing, al werd het wel zo voorgesteld.

Snoeien in de perequatie

Het is deze keer niet anders, ook met een van de moeilijkste dossiers in de begrotingsgesprekken: het snoeien in de perequatie van de ambtenarenpensioenen. Door de perequatie stijgen die niet alleen mee met de index, maar ook met de ambtenarenlonen. Snoeien in dat systeem moest 180 miljoen euro opbrengen, hadden de socialisten het voorstel van de liberalen niet afgeblokt. Maar ook dat was geen zuivere besparing geweest: de ambtenarenpensioenen zouden niet dalen maar niet meer zo snel stijgen. En ze nemen ook niet minder snel toe dan de economische groei. Overigens zou de maatregel op de totale pensioenuitgaven van 45 miljard euro maar een beperkt effect hebben.

Echte besparingen krijg je pas met structurele hervormingen. Zo hervormden de vorige regeringen de ambtenarenpensioenen onder meer door de berekening ervan te baseren op een andere periode. Bij de statutaire ambtenaren gebeurt dat nu op basis van het loon van de laatste tien in plaats van vijf jaar. Ook de loopbaanbreuken, waardoor ambtenaren vroeger dan na 45 jaar een volledige carrière konden claimen, zijn voor vele groepen afgebouwd. Dat zijn maatregelen die op de lange termijn echte besparingen opleveren.

Het is natuurlijk niet zo dat deze regering bij de begrotingsopmaak geen besparingen doorvoert, maar ze blijven beperkt. Zo moeten strengere regels voor tijdskrediet 50 miljoen euro opleveren. Dat is beter dan niets, maar met 500 miljoen euro is het tijdskrediet een van de kleinere uitgavenposten van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA). Ter vergelijking: de uitgaven voor werkloosheid bedragen 5 miljard euro per jaar en daar zijn besparingen taboe, zeker voor de Parti Socialiste.

Dat geldt overigens voor de hele sociale zekerheid. Het is een van de belangrijkste redenen waarom België zijn overheidsfinanciën zo moeilijk op orde krijgt. De sociale zekerheid zuigt al jaren almaar meer geld weg van de gewone begroting, waardoor er geen extra middelen meer zijn voor de kerntaken van de overheid, zoals justitie of de politie. De sociale bijdragen op de lonen dekken de sociale uitgaven al lang niet meer. Bovendien blijft de overdracht van algemene begrotingsmiddelen naar de sociale zekerheid alleen maar toenemen. De federale afdrachten aan de sociale zekerheid stijgen van 22,5 miljard euro in 2023 naar 26,8 miljard euro in 2027. Dat is een gemiddelde stijging van 4,5 procent per jaar. Daarin zitten onder andere de middelen voor de alternatieve financiering van de sociale zekerheid en de evenwichtsdotatie.

Belastingen uit de taxshift

Terwijl de regering-De Croo zeer weinig bespaart, behoren de overheidsuitgaven in België met 55 procent van het bruto binnenlands product (bbp) tot de hoogste van de Europese Unie. Dus moet de sanering van de overheidsfinanciën komen van extra inkomsten. Bij het ter perse gaan, dinsdagvoormiddag, lag een uitbreiding van de effectentaks op de onderhandelingstafel. Het afschaffen van het fiscale voordeel op de tweede woning zou toch behouden blijven, onder druk van de Franstalige liberalen. Er zou wel een aanpassing van de bankentaks komen (65 miljoen euro extra in 2023, 100 miljoen in 2024), de minimumbelasting op grote bedrijven zou vroeger dan voorzien worden ingevoerd, de accijnzen op tabak gaan omhoog (75 miljoen euro opbrengst in 2023, 200 miljoen in 2024). Andere inkomsten zijn de overwinsten die worden afgeroomd bij de energiebedrijven, maar dat geld mag van de Europese Commissie enkel gaan naar het stutten van de koopkracht van de gezinnen, die lijden onder de energiecrisis.

Het gaat deels om een klassiek pakket aan taksen, maar er worden ook een aantal belastingen uit de taxshiftplannen van minister van Financiën Vincent Van Peteghem (cd&v) gelicht. Hij hoopt deze legislatuur nog altijd een begin te maken met een brede fiscale hervorming, waarbij de lasten op arbeid dalen en, ter compensatie, de belastingen op vermogens(winsten) en consumptie stijgen. Alleen hebben politici de neiging met een deel van de opbrengst van die taksen putten te vullen. Dat lijkt ook nu te gebeuren.

De conclusie van deze moeilijke evenwichtsoefening luidt: België maakt budgettair pas op de plaats. Bij ongewijzigd beleid zien we in 2024 een federaal begrotingstekort van 20,2 miljard euro, of 3,4 procent van het bbp. Met de recentste voorstellen die premier De Croo tijdens de onderhandelingen op tafel legde, zou het deficit in 2024 nog 19 miljard euro bedragen, of nog altijd 3,2 procent van het bbp. Een minimale afname, dus.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content