Groot-Brittannië: het nieuwe Europese banenwonder
De Britse premier David Cameron kan op 7 mei naar de kiezer stappen met een mooie economische trofee: een historisch lage werkloosheid.
De Britse economie doet het goed en dat vertaalt zich ook in een arbeidsmarkt in topconditie. 30,7 miljoen Britten hebben een baan. De werkzaamheidsgraad bedraagt 72 procent. Dat is het hoogste cijfer sinds het begin van de metingen in 1971. Van de OESO-landen hebben enkel Canada, Duitsland en Japan een hogere werkzaamheidsgraad: 74 procent.
De Britse werkloosheid was het laatste trimester van 2014 gedaald tot 5,7 procent of zo’n 2,12 miljoen mensen, het laagste cijfer sinds 2008. Momenteel ligt de werkloosheidsgraad op 5,6 procent en ze zou volgens voorspellingen verder dalen tot 5,3 procent . Anderhalf jaar geleden was dat nog 7,8 procent. Een contrast met de eurozone, waar de werkloosheid gemiddeld 10 procent bedraagt.
Zwaar geleden
Het fraaie economische rapport is des te opvallender omdat het land zwaar heeft geleden onder de financiële crisis van 2008, een gevolg van het belang van de Londense City voor de economie. De Britse economie kromp op haar dieptepunt met 7 procent. De werkloosheid steeg van 5 naar 8 procent. De redding van de financiële sector heeft 70 miljard euro gekost. Hoe komt het dat we zeven jaar na de crisis kunnen spreken van een Brits jobwonder? Het is gevolg van een combinatie van maatregelen, al geven economen niet aan alle beleidsingrepen hetzelfde gewicht.
Om te beginnen is er het monetaire beleid van de Bank of England. De rente wordt _ net als in de VS en de eurozone _ al jaren laag gehouden. De centrale bank kocht de voorbije jaren ook voor 375 miljard pond overheidspapier op. Het Britse pond verloor tussen 2007 en 2009 een kwart van zijn waarde. Export werd daardoor aanzienlijk goedkoper, wat de concurrentiekracht van de ondernemingen heeft versterkt en de jobcreatie ondersteunde.
Boomende huizenmarkt en flexibele arbeidsmarkt
De lage rente was ook goed nieuws voor de vastgoedmarkt, die de Britse economie een boost heeft gegeven. De prijzen van de woningen zijn het voorbije jaar met gemiddeld 10 procent gestegen. Dat heeft een effect op het consumptiegedrag van de Britten die het geld laten rollen.
De regering-Cameron van conservatieven en liberalen bespaarde verder sterk in het overheidsapparaat. In drie jaar tijd werd het Britse ambtenarenapparaat met 500.000 verminderd. Wel kwamen er sinds 2010 1,8 miljoen jobs in de privésector bij. Het gevolg van een verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt. In Groot-Brittannië is het gemakkelijker geworden om personeel in economisch moeilijke periodes te ontslaan. Bedrijven beslissen dan ook sneller om iemand aan te nemen. Voorts kiezen meer en meer Britten voor deeltijdse arbeid of voor twee banen. Bovendien neemt vooral het aantal zelfstandigen toe. Momenteel telt Groot-Brittannië 4,55 miljoen zelfstandigen. Twee derde van de jobgroei situeert zich in die groep.
Ook houden de Britse bedrijven al een tijd een loonmatiging aan. De voorbije jaren stegen de lonen in Groot-Brittannië met gemiddeld 1,6 procent. Doordat de inflatie 1,5 procent hoger lag (door het soepele monetaire beleid), daalden de lonen in reële termen cumulatief met 7,8 procent over de afgelopen jaren. Dat leidde tot minder ontslagen, maar tegelijk daalde de koopkracht van de burger. Economen beschouwen dit als een tijdelijk fenomeen. De krapte op de arbeidsmarkt zal voor een opwaartse loondruk zorgen, is te horen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier