Het ideale regeerakkoord voor ondernemers: ‘De overheid moet een groeivriendelijker beleid voeren’
In de verkiezingscampagne ging het zelden over ondernemers en bedrijfsleiders, behalve om ze te viseren met een nieuwe belasting zoals een vermogenstaks. Ondernemers ventileerden in een open brief hun ongenoegen daarover en wezen erop dat bedrijven de motoren van onze welvaart zijn. Die welvaart kan alleen worden gegarandeerd door een ondernemingsvriendelijk regeerakkoord dat de fiscaliteit, de loonindexering en het subsidiesysteem hervormt.
België scoort al belabberd in de ranking van landen met het grootste begrotingstekort en de hoogste belastingdruk. Daar kwam net voor de verkiezingen nog een pijnlijk cijfer bij: in de Europese ranking van de waar-voor-je-geldindex is België gezakt naar de 20ste plaats op 24 landen. In 2011 stonden we nog op de 17de stek. Die index, die wordt berekend door Bart Van Craeynest, de hoofdeconoom van Voka, zet de overheidsuitgaven af tegenover de kwaliteit van de overheid. De werkgeversorganisatie baseert zich daarvoor op een zestigtal indicatoren zoals de werkgelegenheidsgraad, de overheidsinvesteringen, de armoederisico’s en het onderwijsniveau. De recentste ranking wees uit dat de meeste landen dezelfde of een hogere kwaliteit van overheidsdiensten bieden tegen lagere of gelijke overheidsuitgaven. Wat de uitgaven betreft, staat België op een weinig benijdenswaardige tweede plaats, terwijl het in 2011 nog derde was. Op het gebied van de overheidskwaliteit is België teruggevallen tot de 18de plaats. In 2011 was dat nog de 13de plaats.
“De Belgische gezinnen en bedrijven krijgen te weinig waar voor hun belastingen. Ze betalen topprijzen voor matige kwaliteit en daar is de jongste jaren geen verbetering in gekomen. De overheid moet dus efficiënter werken en een groeivriendelijker beleid voeren”, aldus Van Craeynest.
Wat de kwaliteit van het economische overheidsbeleid betreft, is België weggezakt naar bijna de laatste plaats. Van Craeynest: “De component ‘economie’ gaat vooral over het brede macrokader. Daar zie je een duidelijke verslechtering van de lopende rekening en de exportresultaten, wat erop wijst dat de concurrentiepositie van de bedrijven onder druk staat.”
Daarmee zitten we meteen bij een eerste pijler die een toekomstig ondernemingsvriendelijk regeerakkoord moet stutten: een beleid dat de concurrentiekracht versterkt.
Naar een andere index
Door de automatische loonindexering stijgen de brutolonen in België sneller dan in de buurlanden. De hoge inflatie van de voorbije twee jaar bracht een aanzienlijke loonkostenstijging op gang. Het gevolg is dat de loonkostenhandicap tegenover onze buurlanden dit jaar 1,8 procent bedraagt. In 2019 was er nog een negatieve loonkostenhandicap van -0,6 procent. Ondanks de inhaalbeweging die andere landen met loonakkoorden hebben gemaakt, waaronder Duitsland, heeft België nog altijd een concurrentienadeel, volgens de Nationale Bank. De trend van de periode 2008-2018, toen de loonkostenhandicap stelselmatig daalde, is gekeerd. In februari waarschuwde Unizo-topman Danny Van Assche “dat België met het huidige systeem van loonindexering niet zal worden ingehaald door de buurlanden. We bouwen een permanente loonkostenhandicap op, die wellicht nog verder zal stijgen, deze keer met een handelsbalans die al negatief is. Dat heeft natuurlijk ook repercussies voor de loonnorm 2025-2026, ofwel de marge voor loonopslag boven op de indexering.”
Daarom pleit de kmo- en zelfstandigenorganisatie voor een hervorming van het loonvormingssysteem, met de afschaffing van de automatische loonindexering en de loonnorm, die bepaalt dat de loonkosten in België niet sneller mogen stijgen dan in de buurlanden. Unizo pleit ook voor vrije onderhandelingen over de lonen. Maar in ons land is dat vooralsnog politieke fictie. Een realistischer alternatief is dat de volgende federale regering de gezondheidsindex, die gebruikt wordt voor de indexering van de lonen, hervormt.
‘We bouwen een permanente loonkostenhandicap op, die wellicht nog verder zal stijgen, deze keer met een handelsbalans die al negatief is’
Danny Van Assche, Unizo
De gezondheidsindex is afgeleid van de consumptieprijsindex, waaruit een aantal producten zoals alcoholische dranken, tabakswaren en motorbrandstoffen gehaald zijn. Unizo pleit voor een “duurzaamheidsindex”, waarin de prijzen van fossiele brandstoffen geen rol meer spelen en rekening wordt gehouden met de reële elektriciteitsfacturen, en niet enkel met de nieuwe contracten, zoals vandaag het geval is. Daardoor zou de automatische loonindexering minder onderhevig zijn aan bepaalde prijsschokken.
Bedrijven die aantonen dat de indexatie te zwaar weegt op hun kosten, zouden tijdelijk een opt-out krijgen en die niet hoeven toepassen. “Om te vermijden dat ze het bedrijf schade toebrengen door een onhaalbare loonkostenstijging”, aldus Van Assche.
Focus op consumptiebelasting
Concurrentiekracht staat niet los van de fiscaliteit. Het is een evergreen: de lasten op arbeid behoren in België tot de hoogste van Europa. In de bevolkingscategorie van de alleenstaanden zijn we zelfs kampioen. Het gros van de politieke partijen pleit er in hun verkiezingsprogramma’s voor om arbeid minder zwaar te belasten. Maar dat moet dan wel worden gecompenseerd door nieuwe belastingen, zoals een vermogensbelasting, minder kortingen in de vennootschapsbelasting of de invoering van een meerwaardebelasting op aandelen.
In veel partijprogramma’s komt de overheid bij de bedrijven aankloppen. Het verklaart de recente open brief van 600 ondernemers, waarin die een vermogenstaks verwerpen. “Zo’n belasting vernietigt investeringen, jobs en welvaart”, waarschuwen ze, want bedrijven zitten niet op een berg cash. Hun vermogen zijn hun machines, hun investeringskapitaal en hun onderzoek en ontwikkeling.
Het is mogelijk een bedrijfsvriendelijke fiscale hervorming door te voeren zonder zich blind te staren op vermogenstaksen. Die hervorming passeert via de consumptiebelasting of een hervorming van het btw-stelsel, als compensatie voor lagere lasten op arbeid. In de campagnevoorstellen die de partijen hebben laten berekenen door het Planbureau, komt de consumptiebelasting echter nauwelijks voor.
Dat verbaast econoom Ivan Van de Cloot van de denktank Stichting Merito niet. “Dit is een voorbeeld van don’t tax me, but tax the man behind the tree. Partijen geven hun kiezers de boodschap: we weten welke belasting jullie betalen en die gaan we reduceren. Veel partijen lopen momenteel in budgettair en economisch drijfzand. Ze beloven voor miljarden belastingverlagingen, zoals het verhogen van de belastingvrije som. De budgettaire noodtoestand dringt niet door bij de politiek en wellicht ook niet bij de kiezer. Het is aan anderen, zoals economen, om de mensen wakker te schudden. Wat de indirecte belastingen betreft, heeft Open Vld het hoogst denkbare voorgesteld: namelijk dat het btw-tarief wordt gelijkgesteld tussen een maaltijd die je afhaalt in het restaurant en dat voor wie ter plaatse consumeert.”
‘Een debat ontbreekt over de niet onderbouwde lage tarieven in de btw. Je hebt daar een mijn aan grondstoffen die kunnen bijdragen tot een zinvolle fiscale hervorming’
Ivan Van de Cloot, Stichting Merito
Schadelijke fiscaliteit
Nochtans is de btw in België zowat de enige belasting die lager ligt dan het EU-gemiddelde: 6,9 versus 7,4 procent van het bruto binnenlands product. Het basistarief van 21 procent is hoger dan in de buurlanden, maar er zijn tal van uitzonderingen. Veel voedingsproducten vallen onder het tarief van 6 procent, net als alles wat met cultuur te maken heeft. Bij een restaurantbezoek wordt 12 procent btw betaald. Een gevolg van die uitzonderingen is dat de btw-inkomsten meer dan de helft lager zijn dan wanneer voor alles het standaardtarief van 21 procent zou gelden. De btw-inkomsten zouden dan 40 miljard euro hoger uitkomen. Bovendien ligt de geïnde btw ook lager door fraude, faillissementen en administratieve fouten. Volgens de Europese Commissie loopt de Belgische schatkist daardoor 4,7 miljard euro mis.
“Een debat ontbreekt over de niet onderbouwde lage tarieven in de btw”, stelt Van de Cloot vast. “Je hebt daar nochtans een mijn aan grondstoffen die kunnen bijdragen tot een zinvolle fiscale hervorming. Een structurele ingreep dus, maar daartoe is ons politieke systeem niet in staat, zeker niet in verkiezingstijden. Daar komt nog bij dat je mensen zaken zal moeten uitleggen die ze niet even gemakkelijk volgen door een gebrek aan economische geletterdheid. Ga je die btw-herschikking meenemen in de loonindexering of niet? De discussie of belastingen als de btw regressief moeten zijn of niet, is even hopeloos.”
Volgens Van de Cloot was er drie jaar geleden een beter momentum om te praten over welke fiscaliteit economisch minder schadelijk is. “Streven naar economische groei is in het algemeen belang. Maar altijd is er de valkuil dat je het eigen kiespubliek snoepjes probeert toe te schuiven. En daar is men deze keer opnieuw in getrapt. Na de coronacrisis had de politiek kunnen zeggen: het is tijd om de economie te versterken, zodat we toekomstige schokken kunnen opvangen. Had men toen verkiezingen uitgeschreven, dan zouden die zijn gegaan over economische groei en welke fiscaliteit daarvoor wenselijk is. Maar na de energiecrisis lag de focus opnieuw op herverdeling, steunmaatregelen en subsidies.”
Subsidies uitzuiveren
In 2022 kende de Vlaamse regering 17,8 miljard euro subsidies toe aan verenigingen, bedrijven en lokale overheden. Dat jaar lanceerde de Vlaamse overheid ook een subsidieregister, een databank die de subsidiestromen in Vlaanderen in kaart brengt, om dubbele subsidiëring te vermijden en voor meer transparantie te zorgen.
Eric Dor, een econoom van de IESEG School of Management, berekende dat de subsidies aan bedrijven in België tot de hoogste van de Europese Unie behoren. Het gaat om een kleine 16 miljard projectsubsidies, of 7,35 procent van de netto toegevoegde waarde van de bedrijven. Daarmee staan we tweede in de Europese Unie. De investeringssubsidies zijn goed voor 3,123 miljard euro, of 1,46 procent van de netto toegevoegde waarde, wat dicht bij het Europees gemiddelde ligt. Wel zijn sommige subsidies sterk geconcentreerd. Een voorbeeld: de 1 miljard euro Vlaamse innovatiesteun gaat naar tien – vooral grote – bedrijven zoals ArcelorMittal, Electrabel en Atlas Copco.
‘Je hoeft op een project maar de termen ‘waterstof’ of ‘C02’ of ‘klimaat’ te plakken en de miljoenen rollen naar je toe’
Ivan Van de Cloot, Stichting Merito
“Op dat gebied is het beleid doorgeschoten”, zegt Bart Van Craeynest. “Ik heb het over de omvang van de subsidies, de regels die daaraan vasthangen en de controle daarop. Terwijl dat meestal beter rechtstreeks via de fiscaliteit geregeld zou kunnen worden. Mij lijkt dat het beleid op alle gebieden doorgelicht moet worden, met de focus op efficiëntie en kwaliteit. Er is heel veel ruimte om beter te doen, om meer kwaliteit te leveren met minder uitgaven. Wat uiteindelijk de economische groei zal aanzwengelen.”
“Je moet die subsidies evalueren en het systeem uitzuiveren. Maar dat bekt niet goed”, stelt Ivan Van de Cloot vast. “Sinds jaar en dag maak ik een kritische doorlichting van de subsidies voor onderzoek en ontwikkeling. We houden in Vlaanderen een State of the Union om te zeggen dat we geen besparings- maar investeringenregering zijn, want ‘zie eens hoeveel wij uitgeven aan onderzoek en ontwikkeling’. Het wordt tijd om precies te berekenen wat de output van die subsidies is, niet de omvang ervan. Rendeert het voor de maatschappij?”
“Dat gebeurt te weinig,”, stelt Van de Cloot vast, “want iedereen zit onder de lekkende kraan. Men is boos als je zegt dat we die wat selectiever moeten opendraaien. Het geld moet terecht komen waar het een verschil maakt. Een voorbeeld: je hoeft op een project maar de termen ‘waterstof’ of ‘C02’ of ‘klimaat’ te plakken en de miljoenen rollen naar je toe. Akkoord, iets als het Vlaams Instituut voor Biotechnologie is een best practice. Maar er zijn er veel andere instellingen, agentschappen en steunpunten waarvan de meerwaarde niet duidelijk is. Herschik je beleid dan.”
Lees ook:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier