Geen reële loonstijgingen tot 2028?

ABVV-voorzitter Miranda Ulens. © belga
Alain Mouton

Het ABVV blaast het loonoverleg op nog voor het begint. De socialistische vakbond verzet zich tegen de 0 procent loonmarge boven op de indexeringen. Dat zal het nog vaak moeten doen, want door de oplopende Belgische loonkostenhandicap is er wellicht tot 2028 geen ruimte voor een reële loonopslag. Tenzij misschien via de truc van de consumptiecheque.

De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) heeft haar technisch verslag nog niet officieel gepubliceerd, maar vakbonden en werkgeversorganisaties konden het al inkijken. In dat verslag wordt een analyse gemaakt van de loonkostenevolutie en wordt een eventuele loonmarge voor de interprofessionele onderhandelingen voorgesteld. De verwachting was allang dat er boven op de automatische loonindexering geen ruimte zou zijn voor reële loonstijgingen. De oplopende inflatie doet de bruto-uurlonen in 2022-2024 met 21 procent stijgen. Dat is veel sneller dan in de buurlanden, wat onze bedrijven met een belangrijke loonhandicap opzadelt.

Het verslag zou inderdaad pleiten voor 0 procent loonmarge boven op de index voor 2023-2024. Dat is onaanvaardbaar voor de socialistische vakbond ABVV, die via een verontwaardigd persbericht daarover gisteren het loonoverleg de facto opblies. Volgens het ABVV is er wel ruimte voor reële loonstijgingen. Volgens recente cijfers van de Nationale Bank is de brutowinstmarge van de Belgische bedrijven gestegen van 44,8 procent in het eerste kwartaal naar 45,2 procent in het tweede kwartaal van 2022. Bedrijven kunnen tegen een stootje, is de redenering. Maar in werkgeverskringen is te horen dat de marges zullen dalen. Het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) wijst er bovendien op dat de indexering van de lonen er in veel sectoren pas in januari 2023 komt. De verwachte brutoloonstijging van 10 procent zal de bedrijven miljarden euro’s kosten.

Strenge loonwet blijft overeind

Het technisch verslag van de CRB ziet de Belgische loonkostenhandicap ten opzichte van de buurlanden oplopen tot 6 procent. Ook in Frankrijk, Nederland en Duitsland worden de brutolonen aangepast aan de stijgende levensduurte, zij het met vertraging en niet in dezelfde mate als in België.

De loonkostenhandicap moet volgens de wet op het concurrentievermogen worden afgebouwd. Dat was al zo volgens de eerste wet van 1996, maar die werd zelden stringent toegepast. De nieuwe wet van 2017, allang een doorn in het oog van syndicaten en de linkerflank van Vivaldi, is dat wel. Dat betekent dat 0 procent reële loonmarge niet eenmalig is. Bij de vakbonden bestaat de vrees dat er ook voor de loonakkoorden 2025-2026 en zelfs 2027-2028 niets meer te onderhandelen valt boven op de index. Vandaar dat de vakbonden druk willen zetten met een nationale stakingsdag op 9 november.

Regering moet knoop ontwarren

Of dat veel zal veranderen, is nog de vraag. In de Vivaldi-regering lijkt een consensus gegroeid dat men niet aan de loonnormwet raakt en dat de automatische loonindexering overeind blijft. Geen netto-indexering, geen indexsprong. De korting op de indexering van de sociale bijdragen die de regering bij het begrotingsconclaaf besliste, was het maximaal haalbare.

Toch komt het loondossier de komende weken en maanden op de regeringstafel. Als de sociale partners geen sociaal akkoord kunnen sluiten – en zo ziet het ernaar uit – moet de federale regering de knoop ontwarren. Dat zal voor gekibbel zorgen. De kans bestaat dat er uiteindelijk een typisch Belgisch compromis uit de bus komt. Bij het vorige loonakkoord 2021-2022 werd een beperkte reële loonstijging van 0,4 procent afgesproken. Te weinig voor de vakbonden en de socialistische partijen in Vivaldi. De regering toverde dan maar de zogenoemde coronacheque uit de hoed. Bedrijven die goed presteren, konden hun werknemers een eenmalige nettopremie tot 500 euro toekennen. Het zou niet verbazen dat de regering-De Croo straks met een vergelijkbaar voorstel komt om het dossier te ontmijnen en zo de sociale vrede te garanderen. Maar de Belgische loonkostenhandicap is daarmee niet weg, integendeel. De Belgische bedrijven zullen nog jaren met een concurrentienadeel kampen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content