Eindrapport regering-Michel: economen evalueren vijf jaar sociaaleconomisch beleid
‘Anders en beter’ titelde Trends bij het aantreden van de regering-Michel in oktober 2014. Vier en een half jaar later is het tijd voor een balans. Vijf economen maken die voor Trends.
‘It’s still the economy, stupid.’ De slogan die het VBO de politieke wereld in de aanloop naar de parlementsverkiezingen van 26 mei toewerpt, liegt er niet om. De werkgeversorganisatie benadrukt dat de focus in de komende legislatuur op het sociaaleconomisch herstelbeleid moet liggen.
Dat was de voorbije jaren ook het motto van de regering-Michel I. Die noemde zichzelf een sociaaleconomische herstelregering en pakt graag uit met een fraaie banengroei, te danken aan de taxshift die de concurrentiekracht van de ondernemingen versterkte en de koopkracht aanzwengelde. De partijen van de Zweedse coalitie kregen vorige maand een steuntje van het onderzoek van Joep Konings en Gert Bijnens. Zij becijferden het effect van die maatregelen op de tewerkstelling voor de periode 2014-2018. Van de 230.000 banen die werden gecreëerd tussen het derde kwartaal van 2014 en het derde kwartaal van 2018, zijn er 133.000 voor een dienstverband in de private sector. Van die 133.000 banen is 55 procent (73.000) te danken aan de taxshift, de indexsprong en de aanpassing van de wet op de loonnorm. En dan volgde nog de hervorming van de vennootschapsbelasting.
Maar Michel I kreeg ook kritiek, op het ondermaatse begrotingsbeleid (het beloofde evenwicht werd niet bereikt), de schuchtere pensioenhervormingen en de wat vreemde ingrepen in de vermogensfiscaliteit, met de effectentaks en de verhoging van de roerende voorheffing naar 30 procent.
Trends vroeg aan vijf economen het beleid van de regering-Michel te evalueren op basis van vijf vragen: de beste maatregel, de slechtste maatregel, de gemiste kans, de verrassing en de overbodige ingreep. Bart Van Craeynest (Voka), Geert Janssens (Etion), Véronique Goossens (Belfius), Gert Peersman (UGent) en Etienne de Callataÿ (Orcadia) vellen hun oordeel.
+ De beste maatregel
Geert Janssens (hoofdeconoom werkgeversorganisatie Etion). “Zonder twijfel de taxshift die, zoals uit het onderzoek van de KU Leuven blijkt, wel degelijk voor extra banen heeft gezorgd. Maar tegelijk mogen we niet te enthousiast zijn, want de maatregel is niet gefinancierd. Al zeer snel berekende de Nationale Bank dat het om een belastingverlaging gaat, die ondanks de terugverdieneffecten een miljardenput doet ontstaan. Daarnaast was de verlaging van de vennootschapsbelasting cruciaal. Die heeft vermeden dat België uit het Europese peloton werd gefietst.”
Bart Van Craeynest (hoofdeconoom Voka). “De verlaging van de lasten op arbeid via de taxshift. De zwakste schakel van onze welvaartsstaat blijft het feit dat er in België opmerkelijk weinig mensen aan het werk zijn. De zware lasten op arbeid – zowel voor de werkgevers als voor de werknemers – zijn daarin een belangrijke factor. De inspanningen om die lasten te verlagen, zijn positief voor onze arbeidsmarkt. Maar er is meer nodig.”
Véronique Goossens (hoofdeconoom Belfius). “De taxshift, de indexsprong en de verstrenging van de loonnorm zijn onmiskenbaar de belangrijkste ingrepen. België had behoefte aan maatregelen die onze loonkosten competitiever maakten. Vooral de taxshift heeft een groot effect gehad op de banencreatie. Dat zien we nu nog altijd. De taxshift was ook origineel in zijn opzet. In plaats van alleen de bedrijven een lastenverlaging te verlenen via de patronale bijdragen, hebben ook de werknemers ervan kunnen genieten dankzij een hoger nettoloon. De toegenomen koopkracht en de aanhoudende banengroei houden onze economie dit jaar overeind.
“Anderzijds had de taxshift nog verder kunnen gaan. De impact was het grootste voor de laagste lonen, maar voor de gemiddelde lonen blijft het verschil tussen de loonkosten en wat iemand netto overhoudt er in Europa flink bovenuit springen. Een nieuwe taxshift zou mooi zijn. België scoort heel laag voor belastingen met een milieu-impact. We weten dus waar we de gemiste inkomsten kunnen zoeken.”
Gert Peersman (Universiteit Gent). “De beste maatregel is volgens mij het wegwerken van de loonhandicap tegenover de buurlanden. Dat is belangrijk voor de toekomst.”
– De slechtste maatregel
Geert Janssens. “De effectentaks was een voorbeeld van symboolpolitiek. De constructie op zich, met een drempel, is al bedenkelijk. De hoogte van de drempel, 500.000 euro, is bovendien zeer arbitrair. Vermogen heeft voor mensen zonder noemenswaardig pensioen – zoals zelfstandigen of vennoten – een andere betekenis dan voor ambtenaren die de rest van hun leven een zogenaamd uitgesteld loon krijgen. Idem voor mensen uit de privésector, wier pensioenuitkering is begrensd en daardoor vaak aangewezen zijn op eigen spaarmiddelen om hun levensstandaard op hun oude dag veilig te stellen. Voor wie het geluk heeft lang te leven, is een half miljoen euro dan een relatief klein bedrag.”
Bart Van Craeynest. “Het gepruts met de belastingen op vermogensinkomsten. Een belangrijk probleem van ons belastingstelsel is dat het veel te complex is en te veel onbedoelde neveneffecten genereert. Dat is zeker ook het geval in de vermogensfiscaliteit. Maatregelen zoals de effectentaks en de hogere roerende voorheffing, onder druk van de roep om een ‘rechtvaardige’ fiscaliteit – wat dat ook mag betekenen – hebben die complexiteit niet verminderd, wel integendeel.”
Véronique Goossens. “De verhoging van de roerende voorheffing naar 30 procent was geen gelukkige beslissing. Dat tarief is wel erg hoog in vergelijking met de ons omringende landen. Anderzijds heeft een overheid wel stabiele inkomsten nodig als ze een taxshift organiseert. Inkomsten uit kapitaal zijn dan een logische bron, hoewel kapitaal in ons land al zwaar wordt belast. De registratie- en erfenisrechten bijvoorbeeld blijven hoog.
“Anderzijds kan je je de vraag stellen waarom inkomsten uit kapitaal slechts hier en daar worden belast. Dividenden wel, maar een meerwaarde op een verkoop van een bedrijf niet. Beurstransacties wel, meerwaarden op aandelen niet. En wel een belasting op de effectenrekening, maar vele spaarders genieten belastingvrij van hun intresten. Breng al die inkomsten in een grote pot, bepaal eventueel een belastingvrij stuk, en je kan er een ‘aantrekkelijker’ tarief op loslaten. Al is dat niet eenvoudig.”
– De gemiste kans
Geert Janssens. “Deze regering had de kennis en de bagage om ons belastingsysteem transparanter te maken en logischer te structureren. We hadden de weg naar een duaal systeem kunnen inzetten, dat de kapitaalinkomsten gelijk behandelt en de vele inconsistenties afbreekt. Te veel drukkingsgroepen houden zoiets tegen, maar vermoedelijk ontbrak het ook aan inzicht om zulke grote hervormingen erdoor te duwen.
Voorts is het niet saneren van de begroting een gemiste kans die op termijn grote gevolgen kan hebben. De regering had de taxshift beter moeten financieren. Er was van bij aanvang een oplopend tekort van 6 miljard euro. Waarom werd daar niet omzichtiger mee omgesprongen? De Nationale Bank had dat nochtans zeer duidelijk voorgerekend.”
Bart Van Craeynest. “De pensioenhervorming. De regering nam een paar belangrijke stappen, zoals de verhoging van de pensioenleeftijd en de inperking van vervroegde uittredingsmogelijkheden. Maar dat alles paste te weinig in een brede hervorming van de pensioenen. De focus moet liggen op meer mensen langer aan het werk houden. Het loutere verhogen van de pensioenleeftijd zal niet volstaan. Daarnaast moet ook de loonvorming bijgestuurd worden om te vermijden dat oudere werknemers te duur worden. Voorts moeten de pensioenbedragen in de verschillende stelsels meer op elkaar afgesteld zijn, en is er behoefte aan een bredere uitbouw van de aanvullende pensioenvoorzieningen. De regering liet de kans liggen om het pensioenstelsel klaar te maken voor de impact van de vergrijzing.”
Véronique Goossens. “Dat er geen oplossing is voor de zware beroepen, staat niet los van het pensioenprobleem. De sociale partners moeten dat regelen, maar dat is geen succes geweest. De regering had die knopen kunnen doorhakken. In de jongste studie van de studiecommissie voor de vergrijzing zijn de zware beroepen niet eens meegenomen in de berekeningen, omdat er geen akkoord over is. De kosten van de vergrijzing zijn dus weer eens onderschat.
Gert Peersman. “Het gebrek aan doortastende pensioenhervormingen. Hadden we zoals de buurlanden de wettelijke pensioenleeftijd al tijdens deze legislatuur geleidelijk opgetrokken, zouden we niet aan het staartje bengelen van het Europese groeipeloton, en zou de begroting er veel beter uitzien. Het feit dat we pas in 2025 en 2030 later met pensioen gaan, betekent bovendien dat we minstens tot dan blijven sukkelen zoals we bezig zijn.”
Etienne de Callataÿ (Orcadia). “Het gebrek aan structurele budgettaire verbeteringen en de pensioenen zijn goede kandidaten. Maar ik denk eerst en vooral aan het milieubeleid, of aan het gebrek daaraan.”
+ De verrassing
Geert Janssens. “De invoering van de winstpremie voor werknemers was voor ons de grootste verrassing. Dat ondernemingen zonder cao hun werknemers een graantje kunnen laten meepikken van de winst, is ronduit revolutionair. Het doorbreekt een aloude tegenstelling tussen arbeid en kapitaal die niet meer van deze tijd is.”
Bart Van Craeynest. “De verhoging van de pensioenleeftijd. De overgangsperiode is te lang, er blijft de kloof tussen de effectieve en de officiële pensioenleeftijd, en we doen weinig meer dan ons inpassen in de internationale trend. En toch is dit een maatregel die tot voor de regering-Michel zelfs niet bespreekbaar leek. De hogere pensioenleeftijd zou een krachtig symbool kunnen zijn om duidelijk te maken dat het ernst is met de noodzaak van langer werken.”
Véronique Goossens. “De grootste verrassing kwam er meteen na de regeringsvorming, toen de regering besliste de wettelijke pensioenleeftijd te verhogen naar 66 jaar vanaf 2025 en naar 67 jaar vanaf 2030. Een verrassing omdat de hervorming niet eens deel uitmaakte van het regeerakkoord. Het is een noodzakelijke en moedige ingreep, maar ook slechts een stap in de goede richting. Momenteel zijn er 2,6 miljoen gepensioneerden. Binnen tien jaar zitten we aan 3 miljoen. Een nog grotere beweging zien we in de tien jaar die daarop volgen. Vandaag kunnen we de vergrijzingsfactuur al nauwelijks betalen. Meer dan de helft van alle overheidsuitgaven (rentelasten niet meegerekend) gaat naar sociale maatregelen, zorg aan ouderen meegerekend. De enige manier om de kosten onder controle te krijgen, is langer werken. Vroeger met pensioen gaan, moet onmogelijk of financieel onaantrekkelijker worden. In vergelijking met de andere OESO-landen is onze effectieve pensioenleeftijd bij de allerlaagste.”
Etienne de Callataÿ. “Als het ook een negatieve verrassing mag zijn, noem ik de effectentaks. Hoe kan het dat deze coalitie aan zo’n maatregel gedacht heeft?”
Gert Peersman. “Hoe verbazingwekkend moeilijk het is om een hervormingsbeleid te voeren. We hadden een regering waarvan op voorhand de neuzen sociaaleconomisch in dezelfde richting stonden, en er was een periode van vijf jaar zonder verkiezingen. Toch zijn er maar weinig hervormingen gebeurd.”
– De overbodige maatregel
Bart Van Craeynest. “Het slechte toneel rond het begrotingsevenwicht. De regering heeft ervoor gekozen om te besparen, en met de zo gecreëerde budgettaire ruimte de belastingen te verlagen en dus niet om daarmee het begrotingsevenwicht te realiseren. Gezien de zware belastingdruk was dat verdedigbaar. Die keuze, samen met de budgettaire druk van de vergrijzing, maakte dat een begrotingsevenwicht onhaalbaar was. Daarvoor rekende de regering vooral op dalende rentelasten en een gunstige conjunctuur, maar die hebben weinig te maken met een echte gezondmaking van de overheidsfinanciën.”
Etienne de Callataÿ. “De hervorming van het pensioensparen, met een tweede plafond tegen een andere belastingvoet. In plaats van 940 euro mag u maximaal 1200 euro aftrekken van uw belastingen. Maar wie meer stort, ziet zijn fiscaal voordeel wel dalen. Die maatregel toont nog maar eens dat we nog lang niet aan een vereenvoudiging toe zijn.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier