Gevecht om nieuwe wet loonnorm

Alain Mouton

Om de concurrentiekracht van de ondernemingen te versterken, wil de federale regering de wet op de loonnorm van 1996 herzien. Hoe dat moet gebeuren, daarover zijn de meningen verdeeld.

Het is een van de opdrachten die de regering-Di Rupo zichzelf onder druk van de werkgevers heeft opgelegd: de competitiviteit van de Belgische ondernemingen versterken. Een aanpassing van de wet op het concurrentievermogen uit 1996 is daar een onderdeel van. Die wet moest ervoor zorgen dat de Belgische loonkosten gelijke tred houden met die in onze buurlanden (Duitsland, Frankrijk, Nederland). Maar de wet kan moeilijk een succes worden genoemd. Sinds 1996 is de Belgische loonkostenhandicap opgelopen tot 5,2 procent. Daarvoor zijn er grosso modo twee oorzaken. Bij het vastleggen van een loonnorm (het percentage dat de lonen in België elke twee jaar mogen stijgen) heeft de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) de loonevoluties in de buurlanden steevast overschat. Vooral de aanhoudende Duitse loonmatiging werd te weinig ingecalculeerd. Ten tweede werden overschrijdingen van de loonnorm achteraf amper of niet gecorrigeerd door de regering, ook al schrijft de wet dat voor.

Moet de hele wet dan naar de prullenmand? Neen, zeggen de werkgevers, want zonder die wet was de loonkostenhandicap wellicht nog groter. Zij pleiten voor een striktere toepassing van de wet. Een vraag die gehoor kreeg bij de liberale partners in de regering.

Tussentijdse controle

Net voor het zomerreces werd gesleuteld aan een nieuwe wet. De voorlopige versies die circuleren, houden wel degelijk een verstrenging in. Zolang de handicap met de referentielanden niet is weggewerkt, moet ze bij elke interprofessionele onderhandelingsronde worden afgebouwd, tot de nul procent is bereikt. De regering-Di Rupo hoopt in de periode 2013-2014 al 1,6 procent van de loonkostenhandicap weg te werken. Dat moet komen van de eind vorig jaar opgelegde reële loonstop, een aantal lastenverlagingen voor bedrijven en een bijsturing van de berekening van de index.

Tegen 2018 moet de handicap volledig verdwenen zijn. Om dat doel te bereiken, moet er bij het vastleggen van de loonnorm niet alleen naar de toekomstige en verwachte loonevolutie worden gekeken, maar ook naar ontsporingen in de voorbije twee jaar. Als eind 2014 bijvoorbeeld zou blijken dat de loonkostenhandicap verder is opgelopen, dan moet de ontsporing meegeteld worden in het vastleggen van een nieuwe loonnorm. Voorts komen er tussentijdse correctiemechanismen. Als volgend jaar een loonnorm voor 2015-2016 wordt vastgelegd, dan moet al eind 2015 worden gekeken of die gerespecteerd wordt. Anders is een bijsturing nodig.

De nieuwe wet zou ook expliciet bepalen dat de sociale partners via het interprofessioneel overleg een collectieve arbeidsovereenkomst in de Nationale Arbeidsraad kunnen afsluiten, die bindend is. Sinds 1996 werden meestal indicatieve loonnormen afgesloten, waarbij de vakbonden vonden dat ze royaal boven de afgesproken loonsverhogingen mochten gaan. Indien die correctiemechanismen en de bindende loonnorm inderdaad in een wet worden vastgelegd en afgedwongen, is er wel degelijk sprake van een striktere regeling. Maar er zitten economische en politieke addertjes in het gras.

Automatische indexering blijft

Net als onder de oude wet blijft het automatische-indexeringsmechanisme onaangetast. Terwijl verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat de index vaak de oorzaak is geweest van de onverwachte Belgische loonontsporingen. Een fundamentele herziening van het Belgische indexeringsmechanisme is niet aan de orde. Er is enkel sprake van een hervorming van de indexberekening tegen het einde van dit jaar.

Ondertussen is ook duidelijk geworden dat een nieuwe wet op de loonnorm ook en vooral om politieke redenen een moeilijke bevalling dreigt te worden. Voor de PS is het concurrentieprobleem eigenlijk geen prioriteit. De gesprekken over een nieuwe loonnormwet werden net voor het zomerreces verstoord door de publicatie van het expertenrapport dat de echte Belgische loonkosten berekende. De socialisten kwamen met het lijvige rapport op de proppen, terwijl het eigenlijk de bedoeling was dat het pas begin september klaar zou zijn en openbaar worden gemaakt. Het rapport was munitie in de handen van PS-vicepremier Laurette Onkelinx: als we de meer dan 10 miljard euro aan loonsubsidies in rekening nemen, bedraagt de Belgische loonkostenhandicap amper 0,5 procent, stelde ze. De werkgevers en de liberalen beriepen zich dan weer op dezelfde studie om aan te tonen dat het loonkostenverschil met de buurlanden toch nog 16 procent bedraagt. Niet alle loonsubsidies kunnen zomaar worden meegeteld, was daar te horen. Werkgevers zijn er ook als de dood voor dat parafiscale lastenverlagingen en loonsubsidies worden meegenomen in het mechanisme van de nieuwe loonnormwet. Dat is in hun ogen dweilen met de kraan open.

De 10 miljard euro aan lastenverlagingen en loonsubsidies die sinds 1996 zijn ingevoerd, hebben de loonkosten immers amper doen dalen. Ze zijn voor 80 procent naar loonsverhogingen gegaan (5,2 % ontsporing = bijna 8 miljard euro). Toekomstige lastenverlagingen mogen niet gecompenseerd worden door nieuwe brutoloonsverhogingen, zeggen de werkgevers. Meer nog, de handicap van voor 1996 — die zo’n 11 procent bedraagt — moet de komende jaren ook worden weggewerkt. Het liefst via lastenverlagingen of in elk geval via een verschuiving van belastingen. Maar dat is werk voor een volgende regering.

Compenseren in de RSZ

Voor de PS blijft een stringente wet op de loonnorm moeilijk om slikken. Vandaar dat de Waalse socialisten er een voor hen cruciaal dossier aan koppelen: de evenwichtsdotatie in de sociale zekerheid. De Belgische sociale zekerheid is al jaren deficitair. De sociale bijdragen volstaan niet om de uitgaven te dekken. Vandaar dat er de voorbije jaren allerlei andere toelagen uit de algemene middelen naar de kassen van de sociale zekerheid worden doorgesluisd. Er is de alternatieve financiering van de sociale zekerheid (11,6 miljard euro in 2013), naast allerlei bijzondere bijdragen en rijkstoelagen. En er is sinds 2010 de zogenaamde evenwichtsdotatie. Dat is geld uit de algemene begroting dat via een vestzak-broekzakoperatie bij de RSZ terechtkomt. Voor Laurette Onkelinx en co heeft dit een grote symboolwaarde, want de PS wil aan de buitenwereld tonen dat de sociale zekerheid gezond is. Vandaag gaat het om 5,4 miljard euro, voor 2014 is in 6,1 miljard voorzien. Normaal valt dit bedrag in 2015 weg, wat betekent dat de volgende regering ofwel drastisch moet besparen in de sociale zekerheid, ofwel de evenwichtsdotatie moet verlengen. De PS wil die verlening tot 2018 al doorvoeren en koppelen aan de nieuwe loonwet. De redenering is dat door een nieuwe wet op de loonmatiging de brutolonen minder snel zullen stijgen en er dus ook minder bijdragen naar de RSZ vloeien. Dat moet gecompenseerd worden.

Een andere twistappel tussen de PS en de sp.a enerzijds en vooral Open Vld is de vraag of overheidsbedrijven als Belgacom, NMBS of bpost onder de loonnormwet vallen. De socialisten, gesteund door de vakbonden, vinden van niet. De liberalen vinden van wel. Over de nieuwe wet op het concurrentievermogen zal in de Wetstraat de komende weken nog een aardig robbertje worden uitgevochten.

ALAIN MOUTON

Tegen 2018 moet de handicap volledig verdwenen zijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content