ACV-voorzitter Marc Leemans waarschuwt nu al dat het sociaal overleg zo goed als onmogelijk wordt als de volgende regering een indexsprong zou doorvoeren.
Hij voegt er gelijk aan toe dat een verschuiving van de lasten van arbeid naar consumptie een belastingverhoging is voor de werknemers en de uitkeringstrekkers, tenminste als die operatie wordt geneutraliseerd in de index. Vreemd dat de ACV-voorzitter in zijn betoog de grote vermogens vergeet. Want als één groep lijdt onder zo’n taxshift die nu op de tafel van de Zweedse regeringsonderhandelaars ligt, dan zijn het wel de mensen die van hun kapitaalinkomsten leven. Een stijgende btw verplicht hen hun vermogen aan te spreken en dus hebben we hier te maken met een impliciete kapitaalbelasting.
Een hogere btw is een impliciete kapitaalbelasting
Maar dat zegt Leemans dus niet. Evenmin wijst hij op de simulaties van de Nationale Bank en het Federaal Planbureau, die hebben aangetoond dat een vermindering van de werkgeversbijdragen het grootste effect heeft op de concurrentiekracht en de creatie van jobs. En dat gebeurt de komende jaren het best via een taxshift van arbeid naar consumptie. Een indexsprong is dan nodig om te vermijden dat de prijsstijgingen de lonen — en de loonkosten — doen toenemen.
Sommige economen vinden de discussie over de nood van een indexsprong niet op zijn plaats omdat er zo goed als geen inflatie is. Dat klopt, maar in februari 2015 wordt de spilindex overschreden en moeten uitkeringen en later ambtenarenlonen stijgen. Een indexsprong — voor de overheid en in de privésector — zou op dat moment het ideale middel zijn om aan het begin van de legislatuur besparingen door te voeren en de bedrijven meer ademruimte te geven. De boodschap voor de Zweedse onderhandelaars luidt dus: ga toch maar voor die indexsprong.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier