Europese chemiebedrijven kreunen onder hoge energieprijzen: ‘Voor aardgas betalen ze vijf keer meer dan hun Amerikaanse concurrenten’

Hans Casier © ID
Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur Trends

Vorige week luidden zo’n zeventig bedrijfsleiders de alarmklok over de toekomst van de energie-intensieve industrie in Europa. Vooral de lijdensweg van de Europese chemiebedrijven is nog niet voorbij. Voor aardgas betalen ze vijf keer meer dan hun Amerikaanse concurrenten, aldus Hans Casier, voorzitter van de chemiefederatie essenscia.

De Green Deal moet Europa een groene toekomst bezorgen. Maar als Europa ook een industriële toekomst wil, dan is er een Industrial Deal nodig. Dat was vorige week de boodschap van zowat zeventig grote industriëlen op een bijeenkomst in Antwerpen. De Europese Commissievoorzitter Ursula von der Leyen en de Belgische premier Alexander De Croo kregen er een tienpuntenplan voorgeschoteld voor een Europese industrie die kan optornen tegen de Amerikaanse en Chinese concurrentie. Een greep uit de voorstellen: de Europese regelgeving moet eenvoudiger, de investeringen in hernieuwbare en nucleaire energie moeten fors hoger, en een Clean Tech Deployment Fund moet bedrijven steunen die willen overschakelen op groene technologie.

De industrietop vond niet toevallig plaats op de site van het chemiebedrijf BASF Antwerpen. De Europese chemie voert een overlevingsstrijd. In de basischemie bijvoorbeeld haalt de capaciteitsbenutting gemiddeld slechts 65 à 70 procent, hier en daar zelfs minder dan 50 procent, waarschuwt Hans Casier, de voorzitter van essenscia, de Belgische sectorvereniging van de chemische industrie en lifesciences. In meerdere Europese landen zijn chemische productievestigingen definitief gesloten, ook in België, zoals de rubberproducent Arlanxeo in Zwijndrecht.

Lees verder onder de quote (video)

Vooral de prijs van aardgas – een belangrijke energiebron en grondstof voor de chemische industrie – blijft een kopzorg. Ondanks de recente prijsdaling betalen Europese chemiebedrijven nog altijd veel meer voor aardgas dan hun Amerikaanse concurrenten. “In Europa bedraagt de aardgasprijs vandaag het dubbele van wat hij was voor de coronacrisis, en het vijfvoudige van de huidige prijs in de Verenigde Staten”, aldus Casier. “De Europese prijs zal structureel hoger blijven, omdat we ervoor gekozen hebben om ons eigen aardgas niet zelf te ontginnen, maar grotendeels in te voeren vanuit de VS en het Midden-Oosten. Dat brengt allerlei extra kosten mee, zoals transportkosten. Bovendien moet het aardgas omgezet worden in vloeibaar lng, en na de verscheping opnieuw in gas. Ook de lng-terminals in de havens kosten geld. En dan hebben we vandaag nog geluk: de marktprijs voor aardgas is relatief laag. De industriële vraag is verzwakt door de slabakkende economie in Europa en Azië. Van zodra het economische herstel intreedt, zal de gasprijs opnieuw klimmen.”

Puur technisch kan de chemische industrie volledig overschakelen op duurzame energie, maar dat is niet voor morgen. “De vraag is of er voldoende koolstofarme energie beschikbaar is en tegen welke prijs”, zegt Casier. “Je moet de CO2-reductie zien als een stappenplan.” Als voorbeeld verwijst Casier naar het nieuwe zonnepanelenpark van de Britse chemiemultinational Ineos in het Waalse Jemeppe-sur-Sambre. Het park van 90.000 panelen heeft een capaciteit van 60 megawatt (MW) en zal vanaf juli dienen voor de productie van pvc. Daarnaast heeft Ineos voor 250 MW contractueel vastgelegd afkomstig van de windturbineparken op de Noordzee, voor gebruik in de volgende tien jaar.

Concurrentieverstoring

Zowel Europa als de VS moedigen de verduurzaming van de industrie aan, maar de aanpak verschilt. “Terwijl het voor Europa groener dan groen moet zijn, blijft de Amerikaanse overheid technisch neutraal: hoe je de CO2-reductie realiseert, maakt niet uit. Zolang het er maar van komt”, zegt Casier. “Het resultaat is een ware investeringsgolf. In de VS schieten de zonnepanelenparken en de windfarms als paddenstoelen uit de grond, inclusief systemen voor koolstofcaptatie en -stockage.”

Het Amerikaanse stimuleringsbeleid werkt met fiscale voordelen, wat volgens Casier veel effectiever is dan het Europese systeem van emissiehandel, waarbij bedrijven moeten betalen voor het recht om CO2 uit te stoten. Dat systeem dreigt de CO2-uitstoot te verplaatsen naar niet-Europese landen. “Chemische grondstoffen zijn de hoeksteen van de economie, ze zitten verwerkt in oneindig veel producten”, zegt Casier. “Als we zelf geen chemische grondstoffen meer maken, zullen we ze moeten invoeren, vaak vanuit landen die het minder nauw nemen met CO2-uitstoot. Bovendien gaat die invoer gepaard met transport, wat nog meer CO2-uitstoot met zich brengt.”

Als voorbeeld geeft Casier de chemische stof fenol. “Een Europees chemiebedrijf betaalt vandaag een CO2-uitstootrecht van ongeveer 60 euro per ton geproduceerde fenol. Dat lijkt weinig, want de marktprijs van fenol schommelt tussen 1.000 en 1.200 euro per ton. Maar 60 euro is wel een substantieel deel van de winstmarge. Fenol is immers een bulkproduct met een kleine winstmarge. Een prijsstijging van het CO2-uitstootrecht dreigt al gauw de volledige marge op te eten. De gestegen kosten doorrekenen aan de klant is zeer moeilijk, gezien de concurrentie.”

In de VS en Azië betalen chemiebedrijven geen CO2-uitstootrechten, wat hun producten een concurrentievoordeel oplevert op de Europese markt. Om dat voordeel te neutraliseren, wil de Europese Unie het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) invoeren, een invoerheffing op CO2-intensieve producten. Maar het CBAM geldt niet voor afgewerkte producten. Veel CO2-intensieve producten zullen daarom ontsnappen aan de invoerheffing, volgens Casier. “Op ingevoerde staalplaten uit China zal je een heffing moeten betalen, maar niet op de invoer van Chinese auto’s waarin die staalplaten verwerkt zitten”, zegt Casier. “Een analoog verhaal voor ammoniak. Daarop zal een invoerheffing gelden, maar niet op Chinese fietsen van carbon waarin dat ammoniak verwerkt zit. De concurrentieverstoring zal voor een groot deel blijven bestaan.”

Ethaankraker

In het dagelijkse leven is Casier werkzaam in het topmanagement van Ineos, bekend van de nieuwe en omstreden ethaankraker in de Antwerpse haven. De Nederlandse provincies Noord-Brabant en Zeeland hadden, naast een reeks milieuverengingen, beroep aangetekend tegen de kraker, maar na een nieuwe vergunning konden de werken begin januari hervat worden. Vorige week hebben dezelfde partijen echter opnieuw beroep aangetekend, maar dat zal geen invloed hebben op de werken. “We hebben een geldige vergunning”, zegt Casier. “We blijven bouwen.”

Bij het kraken van ethaan komt waterstof vrij. Ineos zal de vrijgekomen waterstof hergebruiken als energiebron voor de kraker. De gerecycleerde waterstof zal 60 procent van de energiebehoefte van de kraker invullen. De overige 40 procent komt van aardgas. De kraker kan echter voor 100 procent op waterstof draaien. “Dan moet er wel voldoende waterstof beschikbaar zijn, en het liefst koolstofarme waterstof”, zegt Casier. “Maar zover staat Vlaanderen vandaag nog niet.” Dankzij het hergebruik van de vrijgekomen waterstof zal de CO2-uitstoot van de kraker al van bij de opstart meer dan de helft lager zijn dan de 10 procent beste installaties in Europa, volgens Casier. Het nieuwe beroep tegen de Ineos-kraker draait om de stikstofuitstoot. “Die is zodanig klein dat ze amper een significante impact kàn hebben”, zegt Casier. “De stikstofuitstoot van de kraker zal bovendien minstens zeven keer lager zijn dan deze van de bestaande krakers, omdat we geïnvesteerd hebben in de beste technieken voor de reductie van stikstofoxiden. Het is alsof je een gloednieuwe, hoogtechnologische auto neerzet naast exemplaren van dertig tot vijftig jaar oud. Want dat is de leeftijd van de chemische installaties in Europa.”

Nikkel uit Indonesië of toch (nog) uit Finland?

Nikkel wordt gebruikt in windmolens en in batterijen van elektrische auto’s, en komt dus goed van pas bij de transitie naar duurzame energie. De helft van het nikkel komt echter uit Indonesië, dat daarmee een sterke marktpositie heeft. “Op de bijeenkomst in Antwerpen was er een vertegenwoordiger van een nikkelmijn in Finland”, vertelt Hans Casier. “Om de nikkelmijn in de volgende decennia open te houden was een investering van 2 miljard euro nodig, aldus de vertegenwoordiger. De vraag was of het sop de kolen waard was. Het openhouden van de mijn zou immers ook 2 miljard euro aan Europese CO2-uitstootrechten kosten. Het goedkopere alternatief was om de grondstof in te voeren uit Indonesië. Maar daar stoot de nikkelontginning zes keer meer CO2 uit dan in Finland. Het voorbeeld illustreert mooi het dilemma waar het EU-duurzaamheidsbeleid voor staat.”

Trends Talk met Hans Casier kunt u vanaf zaterdagmorgen 11 uur bekijken op Kanaal Z of via de video hieronder

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content