Eenheidsstatuut zaait tweedracht
Het enthousiasme bij sociale partners over het nieuwe eenheidsstatuut arbeiders-bedienden is beperkt. Over de precieze impact ervan lopen de meningen uiteen, leert een interview met Jo Libeer (Voka) en Ferre Wyckmans (LBC-NVK).
Iedereen is het er wel over eens dat het een goede zaak is dat het gedateerde onderscheid tussen arbeiders en bedienden wordt weggewerkt. Maar de werkgevers vrezen dat de kosten voor de bedrijven zullen toenemen door de gestegen opzegtermijnen voor arbeiders.
De vakbonden zijn dan weer ontevreden omdat de nieuwe maximale opzegtermijn op interprofessioneel en sectoraal niveau vastligt. Enkel op bedrijfs- of individueel niveau kunnen bonden een hogere opzeg eisen. Ferre Wyckmans, algemeen secretaris van de christelijke bediendebond LBC-NVK, vindt dat er meer ruimte moet zijn voor overleg over de opzegtermijnen, zeker bij herstructureringen.
Voor Jo Libeer, de gedelegeerd bestuurder van de werkgeversorganisatie Voka, is dat een verstoring van het fragiele evenwicht van hogere, maar tegelijk maximaal vastgelegde opzegtermijnen.
“Ik heb nooit gehoord dat de nieuwe regeling inhoudt dat je niet boven de maximale opzegtermijn mag komen”, benadrukt Wyckmans. “Ik vind dat een onevenwicht. Je zou sectoraal onder de maximale opzegtermijn mogen gaan, maar niet erboven. Als niets mogelijk is behalve de wet, dan bedreigt dat de sociale vrede en is overleg onmogelijk.”
“Er waren twee mogelijkheden”, riposteert Jo Libeer. “Ofwel leg je minimale opzegtermijnen vast en laat je uitzonderingen naar boven toe. Ofwel leg je een maximum vast en is er verder geen discussie mogelijk. Maar nu kiest men voor een derde weg: een maximum waar je via onderhandelingen nog eens boven kan gaan. Het resultaat zijn de duurste ontslagkosten in Europa.”
Vooral werkgevers met veel arbeiders vrezen dat de ontslagkosten aanzienlijk verhogen. Klopt dat?
Jo Libeer: “Ja, en dat terwijl onze loonkostenhandicap al een groot probleem vormde. Op een moment dat in landen als Zweden gediscussieerd wordt over herindustrialisatie, schrikt bij ons zo’n duur akkoord investeringen en tewerkstelling af. Nochtans moeten we ernaar streven dat voldoende bedrijven winst maken, zodat de handelsbalans positief wordt. Wat we hier zien, is totaal verkeerd. De rekening volgt.”
Ferre Wyckmans: “Ik wacht nog altijd op de eerste berekeningen waaruit blijkt wie wat exact betaalt. Ik denk dat het akkoord voor een belangrijk deel betaald wordt door de hogere bedienden die meer dan 32.254 euro bruto per jaar verdienen. Hun opzegtermijnen gaan erop achteruit. Voor bedrijven met veel arbeiders zijn er financiële compensaties. Ik vraag mij af of er echt zo’n groot onevenwicht is.”
Zijn werkgevers met veel hogere bedienden beter af? In vergelijking met de oude opzegtermijnen leveren die bedienden in.
Ferre Wyckmans: “Ik heb de leden van Febelfin en Assuralia, de bedrijven uit de financiële en verzekeringssector, niet horen klagen. Maar let toch op met de term hoge bedienden. Dat zijn mensen met 2300 euro bruto op maandbasis. Dat is geen hoog loon. Een flink deel van de bedienden én de arbeiders zit boven die loongrens. Ik denk niet alleen aan de financiële sector, maar ook aan al wie in ploegen werkt. Zelfs de non-profitsector, waar weekend- en nachtwerk extra vergoed worden, komt in die categorie terecht.”
Jo Libeer: “2300 euro is inderdaad een modaal loon. Maar wat de Febelfins en de non-profitsector betreft: we gaan onze welvaart niet herstellen door enkel in te zetten op loonsystemen die alleen op de binnenlandse markt werken. Ik ben misschien brutaal, maar het zijn niet de ondernemingen die op interne markten actief zijn, die de handelsbalans in de goede richting doen gaan.”
U leest het interview met Jo Libeer en Ferre Wyckmans deze week in Trends.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier