Frank Dikötter: ‘China heeft zijn tijd gehad’

FRANK DIKÖTTER "China zou nergens staan zonder de Verenigde Staten."
Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur Trends

Afgelopen zondag vond het vijfjaarlijkse congres van de Chinese communistische partij plaats. Maar ondanks al zijn allure is het land onherroepelijk op zijn retour, aldus de internationaal gereputeerde China-kenner Frank Dikötter. “Lange tijd geloofden de Chinezen in een betere toekomst, zolang ze maar binnen de krijtlijnen bleven. Dat geloof is voorbij.”

“China lijkt op een tanker die er van een afstand indrukwekkend uitziet – met de kapitein en zijn luitenants fier op de brug – terwijl de matrozen benedendeks vertwijfeld water pompen en gaten dichten om het schip drijvend te houden.” Zo luidt het in de aanhef van China na Mao, het nieuwe boek van Frank Dikötter, hoogleraar aan de Universiteit van Hongkong en een internationale autoriteit als kenner van de recente Chinese geschiedenis. In zijn stevig gedocumenteerde boek ontrafelt Dikötter genadeloos de zelfworsteling van China na de dood van Mao Zedong in 1976 tot het aantreden van Xi Jinping in 2012. Het beeld is vooral ontnuchterend. Als de Chinese leiders ooit democratische ambities hadden gehad, dan was dat meestal schone schijn. Deng Xiaoping bijvoorbeeld, de nieuwe sterkhouder na Mao die in het Westen doorgaat als hervormer, bleek in werkelijkheid een diehard partijman, die niet vies was van harde repressie en campagnes tegen ‘geestelijke vervuiling’ die doen denken aan de Culturele Revolutie onder Mao.

Eenpartijstaten kunnen een tijdlang economisch goed boeren, maar uiteindelijk raken ze nooit echt ver

Als het land intussen bleef functioneren, was dat veeleer ondanks de oekazes uit Peking. Toen de Chinezen na de dood van Mao honger leden en soms boomschors moesten eten om te overleven, herverdeelden lokale kaderleden de grond stilzwijgend onder de boeren, die gewassen verbouwden waar op de zwarte markt veel vraag naar was. Dankzij de zelfredzaamheid van de boeren ontstonden bloeiende dorpsondernemingen die eigen gewassen verwerkten. Maar ook de stedelingen trokken zich uit de slag. Eind 1976 telde Sjanghai meer dan veertig zwarte markten. “Overheidsdienaren die daartegen wilden optreden, werden op de vingers getikt, uitgescholden of soms zelfs in elkaar geslagen”, schrijft Dikötter.

Bekijk ook Trends Talk met Kurt Vandeputte

‘Bedrijven zullen niet moeten kiezen tussen China en VS’

De planeconomie modderde intussen aan. Kwaliteit was niet belangrijk, de productiedoelen halen wel, met ‘blinde productie’ tot gevolg. Begin jaren tachtig bijvoorbeeld werden meer naaimachines, fietsen en horloges geproduceerd dan de verarmde Chinese bevolking kon kopen. Als zondag het twintigste congres van de Chinese communistische partij van start gaat, staat de ‘beveleconomie’ nog altijd overeind, maar ze gaat – net als vroeger – gebukt onder problemen, zoals een schuldenberg, een vastgoedcrisis en een economische groei die voor het eerst sinds 1990 achterloopt op die de rest van Azië.

Als alles goed gaat, krijgt Xi Jinping op het congres een derde termijn als partijleider. In hoeverre is dat een primeur?

FRANK DIKÖTTER. “Doet het ertoe? In een eenpartijstaat komen titels niet noodzakelijk overeen met macht. Deng Xiaoping bleef nog aan de touwtjes trekken toen hij geen officiële titels meer had, behalve die van voorzitter van de schaakbond. Ik begrijp je vraag wel. Het is verleidelijk om, zoals in een democratie, de termijn van een mandaat te koppelen aan macht. Maar China is geen democratie.”

Is het mogelijk dat Xi aan de macht blijft, ook al krijgt hij geen derde termijn?

DIKÖTTER. “Dat zou kunnen. Of juist niet. Toen Jiang Zemin aftrad in 2002, behield hij ook veel macht. Dat zie je aan de moeite die Xi Jinping – die pas aantrad in 2012 – had om mensen van de Jiang Zemin-clan te marginaliseren of weg te zuiveren. Na het aantreden van een nieuwe dictator zijn er altijd zuiveringen. In China duren die gewoonlijk twee tot drie jaar. Bij Xi heeft het tien jaar geduurd. Dat is een teken van zwakte.”

Het Westen vergaapt zich aan het machtsvertoon van Xi?

DIKOTTER. “Ja, en dat is het gevaar met dictators. Ze steken veel energie in hun imago van macht en stabiliteit, ook al verkruimelt hun invloed achter de schermen. Een uitzondering is Noord-Korea, waar de macht stevig in handen blijft van een familiedynastie. Maar in de meeste eenpartijstaten degradeert de machthebber het belang van zijn voorganger, terwijl hij zichzelf portretteert als een sleutelfiguur in de geschiedenis van de partij. Xi is daar geen uitzondering op.”

Je hoort wel eens zeggen dat de interne machtsstrijd in de Chinese communistische partij iets weg heeft van een democratie, in de zin dat er verschillende fracties en opinies naast elkaar bestaan en naar de macht dingen.

DIKÖTTER. “Dat is je reinste onzin. Natuurlijk spreken mensen met elkaar in de wandelgangen. Maar in een dictatuur is iedereen bang voor zijn overste. Als de Chinese premier Li Keqiang, de nummer twee van het land, een presentatie geeft aan Xi Jinping, de nummer één, is hij bang. Als de leden van het Permanent Comité van het Politbureau (het toporgaan van de partij, nvdr) Xi benaderen, moeten ze door een metaaldetector. Ze leven allemaal in angst. Angst is eigen aan eenpartijstaten.”

U gaat mij toch niet zeggen dat er aan de Chinese top, net als in de machtscenakels van een democratie, geen deals gesloten worden?

DIKÖTTER. “Natuurlijk is er koehandel. Maar het is een koehandel die gelijkt op de werking van de maffia. Ik controleer de stad, en als jij mijn orders niet opvolgt, dan breek ik jouw knieschijven. China is een maffiasysteem, zo werkt het daar. Mensen zijn bang dat de machtigen op elk moment hun carrière kunnen beëindigen.”

Er is al vaak voorspeld dat het Chinese systeem ten onder zou gaan aan zijn interne tegenstellingen. Het is er nog altijd niet van gekomen.

DIKÖTTER. “Uiteraard. Het economische standaardhandboek van de Sovjet-Unie, dat in 1961 verscheen, voorspelde dat de sovjeteconomie die van de Verenigde Staten zou inhalen tegen 1978. In de jaren zeventig en tachtig werd het boek meerdere keren herzien, tot de Sovjet-Unie opeens niet meer bestond. Er zijn al meer voorspellingen geweest over eenpartijstaten die buitengewoon machtig zouden worden. Het is een feit dat ze een tijdlang economisch goed kunnen boeren, maar uiteindelijk raken ze nooit echt ver. Dat zien we ook in China.

“Toen Deng eind jaren zeventig het roer overnam, was de levensstandaard van de gewone Chinees lager dan eind jaren veertig. Er waren dertig jaar verspild. In de jaren tachtig en negentig ontwikkelde China zich wel, maar het deed in feite niets meer dan de economische achterstand inhalen die het had opgelopen tijdens de catastrofale Grote Sprong Voorwaarts van 1958 tot 1962. Tegen 2001 stond China volgens de Wereldbank op plaats 130 op de wereldranglijst van het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking. In 1976 stond China op plaats 123. De gemiddelde welvaart in China was dus lager in 2001 dan in 1976.”

Niettemin heeft China het sinds 2001 niet slecht gedaan.

DIKÖTTER. “Het antwoord daarop bestaat uit drie letters: WTO (de Wereldhandelsorganisatie, waarvan de leden zich verbinden tot een regelgevend kader voor internationale handel, en waarvan China lid werd in 2001, nvdr). Vanaf toen heeft China zijn armoede kunnen exporteren naar de rest van de wereld. Want het bleef een socialistische economie. Het lidmaatschap liet China toe om zijn bedrijven – open en verborgen – met eindeloze subsidies te steunen om de aardbol te veroveren. Dat werkte zo goed dat in 2002, een jaar na de toetreding, zelfs Bangladesh niet meer kon concurreren met de Chinese kledingindustrie. In Bangladesh waren de lonen nochtans 20 tot 30 procent lager dan in China, maar de onderwaardering van de Chinese munt maakte dat goed. Geen enkel land kon optornen tegen China, ook Mexico niet, een producent van kleding, schoenen en elektronica. In twee jaar zag Mexico meer dan vijfhonderd buitenlandse fabrieken vertrekken naar China. In de Verenigde Staten stonden tegen 2004 hele productiecentra te verkommeren.”

Uitgerekend de Verenigde Staten effenden voor China het pad naar het WTO-lidmaatschap, via de toekenning van het statuut van meest begunstigde natie in 1980. Daardoor kon China uitvoeren naar de Verenigde Staten tegen dezelfde gunstige voorwaarden als de andere Amerikaanse handelspartners.

DIKÖTTER. “China zou vandaag nergens staan zonder de Verenigde Staten. Amerikaans president Jimmy Carter heeft China dat statuut van meest begunstigde natie toegekend. Carter onderhield persoonlijke relaties met sovjetdissidenten, maar zweeg over de rechten van de Chinese dissident. Toen hij in 1987 China bezocht en een journalist hem vroeg naar de in het buitenland bekende dissident Wei Jingsheng, beweerde Carter niet bekend te zijn met zijn zaak. Amerikaans minister van Buitenlandse Zaken Henry Kissinger was de eerste naïeve bewonderaar van China, net als president Richard Nixon, die in 1972 naar het land reisde. Ze omhelsden China als een vriendelijke macht, die de Verenigde Staten zou helpen om de Sovjet-Unie in de hoek te duwen. Maar zelfs toen de Sovjet-Unie ineenstortte en niet langer een bedreiging was, bleven de Verenigde Staten China omarmen.”

China is een maffiasysteem. Als jij mijn orders niet opvolgt, dan breek ik jouw knieschijven, zo werkt het daar

Hoe konden de Verenigde Staten zich zo misrekenen?

DIKÖTTER. “Was het misrekening? Of berekening? Tijdens de Aziatische financiële crisis in 1997 begon Chinees partijleider Jiang Zemin staatsbedrijven te fuseren tot grote conglomeraten, die een beursnotering kregen in Hongkong en New York. Een voorbeeld is China Telecom. Die beursgang bracht 4,5 miljard dollar op, wat van China Telecom het op vier na grootste telecombedrijf ter wereld maakte. Hoe krijg je zo’n beursnotering voor elkaar? Met de hulp van een leger bankiers, zakenadvocaten en beursanalisten. Hier hebben dus heel wat Amerikanen geld verdiend, inclusief Henry Kissinger, via zijn consultancybedrijf Kissinger Associates.

DENG XIAOPING
DENG XIAOPING “Elke dictator is een goede acteur.”© Gamma-Rapho via Getty Images

“Maar er is meer. Door de toetreding van China tot de WTO kon een ondernemer in de Verenigde Staten, Mexico of elders niet concurreren tegen China. Dan blijft een simpele keuze over: bankroet gaan, of arbeid exporteren naar China. Zo werden ook ondernemers supporter van China. We geloofden graag dat het land op weg was naar meer vrijheid, openheid en democratie. Maar misschien was dat geloof een berekening gebaseerd op geld.”

Was het ook geen goedgelovigheid? Uw boek wordt bijna grappig als u beschrijft hoe Japan en vooral de Verenigde Staten zich laten inpakken door de charmes van Deng bij zijn bezoek aan die landen. Bij een rodeo in Texas zette Deng een cowboyhoed op en zwaaide naar de menigte. Hij beloofde dat hij in China een democratie zonder beperkingen zou invoeren.

DIKÖTTER. “Elke dictator is een goede acteur. Ook Adolf Hitler en Stalin konden mensen inpakken. Zijn ware bedoelingen verbergen is cruciaal voor een dictator. Tijdens zijn gesprek met Jimmy Carter gebruikte Deng de Muur van de Democratie als bewijs van de vrije meningsuiting in China. Het ging om een lange bakstenen muur in Peking waarop mensen vrijelijk hun grieven of politieke eisen konden afficheren. Na zijn thuiskomst liet Deng de Muur van de Democratie schoonschrobben. It takes two to tango. De onwil van de Verenigde Staten om te zien wat er echt gebeurde in China, spoorde mooi met de wil van de Chinezen om de Amerikanen te entertainen.”

Het valt op dat veel vrij ondernemerschap blijft bestaan binnen het communistische systeem. Er zijn niet alleen de dorpsondernemingen en de zwarte markten, zelfs privébedrijven speelden onder één hoedje met de staatsbedrijven.

DIKÖTTER. “In de jaren zeventig en tachtig zag je inderdaad een stille revolutie op het Chinese platteland, waar mensen hun ondernemerstalent gebruikten om zichzelf uit de armoede te hijsen. Maar sinds 1989 zijn het toch vooral partijleden die van hun ondernemerstalent hebben kunnen gebruikmaken. Gewone mensen werden losers. Dat zijn ze vandaag nog altijd, vooral op het platteland, waar vooralsnog de meerderheid van de Chinezen woont. (Neemt zijn bril af en toont hem.) Een kind op het Chinese platteland kan zich niet of nauwelijks een bril veroorloven. Dat is het China van vandaag.”

Het is dat soort sociale en economische achterstelling die in 1989 tot het protest op het Tienanmenplein heeft geleid.

DIKÖTTER. “We zien dat protest vaak als een democratiseringsbeweging van studenten en intellectuelen, maar het was veel meer dan dat. Het land stond aan de rand van een burgeroorlog, het gevolg van een economisch systeem dat grote delen van de bevolking verarmd had. Tegen 1988 bedroeg de inflatie maar liefst 48 procent, wat de temperatuur bij de bevolking danig deed oplopen. Partijleden kunnen echter profiteren van het systeem. Ik zeg niet dat het familiaal gerunde winkeltje op de straathoek geen kansen krijgt, maar de echte maatschappelijke breuklijn loopt tussen leden en niet-leden van de communistische partij.”

Vanaf de toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie heeft China zijn armoede kunnen exporteren naar de rest van de wereld

Toch geeft uw boek niet de indruk dat de gewone Chinees wakker ligt van de macht van de partij. Hij of zij komt weet zich altijd wel te redden.

DIKÖTTER. “Chinezen mogen hun brood verdienen, zolang ze zich buiten de politiek houden. Dat is altijd de boodschap geweest van de partij, ook in 1989, toen ze die boodschap kracht bijzette met 100.000 soldaten, 200 tanks en bloed op het Tienanmenplein. De Chinese staat kan mensen in een vingerknip ruïneren, niet alleen gewone stervelingen, ook miljardairs, die plots vaststellen dat al hun bezittingen staatseigendom geworden zijn. Bovendien telt een dictatuur vele dictators. Is de dorpsbestuurder een vriendelijke man, dan heb je geluk. In het andere geval kan je leven een hel worden. Verhuizen en een limonadekraampje opzetten in de stad, gaat niet zomaar. Er is een zekere bewegingsvrijheid, maar je kunt altijd teruggestuurd worden naar je dorp van herkomst. Het gevolg van alle willekeur is dat je het hoofd buigt.

“Toch zijn er ook periodes dat je met veel wegkomt. Een nieuwe partijleider draait eerst de duimschroeven aan, om enkele jaren later zijn greep wat te lossen. Want je kunt nu eenmaal niet alles en iedereen permanent controleren. Op dat gebied gaat de slinger heen en weer in China. Het volk probeert van onderuit telkens weer de grenzen te verleggen en meer vrijheid te veroveren, tot de partijtop vaststelt dat het welletjes is geweest en de schroef weer aandraait.”

Zo kan het toch niet eeuwig doorgaan?

DIKÖTTER. “Dat is de reden waarom Xi Jinping nu al tien jaar de duimschroeven aandraait. Alleen zit de partij opgescheept met een reeks problemen van eigen makelij die ze niet langer voor zich uit kan schuiven. Het eenkindbeleid heeft geleid tot een demografische crisis. Je kunt de cijfers van de Chinese overheid niet vertrouwen, maar allicht is de bevolking al een tijdje aan het krimpen. Het economische beleid van de voorbije dertig, veertig jaar leidde dan weer tot een schuldenberg. In principe kan een economie haar schulden ontgroeien, maar de Chinese productiviteit zakt gestaag. Het grootste deel van de rijkdom vloeide naar de staat, niet naar de mensen. In 2020 merkte premier Li Keqiang op dat meer dan 600 miljoen mensen moesten leven van slechts 140 dollar per maand, wat onvoldoende was om een kamer te huren in de stad. Lange tijd geloofden de Chinezen in een betere toekomst, zolang ze binnen de krijtlijnen bleven. Dat geloof is voorbij.”

Gaat China naar een diepe crisis?

DIKÖTTER. “Ja, maar zonder grote schok, dankzij de dempende werking van het systeem. Er komt bijvoorbeeld geen stormloop op de banken, want die zijn in overheidshanden.”

Het systeem zal dus niet plotseling imploderen?

DIKÖTTER. “Het wordt eerder langzaam wegzinken. China heeft zijn tijd gehad.”

Frank Dikötter, China na Mao. De opkomst van een supermacht, Spectrum, 464 blz, 37,99 euro

Bio

– Geboren in 1961 in Nederland

– Studeert geschiedenis en Russisch aan de Universiteit van Genève

– Verblijft twee jaar in China om Chinees te studeren

– Haalt in 1990 een doctoraat in de Chinese geschiedenis aan de School of African and Oriental Studies (SOAS) in Londen

– Wordt in 2002 professor moderne Chinese geschiedenis aan SOAS

– Is sinds 2006 hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit van Hongkong

– Schrijft twaalf boeken over China, waaronder Mao’s massamoord (2011), bekroond met de Samuel Johnson Prize for Non-Fiction

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content